Oplossing 1: thematisch lezen

Overal in de Alan Turingschool in Amsterdam zie je boeken. In de lichte hal, in de gangen, in de lokalen, op de tafeltjes van de leerlingen en in hun laatjes. Aan de wanden in de lokalen hangt werk van leerlingen over boeken, naast borden waarop verhaalstructuren zijn uitgetekend. Het tweede wat opvalt is de rust. De 234 leerlingen werken geconcentreerd in de lokalen, zelfs op de gang zijn ze stil.

Alles draait om lezen op deze basisschool, die in 2016 werd opgericht door Eva Naaijkens en Martin Bootsma. De eerste schoolleider, de ander een ervaren leerkracht. Ze bundelden hun krachten en gingen een zieltogende school op Wittenburg leiden die ze de Alan Turingschool doopten. Ze wisten meteen dat ze zonder lesboeken voor begrijpend lezen wilden werken, vertelt Bootsma. In plaats daarvan ontwierpen ze zelf hun methode van thematisch onderwijs op basis van rijke teksten. Door teksten te lezen in samenhang met de geschiedenis-, natuurkunde- of aardrijkskundelessen (‘wereldoriëntatie’ heet dat allemaal bij elkaar) vermijd je de willekeur van oefeningen in begrijpend lezen.

Vandaag zitten de leerlingen van groep 8 in het thema ‘bomen’. Op tafels in het lokaal liggen allerlei aantrekkelijke boeken, zoals de kinderversie van Het verborgen leven van bomen van Peter Wohlleben en ook het filosofische De eik was hier van Bibi Dumon Tak. ‘Via boeken leren kinderen de wereld kennen’, zegt Bootsma. ‘Ook moeilijke thema’s behandelen we aan de hand van een mooi boek.’ Lezen gaat op de school op Wittenburg, een wijk met veel jeugdcriminaliteit die hoog scoort op de ‘verloederingsindex’ van de gemeente Amsterdam, hand in hand met wereldburgerschap. Zo lezen de leerlingen onder meer De duik van Sjoerd Kuyper, een prachtig geïllustreerd en spannend boek over het koloniale verleden van Curaçao, en George van Alex Gino over een transseksueel kind. In totaal worden er per groep jaarlijks vijf boeken gezamenlijk gelezen, die in hoge stapels in de kasten klaarliggen.

Eerder in deze serie onderzochten we de bronnen van de stuitende leescrisis in het Nederlandse onderwijs. Gelukkig zijn er ook oplossingen. Dat thematisch lezen is oplossing één.

Oplossing 2: close-reading voor tekstbegrip

Niet alleen wat ze lezen, maar vooral hoe ze lezen is op de Alan Turingschool heel anders dan op veel andere scholen. Close-reading om de betekenis van de tekst te doorgronden helpt daadwerkelijk om meer kennis te verwerven en om beter te leren denken, zoals Adriaan van der Weel en Ruud Hisgen uitleggen in De lezende mens (2022). Hier wordt niet vluchtig gelezen, niet louter om de vragen te beantwoorden die bij begrijpend lezen onvermijdelijk wachten aan het einde van de tekst. In plaats daarvan lezen kinderen op de Turingschool om te leren: ze lezen teksten meerdere keren, zorgvuldig en met een potlood in de hand om aantekeningen te kunnen maken. Ze staan telkens stil bij de betekenis van wat ze lezen en verdiepen zich ook in de structuur van teksten. De hele klas komt samen tot tekstbegrip.

Behalve het maken van aantekeningen over de thema’s uit de verhalen schrijven de leerlingen ook zinnen op die ze mooi vinden. ‘Zelfs de stilte luisterde’, noteert een leerling uit groep 6 uit Daantje, de wereldkampioen van Roald Dahl. De literaire gesprekken over de verhalen gaan op deze school ook de diepte in. Is de vader van Daantje nu een dief, omdat hij de fazanten steelt? Waarom niet? ‘Die vader van Daantje doet stoute dingen en toch houd je van ’m’, zegt Ramona over Daantje’s vader.

Over George, die als Melissa door het leven gaat, zegt Abdullah: ‘Meester, ik begrijp het en ik kan me ook voorstellen hoe George zich voelt, maar in onze cultuur is dit onbespreekbaar.’ Uit de betrokken reacties van de leerlingen blijkt dat hier het hete hangijzer van het door de overheid verplichte curriculumonderdeel ‘burgerschap’ terloops wordt aangeleerd door in het gesprek de verbanden te leggen tussen het verhaal, het eigen leven van de leerlingen en de maatschappij.

Het vele lezen op hoog niveau heeft de Alan Turingschool het predicaat ‘excellente school’ van het ministerie van Onderwijs opgeleverd, en een bezoekje van minister Dennis Wiersma die in posts op sociale media de didactiek van de school roemt.

Daantje of De brief voor de koning in groep 6, is dat niet wat veeleisend voor deze doelgroep, die immers thuis niet altijd gewend is te lezen? Volgens Bootsma is dat goed te doen als de school het jaar voor jaar opbouwt. ‘Als je lezen echt wil bevorderen is het belangrijk om bij de belangstelling aan te sluiten en steeds een boek te kiezen dat net een iets hoger niveau heeft dan het vorige.’

Dat betekent dat je de leerlingen goed moet kennen. Zo loopt er bij Bootsma regelmatig een leerling uit groep 5 binnen die hij een boek uit de kast in het lokaal van groep 8 aanreikt. Bovendien moet de leraar zelf belezen zijn. Dat is minder moeilijk te bereiken dan het lijkt: één degelijk kinderboek per week maakt al een belezen leraar.

Is dit leesonderwijs haalbaar voor iedere school? Volgens Bootsma wel, maar alleen als de directie en het hele team erachter staan: ‘Goed leesonderwijs geven is geen kwestie van een enkele leuke lessenserie of een uitbreiding van de boekencollectie; het moet in het hele curriculum zijn verweven.’

In de ogen van veel onderwijsbestuurders en -adviseurs is dit kennisgerichte onderwijs ouderwets. Veel mensen (vooral degenen die zelf niet voor de klas staan) menen dat de 21ste eeuw eerder behoefte heeft aan ondernemerschap en aan digitaal vaardige werknemers dan aan kennis die je ook op internet kunt opzoeken. Veel onderwijsinnovators pleiten daarom voor projectgestuurd onderwijs waarin leerlingen bijvoorbeeld samen een probleem oplossen. Ze moeten dan zelfstandig kennis verwerven via digitale bronnen, discussiëren, onderzoeken, formuleren en rapporteren.

Maar inmiddels is duidelijk dat het denken zelf samenhangt met goed lezen. Dat zien degenen die deze werkvormen propageren over het hoofd. Digitale behendigheid komt dus ná geletterdheid, niet in de plaats daarvan. Wat ze ook negeren is het feit dat leerlingen eerst kennis moeten vergaren voordat ze problemen kunnen oplossen. ‘Vlinders die vergeten dat ze ooit rups zijn geweest’, noemt emeritus hoogleraar onderwijspsychologie Paul Kirschner deze categorie vernieuwers.

Oplossing 3: meer en betere jeugdliteratuur in de les

Gelukkig zijn er ook schoolleiders die geloven in rupsen. Femke Steegstra is een van hen. Kort nadat ze werd aangesteld als directeur van ’t Heidemeer in Sappemeer volgde ze met twee collega’s een cursus effectief leesonderwijs bij Bootsma en zijn collega Heleen Buhrs, en schafte meteen een grote collectie klassieke en recente kinderboeken aan. Daarvoor gebruikte ze een deel van de aan haar school toebedeelde ‘npo-gelden’, de subsidies van het ministerie van Onderwijs om de corona-achterstanden te bestrijden.

In Sappemeer staan nu volle kasten met aantrekkelijke boeken in iedere klas. De directeur en haar team hebben veel titels aangeschaft uit de top-honderd van de Grote Vriendelijke Podcast, een lijst moderne klassiekers, gekozen door jeugdliteratuurliefhebbers en lezers. Op deze lijst staan bijvoorbeeld Lampje van Annet Schaap en De gebroeders Leeuwenhart van Astrid Lindgren.

‘De school heeft heel hoge ambities voor haar leerlingen’, vertelt Steegstra. ‘In groep 5 zagen we dat de leerlingen twee leesniveaus vooruit gingen toen we naast de methode voor technisch lezen ook altijd een kinderboek lazen. Dat is een enorme groei.’ Bij geschiedenis schrijven de leerlingen tegenwoordig hun eigen samenvatting. ‘Ze doen het daardoor nu beter op de toetsen dan in de tijd dat ze een voorgedrukte samenvatting uit de methode leerden.’

De vooruitgang van ’t Heidemeer illustreert oplossing 3: meer en betere jeugdliteratuur in de les. Doordat de leerlingen nu veel uitdagende jeugdliteratuur in de les lezen, kunnen ze het beter en raken ze weer gemotiveerd om meer te lezen. Steegstra en haar collega’s zagen deze opwaartse spiraal duidelijk bij hun leerlingen: ‘Ouders vertellen ons dat kinderen thuis nu zelf naar boeken vragen.’ Thuis fictie lezen bevordert bovendien de algehele leesvaardigheid en leidt ook tot meer begrip van informatieve teksten, toont onderzoek aan. Toch wordt op de meeste scholen en ook in het beleid doorgaans nog een scherp onderscheid gemaakt tussen leesplezier en leesvaardigheid. Dit ondanks het feit dat er meer dan genoeg bewijs is dat die twee hand in hand gaan. Voor iedere basisschool met een bevlogen team is oplossing 3 een haalbare oplossing voor de leescrisis in de klas: meer fictie lezen met aandacht voor tekstkwaliteit en thema.

‘Het moet inmiddels toch wel het gesprek zijn op elke school: geloven we nog in onze lesmethode?’

Scholen die dat zelf nog aan het ontwikkelen zijn, kunnen ook de hulp inroepen van De Schoolschrijver. Een echte schrijver in de klas, ondersteund door lessen die de stichting zelf verzorgt, soms tot wel een half jaar rondom zo’n bezoek. Het gaat niet alleen om een auteur die voorleest in de klas, maar ook om het lezen, het praten over boeken en het zelf creatief schrijven. Leraren rapporteerden dat hun klassen vooruit gingen in schrijfplezier, leesplezier en taalvaardigheid, en dat de nieuwsgierigheid, fantasie en creativiteit van de leerlingen gestimuleerd werden door de projecten van De Schoolschrijver. Een op de vijf kinderen vertelde na afloop thuis dat ze zelf schrijver wilden worden.

Zolang oplossing 1, 2 en 3 nog geen gemeengoed zijn, verlaten veel leerlingen de basisschool met een te laag leesniveau. Het is de school dan niet gelukt om te compenseren voor de vele factoren die leesvaardigheid bedreigen, zoals een andere thuistaal, laaggeletterde ouders en te veel digitale afleidingen.

Oplossing 4: een actieve leeshouding

Eenmaal op de middelbare school presteren deze leerlingen onder hun niveau. Niet alleen bij Nederlands, maar bij alle vakken. Michelle van Dijk, docent Nederlands, hertaler van Couperus en veelgelezen blogger over leesonderwijs, ontwikkelde een speciaal programma voor deze leerlingen. Met het succesvolle Woordenaars (een aanpassing van het Amerikaanse programma Word Generation) kunnen leerlingen in de les Nederlands of het mentor-uur hun woordenschat voor schoolvakken als geschiedenis, biologie en wiskunde vergroten en hun actieve taalvaardigheid (spreken en schrijven) verbeteren. Van Dijk maakte Woordenaars, een gratis website waaraan talloze docenten uit het hele land een bijdrage leverden, uit onvrede met bestaande lesboeken. ‘Het moet inmiddels toch wel het gesprek zijn op elke school: doen wij wat nodig is? Geloven we nog in onze lesmethode?’ vraagt zij zich af op haar blog.

Voor sommige leerlingen betekent beter kunnen lezen het verschil tussen vmbo-tl en havo. Van Dijk vertelt dat veel van haar leerlingen in 2 havo aan het begin van het schooljaar het leesniveau van groep 8 hadden. Haar school, het Wolfert Tweetalig, staat in Noord, een wijk in Rotterdam waar dertig procent van de bewoners laaggeletterd is en waar veel mensen wonen met een migratieachtergrond en dus een andere moedertaal dan het Nederlands.

‘Lezen met begrip is een uitkomst én een proces’, stellen de Leidse leesonderzoekers Paul van den Broek en Christine Espin van de Universiteit Leiden in hun onderzoek Sturen op begrip: Effectief leesonderwijs in Nederland (2022). Nederlandse leesdidactiek richt zich vaak op het beantwoorden van vragen over de tekst en niet op de leesprocessen zelf.

Omdat Woordenaars, dat uit complete lessenreeksen voor de onderbouw bestaat, thematisch lezen met aandacht voor de tekststructuur verbindt met discussiëren en schrijven, hebben de leerlingen een actievere houding tijdens de lessen dan bij traditionele leeslessen. Van Dijks leerlingen in 2 havo gingen met sprongen vooruit en zitten inmiddels op het juiste leesniveau. Dus oplossing 4, aandacht voor het leesproces en een actieve houding, zorgde bij haar op school rechtstreeks voor grotere kansengelijkheid. Landelijk werken meer dan 125 leraren en zesduizend leerlingen met Woordenaars. Het Wolfert Tweetalig heeft dit schooljaar net als de Alan Turingschool het predicaat ‘excellente school’ gekregen.

Oplossing 5: maak Nederlands weer vakinhoudelijk

De woordenschat van biologie oefenen in de Nederlandse les is mooi, maar roept wel de vraag op: moet het vakspecifieke vocabulaire niet in de vakken zelf geleerd worden? Zou niet ieder vak op school ‘taalgericht’ moeten zijn? Er is immers geen kennisoverdracht mogelijk zonder zorgvuldig taalgebruik en welomlijnde definities. Leerlingen zouden in alle vakken hun dagelijks taalgebruik moeten leren afwisselen met ‘cognitieve academische taalvaardigheid’. Dat wil zeggen: abstractere taal waarin complexe verbanden gelegd kunnen worden (ondanks, omdat). De scholen waarin het onderwijsleergesprek wordt gebruikt in plaats van bijvoorbeeld ‘aanvink’-werkvormen of filmpjes kijken, trainen zulk taalgebruik.

Het voordeel van meer aandacht voor taal in de hele school is dat er bij Nederlands ruimte overblijft voor het vak Nederlands, waar nu zelden tijd voor is. Docenten Nederlands Auke Abma en Margreet Vermeulen van het Maris College gingen terug naar de basis, naar de vraag wat leerlingen moeten kunnen en kennen bij hun vak. Die leerdoelen werden verdeeld over thema’s die de vakinhoud van de neerlandistiek volgen: taalkunde, letterkunde en retorica (argumentatie). Op deze school kunnen we dus vast zien hoe het meer inhoudelijke curriculum Nederlands waar de experts al jaren om vragen er in de praktijk uitziet.

Op het Maris College onderzochten leerlingen van havo en vwo de afgelopen jaren taalkundige kwesties als de vraag ‘Hoe heeft de beleefdheid van een formulering invloed op de effectiviteit van een verzoek?’ Twee jongens analyseerden keukentafelgesprekken thuis om te ontdekken wat er gebeurt als je indirecte verzoeken letterlijk neemt. Een andere leerling onderzocht het verschil tussen de straattaal van het Laakkwartier, haar eigen wijk, en de Bijlmer. Zo komen we bij oplossing 5: integreer lezen met vakinhoud Nederlands.

Behalve meer inhoud wilden Abma en Vermeulen ook meer integratie: schrijven of presenteren leer je niet apart, maar is verweven met een thema als de ‘dystopische roman’. Hoe meer diepgang en integratie in de Nederlandse les, hoe gemotiveerder de leerlingen bleken.

Zo’n eigen curriculum klinkt als veel werk voor de docenten, maar het verzamelen van steeds nieuw geschikt materiaal gaat vanzelf. Zoals een collega van Abma zei: ‘Ik kan niets meer normaal lezen, ik zie opeens overal lesmateriaal.’ Zaken waar andere bovenbouwdocenten kostbare lesuren aan kwijt zijn, zoals herhaling van werkwoordspelling, formuleerfouten, signaalwoorden en ‘tekstverklaren’, werden radicaal afgeschaft; dat komt vanzelf aan de orde door het vele schrijfwerk. Alleen tijdens de examentraining krijgen leerlingen les in de leesstrategie die daarbij nodig is. De examenresultaten zijn uitstekend. Volgens de Onderwijsinspectie presteert het Maris College zelfs ‘boven de norm’.

Oplossing 6: investeer in de leraar

Als er zoveel goede en haalbare programma’s gratis online staan, waarom worden ze dan niet overal gebruikt? Omdat niet op iedere school genoeg bevoegde of bekwame docenten Nederlands werken. Er zijn vaak te weinig ‘eerstegraders’ die onderwijsontwerp in een doorgaande leerlijn in de vingers hebben. Soms hebben de secties ook te weinig continuïteit, of ligt een directie of een bestuur dwars en krijgen docenten te weinig tijd om een nieuw leerplan te ontwikkelen.

Veranderingen van onderop bereik je alleen met een goed bestuur en een stabiel en energiek team van hoogopgeleide docenten, dat zichzelf regelmatig inhoudelijk bijschoolt. Niet iedere leraar Nederlands is hiertoe in staat. De tweedegraads lerarenopleidingen verloren de afgelopen decennia de helft van hun vakinhoud, becijferde de Onderwijsraad. De consequentie is dat volgens onderzoek van het Kohnstamm Instituut zeventig procent van de hbo-docenten die aankomende leraren opleiden van mening is dat hun studenten niet in staat zullen zijn leerlingen goed te leren lezen. Oplossing 6 betreft dus de overheid en de besturen: zij kunnen investeren in inhoudelijke lerarenopleidingen en nascholingen, en de bevoegde leraar belonen op niveau, zoals het Red-Team Onderwijs ook bepleit.

Nascholing helpt niet altijd. Commerciële nascholingen zijn vaak te kort, te generiek en niet vakgericht genoeg om een heel leerplan te herzien. Het is immers efficiënter om voor een hele school een cursus ‘feedback geven’ van een middag of twee in te kopen dan om tientallen uren ontwikkeltijd per vakdocent extra te reserveren. Daarnaast is er veel synergie nodig om echte veranderingen in het schoolcurriculum te bewerkstelligen. Ook is het gratis en goede materiaal verspreid over het internet en niet voor iedereen te vinden. Eén centraal platform waar materiaal in een doorgaande leerlijn van vier tot achttien jaar op geplaatst kan worden, zou al enorm helpen.

Oplossing 7: lees met de leerlingen die dat nooit doen

Een kennisrijk curriculum wordt al snel geassocieerd met elitair onderwijs, dat geen oog heeft voor leerlingen met een migratieachtergrond en hun taalproblemen, of voor kinderen uit kansarme gezinnen of met praktisch opgeleide ouders. In werkelijkheid zorgt kennisoverdracht juist voor méér gelijkheid, zo blijkt keer op keer uit onderzoek, recent bijvoorbeeld van de Onderwijsinspectie en van Stanford University. Oplossing 7 luidt dan ook: lees juist kennisrijke teksten met de leerlingen die dat nooit doen of waarvan gedacht wordt dat ze het niet goed kunnen leren.

Dat beter lezen ook op het meest praktische schoolniveau kan, laat het Mundus College in Amsterdam Nieuw-West zien, dat ook een praktijkschool heeft: een vijfjarige opleiding voor leerlingen die een te laag niveau hebben voor een vmbo-advies in groep 8. Alle leerlingen in de brugklas van de praktijkschool hebben een leesachterstand, vertelt Maxe de Rijk, docent burgerschap en mentor aan het Mundus College. Die achterstand heeft een invloed op het schooladvies. Wie slecht scoort op Nederlands krijgt een lager advies voor het voortgezet onderwijs na de praktijkschool.

Lezers van papieren boeken zijn de beste lezers, maar juist arme kinderen hebben daar minder toegang toe

Het Nederlandse onderwijssysteem overschat volgens De Rijk wat ouders en kinderen thuis kunnen doen. ‘Als je niet uit een gezin komt waar Nederlands wordt gesproken en elke dag wordt voorgelezen, begin je groep 1 al met een achterstand. Die achterstand wordt alleen maar groter. Dat gaat ten koste van het zelfvertrouwen en plezier in leren van de kinderen.’

Op het Mundus College doen de docenten er alles aan om de leesachterstand weg te werken zodat een aantal leerlingen bijvoorbeeld vanuit de praktijkbrugklas naar vmbo-basis of -kader kan opstromen. Net als de Turingschool gaan ze hier uit van de gouden formule: thematisch lezen, geïntegreerd lezen en veel lezen. De school won in het najaar de tweejaarlijkse leesbevorderingsprijs van het Jan van Luxemburg-programma.

Deze drieslag thema-integratie-veel lezen wordt ook steeds vaker op de lerarenopleiding ingezet. De pabo De Kempel in Helmond bijvoorbeeld gaf dat vorm met een leesclub voor de negenhonderd studenten. De deelnemers krijgen zes kinder- en jeugdboeken per jaar cadeau en leren hoe je over boeken kunt praten. De boeken en de gespreksdidactiek kunnen ze zelf weer op hun stagescholen gebruiken.

‘Wat is een raamvertelling? En hoe wordt deze vertelvorm in het verhaal gevisualiseerd?’ Op tafel liggen kaartjes met vragen over de drie prentenboeken die de leden van de leesclub hebben gelezen. De vraag over de structuur gaat over Schildpad en ik, een dit jaar verschenen prentenboek van Marit Törnqvist over afscheid en ontheemding.

De leesclub, opgericht door docent Nederlands en literatuurwetenschapper Anne van Buul, valt buiten het verplichte lesprogramma, maar in vakken als Nederlands en aardrijkskunde wordt nu ook meer gelezen dan voorheen en wisselen studenten spontaan boekentips uit. ‘Sommige studenten zeiden bij de eerste bijeenkomst dat ze nooit lezen omdat ze lezen haten’, vertelt Van Buul: ‘Na een jaar leesclub lezen ze wel en is hun houding tegenover lezen echt veranderd.’

Ook op Hogeschool IPABO in Amsterdam ontwikkelen studenten hun literaire competenties in leesclubs. Lector kansengelijkheid Monique Leygraaf en docent-onderzoeker Inouk Boerma stimuleren naast de literaire competenties ook de kritische geletterdheid van hun studenten. Dat doen ze door expliciet aandacht te besteden aan de relatie tussen macht, taal en verhalen. In boekenclubs lezen studenten en docenten niet alleen jeugdliteratuur, maar ook romans als Amerikanah van Chimamanda Ngozi Adichie die laten zien dat er meer is dan een wit, westers perspectief op de wereld.

‘We bieden de vierdejaars studenten daarnaast de mogelijkheid activiteiten te ontwikkelen voor de leerlingen in hun stageklas waarmee ze ze uitdagen om machtsrelaties die spelen binnen een prentenboek of jeugdboek kritisch te analyseren. Het gaat om de manier waarop identiteit, taal en de samenleving worden gerepresenteerd’, vertelt Leygraaf. ‘Ik ben anders gaan kijken naar het woord “aanpassen”. Wie bepaalt hoe we moeten leven? Moeten we allemaal hetzelfde leven?’ luidde de reactie van een van de studenten op Amerikanah. Leygraaf: ‘Ook het stimuleren van kritische geletterdheid draagt bij aan het bestrijden van kansenongelijkheid.’

Oplossing 8: begin zo vroeg mogelijk met lezen

Mehmet (6) laat trots zijn iPad zien, waarop hij Netflix zat te kijken toen de voorlezer binnenkwam. Na enig aandringen legt hij de serie Squid Game (16+) opzij om het boek Agent en boef (3+) te lezen, waarin hij stuiterend van enthousiasme de plaatjes bij de voor hem nieuwe woorden op de pagina aanwijst: ‘politiebureau’ bijvoorbeeld en ‘portemonnee’. De VoorleesExpress is een van de interventies die bedoeld zijn om ongelijkheid aan de start van de schooltijd te bestrijden.

BoekStart is een ander programma dat gericht is op de thuissituatie: het biedt gratis koffertjes met voorleesboekjes aan en informatie over lezen voor ouders van baby’s. Roel van Steensel, onderzoeker en bijzonder hoogleraar leesgedrag aan de Vrije Universiteit (zijn leerstoel wordt gefinancierd door Stichting Lezen), stelde vast dat al deze programma’s tot op zekere hoogte werken, maar we weten niet van allemaal hoe de langetermijneffecten op de leesvaardigheid zullen zijn.

De meest invloedrijke maatregel is die van de voorschool: kinderdagverblijven voor kinderen uit kansarme gezinnen en gezinnen met een andere thuistaal. Er ligt op de voorschool meer nadruk op woordenschat dan in het gewone kinderdagverblijf, en kinderen worden er uitgedaagd om na te denken, in hele zinnen te spreken en verbanden te leggen. Het Kohnstamm Instituut publiceerde onlangs zijn bevindingen over het langetermijneffect van deze ‘voorschoolse educatie’. Hierin werden bijna drieduizend kinderen van tweeënhalfjarige leeftijd tot en met het einde van het basisonderwijs gevolgd.

De onderzoekers toonden aan dat de voorschoolbezoekertjes een enorm voordeel hadden op de anderen: de woordenschat maar ook de rekenvaardigheid en de werkhouding van deze kinderen zijn substantieel beter. Dat succes hangt wel af van de kwaliteit van dit voorschoolse onderwijs en ook van de vraag of de basisschool daarna verder gaat met een ‘vroegschoolse educatie’. Afstemming ontbreekt vaak nog. Lang niet ieder kind dat de voorschool nodig heeft, komt er ook terecht, ook door personeelstekorten. Soms is er gewoon geen plek omdat er niet genoeg pedagogische medewerkers zijn. De toeslagenaffaire speelt ook mee: sommige ouders durven hun kind niet aan te melden omdat ze bang zijn in de schulden te belanden. Ze zijn zo bang geworden om gebruik te maken van overheidsvoorzieningen dat hun kind de kans misloopt om al jong geletterd te raken.

Oplossing 9: meer echte boeken de klas in

Het klinkt onwaarschijnlijk, maar boeken zien doet al meer lezen. Zelf boeken bezitten heeft natuurlijk nog meer effect, dat is oplossing nummer 9. Wie boeken heeft en thuis boeken om zich heen ziet, leest meer, ook in de boeken die je niet bezit, ook dat blijkt steeds weer uit onderzoek. En als je meer papieren boeken leest, vind je lezen leuker.

Uit het nieuwste Pisa-onderzoek blijkt bovendien dat lezers van papieren boeken de beste lezers zijn, maar dat arme kinderen in Nederland juist steeds minder toegang hebben tot zulke papieren boeken. Thuis, op school en in de bibliotheek is het aanbod steeds schraler geworden. Om het probleem op te lossen moeten er dus meer boeken de klas in, niet meer fragmenten, zoals nu lijkt te gebeuren met kopietjes van pratenoverromanfragmenten.nl, of nog goedkoper: leerlingen de fragmenten laten lezen op hun eigen device.

Ook in het voortgezet onderwijs moeten veel boeken voorhanden zijn om leerlingen aan het lezen te krijgen en te houden, blijkt uit onderzoek van leesonderzoekers Mia Stokmans en Cedric Stalpers van Tilburg University. De kwaliteit van het aanbod schept de vraag, stellen zij. Als de samenwerking tussen scholen en openbare bibliotheken intensief is, kunnen leerlingen kiezen uit een uitgebreide en actuele boekencollectie: de voorwaarde om tot lezen te komen en een eigen smaak te ontwikkelen. ‘De geur van verse boeken wakkert de leeshonger aan’, schrijven zij.

‘Kilometers maken’, zoals leraren het noemen, werkt alleen voor leesvaardigheid als er een duidelijk afgebakend aanbod is. Dat wil zeggen ‘dat leerlingen boeken lezen die aansluiten bij hun leesniveau’, bleek uit een metastudie van Stephan Merke en collega’s van de Erasmus Universiteit. Het is nogal een open deur, maar blijkbaar een die nog niet overal openstaat: het heeft geen zin om na vijf delen Het leven van een loser ook nog deel zes uit de bieb te halen. Niet als je beter wil leren lezen in ieder geval.

Al met al is het geen heksenwerk, goed leren lezen en leren van boeken te houden. We weten al heel lang wat er werkt in de klas en daarbuiten. Er is een wereld te winnen als we de gedachte loslaten dat moeilijke boeken lezen zielig is voor leerlingen. Uiteindelijk is het immers juist de inhoud die leerlingen nieuwsgierig moet maken. Leesbevordering, voorlezen en boekenbezit voor iedereen vanaf de babytijd. De gratis voorschool voor alle kinderen met een achterstand, ook als de ouders niet werken. Geïntegreerd en thematisch veel-leesonderwijs met goede boeken en rijke teksten. Close-reading met de nadruk op begrip. Iedere school en ieder lokaal een bibliotheek met goede (jeugd)literatuur, en iedere gemeente voldoende openbare-bibliotheekvestigingen met goed opgeleide leesconsulenten. Beleid dat schoolbesturen dwingt om te investeren in onderwijskwaliteit en bevoegde, bekwame docenten. En niet te vergeten voldoende aandacht voor lezen en literatuur in de curricula van alle onderwijsopleidingen. Het wordt tijd om te laten zien dat we lezen serieus nemen.

Leesmethodes

Op internet zijn veel zinvolle en inspirerende didactieken en lesinvullingen van instellingen, wetenschappers en leraren te vinden. Betere teksten zijn er bijvoorbeeld op rijketeksten.org. Op litlab.nl van de Universiteit Utrecht kan het onderzoekend lezen van Nederlandse culturele teksten worden geoefend in aantrekkelijke ‘proeven’.

Voor het primair onderwijs is er de methode Focus van de leeswetenschappers Anneke Smits en Erna van Koeven van Hogeschool Windesheim. Zij publiceren hun bewezen effectieve leesmethode op het blog ‘Geletterdheid en schoolsucces’, en in een gratis te downloaden e-book. Een andere eenvoudige maar heel effectieve didactiek is List (LeesInterventie-project voor Scholen met een Totaalaanpak), die werd ontwikkeld voor de onderbouw van het basisonderwijs door Thoni Houtveen in samenwerking met de hogescholen Windesheim, Utrecht en Fontys. Concrete uitwerkingen van de List-methodiek staan op kinderboekenjuf.nl, een gratis website die wordt gemaakt door een team van vijftien leerkrachten. Vanaf groep 1 kun je inhoudelijk met kinderen praten over teksten. Behalve leuke titels op het juiste niveau geeft het team achter de site voorbeelden van vragen die je per boek aan de klas kunt stellen. Na List is er vanaf groep 5 Denk! Werk aan groei in begrip, ook van Thoni Houtveen. En er zijn inmiddels ook commerciële methoden van educatieve uitgevers die deze manier van werken inzetten, en die bovendien weer iets rijkere en langere teksten beginnen te gebruiken.

Dit was het vierde en laatste deel in de serie ‘De leescrisis’. Bij uitgeverij PICA verscheen onlangs het boek Omdat lezen loont: Op naar effectief leesonderwijs in Nederland onder redactie van Yra van Dijk, Marie-José Klaver, Els Stronks en Micha Hamel