Arme Mohamed al-Fayed. Hij is rijk. Hij draagt bonte overhemden met dassen in vloekende kleuren. Hij is klein maar stevig gebouwd en geneigd tot meppen op mannenschouders en damesbillen. Om het andere woord dat hij uitspreekt klinkt er een krachtterm. Hij groet hooggeplaatste personen alsof hij ze al jaren kent. Hij is een klassiek voorbeeld van de gewiekste zakenman: hij maakt op zijn handelspartners de indruk dat ze veel intelligenter zijn dan hij, en haalt ondertussen het onderste uit de kan. Hij groeide op als naamloze zoon van een leraar in de achterbuurten van de Egyptische kuststad Alexandrië, en bezit nu miljarden.
Maar het ene ding dat deze joviale 64-jarige rijkaard heeft willen bereiken in zijn leven, dat ene doel waarvoor hij al dertig jaar al zijn miljoenen inzet, is hem voorgoed ontglipt: het respect van het Britse establishment. En naarmate hij het harder probeerde, is hij alleen maar verder van dat doel verwijderd geraakt. Want uiteindelijk voelt de Britse elite natuurlijk louter afkeer van wat voor hen het prototype van een barbaar moet zijn, een afkeer die alleen maar groeide naarmate het duidelijker werd hoe goed de Engelse economie de obscure miljoenen van Al Fayed kon gebruiken.
IN 1985 LEGDE de toen nog vrijwel onbekende Mohamed al-Fayed samen met zijn broer Ali 689 miljoen dollar in baar geld op tafel voor de noodlijdende winkelketen House of Fraser, waarvan het beroemde Londense warenhuis Harrods het boegbeeld vormt. De Britten waren not amused over de aankoop van de Egyptenaar. Integendeel, het ministerie van Handel en Industrie begon eerst maar eens een onderzoek naar de herkomst van de Fayed-miljoenen. Iets illegaals werd er niet ontdekt - maar wel dat het verhaal dat Mohamed al-Fayed verspreidde over zijn afkomst uit een ‘oude, rijke Egyptische familie’ niet waar kon zijn.
Het was waarschijnlijker, aldus het rapport, dat het geld voor Harrods was verschaft door Al-Fayeds handelspartner, de exorbitant rijke sultan van Brunei. Fayed, zo bleek, was in Alexandrië begonnen als een kleine handelaar in Coca-Cola en Singer-naaimachines. Hij kreeg de kans van zijn leven in de jaren vijftig, toen de latere Saoedische miljardair Adnan Khashoggi hem aanbood deel te nemen in een onderneming die Egyptische meubelen naar Saoedi-Arabië exporteerde. Niet lang daarna trouwde Fayed met Kashoggi’s zus Samira, die in 1955 het leven schonk aan Dodi. Al-Fayed scheidde van haar na twee jaar en vertrok naar de Verenigde Arabische Emiraten, waar hij bevriend was geraakt met het staatshoofd van Dubai en met Engelse ontwikkelingsmaatschappijen mocht onderhandelen over investeringsmogelijkheden in de Golfstaten. ‘Uiteraard ontving Al-Fayed daarvoor de nodige vergoedingen en commissie’, zo vertelde Kashoggi later.
Het was dit makelaarsgeld dat de grondslag vormde voor Al-Fayeds fortuin - niks geen geërfd geld uit een oude familie. Al-Fayed stond voor het voltallige Britse establisment als leugenaar te kijk, al deed hij het hele onderzoek af als laster. ‘De elite kan niet accepteren dat een Egyptenaar eigenaar kan zijn van Harrods, dus gooien ze met modder naar me’, zei hij. En hij ging over tot het verwerven van een nieuwe reeks van Britser dan Britse objecten - naast hebbedingen als 64 Rolls Royces en wat huizen aan de Londense Park Lane, instituten als het befaamde satirische tijdschrift Punch, de Fulham Football Club, en Balnagow Castle in Schotland.
IN PARIJS KOCHT Al-Fayed het befaamde Ritz-hotel, en bovendien een villa die bekendstond als het huis Windsor, oftewel het liefdesnest van de Engelse koning Edward VIII (grootvader van de huidige koningin Elisabeth), die in 1936 afstand moest doen van de troon omdat hij wilde trouwen met de Amerikaanse gescheiden vrouw Wallis Simpson, waarna het paar verder als hertog en hertogin van Windsor door het leven ging.
Al-Fayed stopte een slordige vijftig miljoen dollar in de restauratie van de Parijse Windsor-villa. Hij werd daarvoor in Frankrijk onderscheiden met het Legioen van Eer, maar de waardering van de Britse elite had hij er nog altijd niet mee gewonnen. ‘Geen enkele Britse official zei zoiets als “Mohamed al-Fayed, dank je”,’ klaagde de man.
Wel wist hij zich middels het royaal sponsoren van de Royal Windsor Horse Show een plaats te verwerven in de koninklijke loge, waar hij kennismaakte met Elisabeth en de rest van de toen nog voltallige koninklijke familie, onder wie Diana. Een kennismaking die hij uitbreidde middels het schenken van tonnen aan goede doelen die iets met kinderen te maken hadden, zoals bekend een favoriete bezigheid van Diana.
In 1994, toen hij bijna tien jaar eigenaar was van Harrods, dertig jaar in Engeland woonde en bij zijn tweede vrouw vier Britse kinderen had verwekt, dacht Al-Fayed voldoende krediet te hebben opgebouwd om tenminste aanspraak te maken op het Britse staatsburgerschap. Maar zelfs die simpele vorm van erkenning werd hem geweigerd. Reden: op grond van het rapport van het ministerie van Handel en Industrie kon Al-Fayed niet als een burger van onbesproken gedrag worden beschouwd.
Toen moet er bij Al-Fayed iets geknapt zijn. Hij besloot dat de tijd gekomen was om aan de wereld te tonen dat de Britse machthebbers zijn geld, als het erop aankwam, wel degelijk wilden hebben. Hij had al in 1985 lobbyist Ian Greer in de arm genomen, die conservatieve Lagerhuisleden tegen contante betaling vragen liet stellen in het parlement die de zakelijke belangen van Al-Fayed konden bevorderen. Zeker twee Tories - Tim Smith en Neil Hamilton - hapten toe. ‘Die Neil Hamilton zou zijn moeder neuken voor een penny’, zei Al-Fayed later in de voor hem typerende spreektrant. ‘Ik huurde parlementsleden af zoals anderen taxi’s nemen.’
In 1995, nadat de geachte afgevaardigden jarenlang discrete bruine enveloppen in ontvangst hadden genomen, lekte Al-Fayed de zaak naar de pers. En passant stuurde Al-Fayed ook nog even een rekening van zijn Parijse Ritz-hotel naar de kranten, waaruit bleek dat de Britse staatssecretaris Jonathan Aitken en zijn vrouw zich daar op kosten van Arabische wapenhandelaren hadden laten fêteren. De verzamelde corruptieschandalen leidden niet alleen tot het aftreden van diverse parlementariërs, maar vormden ook een belangrijke factor in de ondergang van John Majors regering bij de verkiezingen van mei van dit jaar.
AL-FAYED HAD zijn wraak, al keerde het schandaal zich natuurlijk ook tegen hem en was elke kans op acceptatie door de machtigen van Groot-Britannië nu wel verkeken. Toen in 1995 en 1996 onderhandelingen over de aankoop van zowel de krant Today als het praatradiostation LBC om mysterieuze redenen abrupt werden afgebroken, wist Al-Fayed het al. ‘Hij is ervan overtuigd dat in beide gevallen de overheid erachter zit’, liet een woordvoerder weten.
Na de machtwisseling bij de jongste verkiezingen leek het tij te keren voor Al-Fayed. De romance tussen Dodi en prinses Diana, net als hij een uitgestotene van de upper class, leek hem de ultieme gelegenheid tot wraak te bieden. In augustus liet hij weten dat hij de inboedel van de Windsor-villa wilde laten veilen. ‘Ik heb een jonge familie die zich snel uitbreidt’, zei Al-Fayed cryptisch. ‘Ik wil vaker gebruik gaan maken van de Windsor-residentie.’
In de Britse tabloids verschenen onmiddellijk de bijpassende speculaties. Het zou toch niet zo zijn dat Diana en Dodi uitgerekend in deze villa een tweede liefdesnest wilden inrichten? Dat zou misschien nog wel schadelijker zijn voor het Engelse vorstenhuis dan de affaire van de hertog en hertogin van Windsor. Was dit wat Diana bedoelde toen ze een paar weken eerder verklaarde dat ze van plan was Engeland te verlaten?
Op de dag voor het ongeluk leken alle speculaties bevestigd te worden: nog voor hun diner in het Ritz-hotel nam Dodi zijn geliefde mee naar het huis Windsor en leidde haar daar rond.
Maar arme Mohamed al-Fayed. Ook dit laatste wapen tegen het establishment dat hij in handen kreeg, keerde zich uiteindelijk tegen hem.