Maar gelukkig had nu een diergedragskundige de poes eens grondig bestudeerd, op wetenschappelijke wijze. En het blijkt een nog fascinerender dier te zijn dan ik al dacht.

Poezen kunnen geen kleuren zien – alleen blauw en geel. Groen en rood weer niet, die zien ze als grijs. (Hoe dat is vastgesteld is een mysterie, dus we geloven het gewoon.) De extreem gevoelige neus van de poes is in staat om duizenden geuren te onderscheiden (wat volgens mij een serieus nadeel kan zijn als je in de stad woont) en het poezenoor kan elf octaven horen. Daarbij is zijn gehoor ultrasoon, waardoor hij ook vleermuizen hoort. Dat is altijd handig. En die oren zijn draaibaar op de koop toe. Dat is omdat vleermuizen nooit rechtdoor vliegen maar altijd cirkels beschrijven in de lucht.

De staart van een poes gaat omhoog als ‘vriendschapsteken’. (Dat hebben mannen soms ook. Af en toe gaat het zelfs om méér dan alleen vriendschap.)

Maar het mooiste is dat poezen ‘geen besef van tijd’ hebben. Daar werd ik even stil van, ik weet niet precies hoe lang.

Geen besef van tijd. Eerlijk gezegd vermoedde ik dat al. Ik heb dat ook vaak gedacht, met name op de momenten dat ik een poes zag wachten. Op iets.

Poezen kunnen op een heel bijzondere manier wachten. Mensen zouden dat nooit zo kunnen: terwijl het buiten zachtjes donkerder wordt en het baasje nog niet thuis is, zit de poes, alleen in het schemerduistere huis, rustig te wachten.

Zonder besef van tijd. Zonder haast. Zonder zenuwen.

Ik zou willen dat ik dat ook had. Ik ben erg slecht in wachten.

Ik heb juist te veel besef van tijd.

De hele tijd. Ik ben me er voortdurend van bewust hoe laat het is, hoe lang iets nog duurt, hoeveel minuten tot het volgende hele uur, hoeveel seconden tot de volgende minuut. Misschien is het omdat ik bang ben om oud te worden. Omdat ik elke minuut die voorbijgaat wil koesteren en niet zomaar voorbij wil laten gaan. Zonde van de tijd.

Daarom vind ik het verschrikkelijk om te moeten wachten, op iets, op iemand. Wachten op iemand die langs zou komen. Wachten op een boek dat je besteld hebt. Ik kan het niet. Wachten.

Wachten tot het ophoudt met regenen. Wachten tot je aan de beurt bent bij de kassa. Wachten tot je haar droog is als je het hebt gewassen en je naar de schouwburg moet.

Wachten op een e-mailtje. Van een bepaald iemand. Een mailtje dat je nodig hebt.

De (wellicht geheel terecht) vergeten dichter P.N. van Eyck schreef ooit: ‘Wat anders is het leven dan wachten?’ Zo ervaar ik het leven ook. Míjn leven althans. Ik vind dat niet fijn.

Daarom ben ik vaak jaloers op mijn poezen. Die kan het niets schelen als ze moeten wachten. Als iets een uurtje, of twee uurtjes, later komt dan was afgesproken.

Behalve als ze honger hebben.

Ik vroeg ooit aan een vriendin hoe dat toch kon, dat poezen zoveel geduld hebben. Zij zei: ‘Poezen zitten in het moment.’ Dat vond ik een erg wijze uitspraak. En ook een ware uitspraak. Ze leven alleen in het nu. Hier.

Als je in het moment zit, diep, midden in het moment, dan bestaat er niet zoiets als ‘gisteren’ of ‘over een uurtje’. Dan bestaat er alleen maar ‘nu’. En dat ‘nu’, dat duurt eeuwig. Wat een gezegend bestaan.

Ik zou willen dat ik een poes was.