Met een gevoel dat aan bravoure grensde begon ze enkele jaren geleden aan haar stage bij een landelijke krant: dat had Bo (niet haar echte naam) toch maar mooi voor elkaar gebokst na slechts één jaartje journalistiek. Zenuwen waren er ook: ze moest het nu wel waarmaken. Maar gelukkig was iedereen op de redactie aardig en behulpzaam.

Zelfs de chef van de sportredactie, waar ze eigenlijk niets mee van doen had maar die vaak even kwam buurten, dacht met haar mee over mogelijke invalshoeken, speelde telefoonnummers door en maakte via WhatsApp af en toe een complimentje: ‘Mooi, dat jurkje, staat je goed.’ Vette knipoog vanachter zijn monitor.

Ze zocht er aanvankelijk niet zoveel achter, al wist ze ook niet echt hoe ze moest reageren. ‘Dan stuurde ik maar een smiley. Ik wilde hem niet voor het hoofd stoten want ik was echt blij met zijn hulp, ik wilde hem niet kwijt.’ Op een gegeven moment probeerde ze wel subtiel te zeggen dat ze niet geïnteresseerd was. ‘Dan appte ik: “Ja, dat zei mijn vriend ook vanmorgen.”’ Maar dat haalde niets uit. Al snel werden die appjes explicieter: ‘Wat zie je er sexy uit vandaag.’ Altijd via de app. Op kantoor verliep alles alsof er niets aan de hand was. ‘Ik heb vannacht over je gedroomd’ of ‘ik had je net wel even vast willen pakken’.

Een tijd dacht ze: zolang het alleen via mijn mobiel is kan ik het handelen, dan kan ik het negeren door die telefoon weg te leggen. ‘Ik voelde me op kantoor bijna veiliger dan thuis. Ik dacht ook: nog even een maandje doorbijten, dan is het voorbij.’

Maar toen kwam die weekenddienst. Ze waren maar met weinig mensen op de redactie. ‘Bij het koffieapparaat stond hij ineens achter me, legde zijn handen om mijn buik en trok me tegen zich aan en probeerde me te zoenen. Ik draaide mijn hoofd weg. Zei dat ik een vriend had, waarop hij weer zei: “Ik ben getrouwd.” Het maakte hem niets uit. Maar ik durfde niet rigoureus op te treden, omdat ik bang was dat ik alles op het spel zette.’ Want inmiddels was duidelijk dat Bo na de stageperiode kon blijven freelancen bij de krant.

Bo is een van de bijna 170 studenten journalistiek die reageerden op de enquête die wij, drie studenten en een docent van de Fontys Hogeschool Journalistiek in Tilburg, uitzetten via sociale media, jongerennetwerk Vers in de Pers van de Nederlandse Vereniging van Journalisten en enkele opleidingen. Het idee daarvoor ontstond toen we met studenten de uitzending van BNNVara’s online consumentenprogramma BOOS over de misstanden bij The Voice bespraken: journalisten brachten de ene na de andere #MeToo-kwestie aan het licht, maar hoe stond het eigenlijk met de veiligheid op de eigen werkvloer?

Er vlogen meteen anekdotes over tafel. Een studente vertelde dat ze tijdens de stage van haar vorige opleiding met een collega zat te kletsen over favoriete films toen hij zei dat hij een voorkeur had voor ‘heel speciale films, je weet wel, pornofilms’ en dat hij haar wel in zo’n film zag spelen. Een andere studente had in het buitenland stage gelopen en kreeg meteen te horen dat ze moest oppassen voor haar stagebegeleider – ‘echt zo’n onwijze macho’ – omdat die iedere stagiaire het bed in probeerde te krijgen. Toen hij haar appte dat hij wel een weekendje weg zou willen met haar en zij hem afwimpelde, kreeg ze ineens geen opdrachten meer. Ze stapte naar de directeur die beloofde om met hem te praten; de studente bracht hij onder bij een andere begeleider. ‘Het was niet bedreigend of zo’, relativeert ze. ‘Hij werd niet fysiek.’ De andere studente: ‘Maar het voelt wel heel ongemakkelijk, toch? Het zit de hele tijd in je hoofd.’

Is het toeval dat twee van deze acht studenten zo’n verhaal hebben? Lopen stagiaires meer risico dan gewone werknemers? En wat is er waar van het vooroordeel over de media als één groot Goois matras? Want geluiden over seksuele intimidatie in de media zijn er al jaren, zouden we later van een fnv-bestuurder horen. Alleen is de omvang onduidelijk.

Hoewel onze enquête niet representatief is, geeft die wel een indruk van journalistieke stages en bracht die ons bovendien in contact met studenten die vervelende ervaringen hadden. Het overgrote deel van alle stagiaires voelde zich overigens veilig: driekwart van de studenten heeft geen seksueel grensoverschrijdend gedrag meegemaakt noch gezien dat het anderen overkwam. Negentig procent beoordeelt de stage als veilig. ‘Prettige en open werksfeer’; ‘Superfijne collega’s’, schrijven ze. Op sommige redacties werd na de uitzending van BOOS zelfs expliciet aandacht besteed aan het onderwerp: mocht er iets zijn, dan moesten ze het echt melden, kregen ze op het hart gedrukt.

Maar er zijn ook opvallend veel studenten die aangeven dat er seksueel getinte grapjes werden gemaakt (21 procent); dat collega’s of leidinggevenden seksistische opmerkingen maakten (tien en zeven procent); twee procent ontving seksueel getinte berichtjes van collega’s en drie procent van de studenten werd zelfs betast door een collega of leidinggevende.

Gevraagd naar voorbeelden schrijven studenten: ‘Er werd veel geroddeld en veel over hoe aantrekkelijk de stagiaires waren’; ‘Een collega [zei] tijdens de lunch dat meisjes met rokjes altijd wel bij hem mochten komen zitten. En na een ongemakkelijke stilte: “Of is dat weer seksistisch?”’; ‘Ik kreeg berichtjes dat ik er “lekker en heet” uitzag’; ‘Er was een oudere collega die steeds opmerkingen maakte over mijn leuke topjes’; ‘Ik werd gevraagd waarom ik zo emotioneel reageerde, terwijl ik gewoon mijn mening gaf tijdens een discussie’; ‘Vragen van mijn leidinggevende over mijn relatie- en dateverleden’; ‘Een mannelijke stagiair kreeg regelmatig opmerkingen als “zo, wat zie je er weer goed uit” en ontving foto’s vanaf het vakantieadres van een van de dj’s in bed’. De student voegt eraan toe dat als het hier om een vrouwelijke stagiaire zou zijn gegaan, het huis te klein zou zijn geweest.

Een voormalig stagiaire schrijft over een correspondent in de VS: ‘Ik ben meerdere keren door hem uitgescholden in het bijzijn van andere collega’s – allemaal oudere mannen. Aan het eind van mijn stage weigerde hij een referentiebrief te schrijven, want “meisjes zoals ik zijn dat soort dingen niet waard”.’

Een toen achttienjarige studente schrijft over haar eerste stage bij een lokaal tv-medium: ‘Ik moest een item maken over het verlies van een voetbalclub, terwijl de supporters dronken bij cafés stonden. Ik ben toen ingesloten en ongewenst aangeraakt (niet heftig, maar vooral armen om me heen, me stevig vastpakken, naam vragen, vragen of ik mee naar huis wilde). Ik heb me met moeite (en met hulp van de cameraman) los kunnen wrikken en we zijn weggerend. Ze kwamen in eerste instantie achter ons aan, maar we hebben ze afgeschud.’ Dat was niet het enige incident; ze vindt het onbegrijpelijk dat een jonge stagiaire zonder begeleiding bloot werd gesteld aan situaties waar de kans op grensoverschrijdend gedrag groot is.

Een mannelijke student die de enquête niet invulde, vertelt dat hij ongemakkelijk werd van een freelancer op zijn stageplek die zichzelf steeds daddy noemde tegenover hem. De freelancer had uitgevogeld dat de stagiair homo was en stuurde hem appjes waar hij ongemakkelijk van werd.

Zijn mediabedrijven vatbaarder voor seksueel grensoverschrijdend gedrag? Er zijn geen cijfers over Nederlandse nieuwsorganisaties, maar in Noorwegen liet onderzoek onder ruim 3500 Noorse journalisten en redacteuren zien dat vier procent de afgelopen zes maanden te maken had gehad met seksuele intimidatie (wat vier keer meer was dan op een gemiddelde werkvloer). In België, dat al rond 2017 zijn The Voice-moment had toen tv-presentator Bart de Pauw door meerdere vrouwen (onder wie ook stagiaires) beschuldigd werd van seksuele intimidatie en inmiddels ook door de rechtbank is veroordeeld, gaf toenmalig minister van Media en Cultuur de Universiteit Gent opdracht om de sector te onderzoeken. Het rapport verscheen in 2018: één op de vijf vrouwen in de media heeft ongewenste fysieke of seksuele toenaderingen ervaren; drie procent werd gedwongen tot seksueel contact. Ook mannen zijn slachtoffer, zij het in veel mindere mate.

Wat het onderzoek van de Universiteit Gent echter uniek maakt is dat het zich niet beperkt tot vaststelling van de omvang van het probleem, maar ook probeert te achterhalen welke risicofactoren maken dat seksueel grensoverschrijdend gedrag vaker voorkomt in de media- en cultuursector. ‘Uit de literatuur weten we dat het vooral voorkomt in sectoren met een sterk hiërarchische en formele cultuur, of met een mannelijke dominantie’, zegt hoofdonderzoeker Mart Willekens. ‘Dat associëren we niet met creatieve functies in de cultuur- en mediasector die juist een “cool en egalitair” imago hebben en waar relatief veel vrouwen werken en inclusiviteit belangrijk wordt gevonden.’

Maar er zijn andere risicofactoren, zegt Willekens: ‘Er is bijvoorbeeld weinig jobzekerheid, er heerst een competitieve sfeer, er is sprake van onderbetaling en complexe statushiërarchieën.’ Met dat laatste bedoelt hij dat een klein aantal mensen met grote bekendheid (en soms dito ego’s) heel informeel samenwerkt met mensen zonder veel aanzien. Die presteren allemaal bovendien onder hoge druk, die na een uitzending of scoop tot ontlading komt. ‘En over het algemeen ontbreken formele structuren die bescherming bieden aan werknemers.’

Dat werk is ook nog eens fel begeerd; er wordt veel met freelancers en tijdelijke contracten op projectbasis gewerkt waardoor mensen carrière moeten maken op basis van portfolio’s met prestigieuze klussen. In Nederland heeft bijvoorbeeld een derde van het personeel bij de omroep een tijdelijk contract. Dat maakt niet alleen dat mensen kwetsbaarder zijn (ze zitten zo weer ergens anders) en minder goed de weg kennen in de organisatie om klachten te melden, maar het wakkert vooral ook concurrentie aan. Uit het onderzoek van Willekens blijkt dat daar waar die concurrentie heviger gevoeld werd, de kans op alle soorten grensoverschrijdend gedrag (van kleinerend seksisme tot seksuele toenadering) twee keer zo groot was.

Succes hangt in de mediasector vaak samen met de grootte van iemands informele netwerk en ook het belang van netwerken correleert met meer kans op grensoverschrijdend gedrag, zo blijkt uit het Gentse onderzoek. ‘Met een groot netwerk heb je natuurlijk simpelweg een grotere kans om ermee in aanraking te komen’, legt Willekens uit. ‘Maar er ontstaat binnen dat soort netwerken ook vaker een impliciete “voor-wat-hoort-wat”-cultuur waarbij de gunfactor belangrijk is.’ Tel daarbij op dat al die informele netwerkgelegenheden vaak op feestjes en events plaatsvinden waar de alcohol rijkelijk vloeit en je snapt volgens hem dat dit de kans op ongepaste voorstellen en toenaderingen ongeveer verdubbelt.

In de media- en cultuursector gaat het bovendien vaker dan normaal om frontstage-banen, waar persoonlijkheid en uiterlijk belangrijk zijn. Het is normaler om het daarover tijdens het werk te hebben. ‘Seksuele of ongepaste opmerkingen liggen dan sneller op de loer.’

Naar stagiaires heeft Mart Willekens niet specifiek gekeken. En hij heeft het nog even nagezocht: er is überhaupt weinig academisch onderzoek naar hun situatie gedaan. Wat vreemd is, vindt hij, ‘want we weten: hoe jonger, hoe groter de kans’.

‘Ik kreeg het benauwd, had hartkloppingen. Ik dacht: maar nu laat ik het niet zomaar voorbijgaan zoals bij al die andere keren’

Stagiaires bungelen helemaal onderaan, zegt Inge te Brake, voorzitter van de Landelijke Vereniging van Vertrouwenspersonen. ‘Ze komen in het bedrijf om iets te leren en zijn dus van iedereen afhankelijk.’ En waar afhankelijkheidsrelaties bestaan, ligt misbruik op de loer. ‘Stagiaires zijn afhankelijker dan wie ook op de werkvloer, om interessante klussen te krijgen, feedback te krijgen, hun stage te halen en eventueel als freelancer te mogen blijven hangen. Waardoor ze meer voor lief nemen.’

Om die reden durfde Bo er indertijd bijvoorbeeld met niemand over te praten: ‘Maar misschien moet ik zeggen: wilde. Dat was natuurlijk ook een soort coping-mechanisme, weet ik nu. Als ik er niets over zei, bestond het niet. Als ik het wel tegen mijn vriendje of vriendinnen had gezegd, hadden die natuurlijk geroepen: “Dat pik je toch niet, doe er iets aan!”’

Ze was bang haar stageplek te verliezen of studievertraging op te lopen. ‘Het klinkt nu raar, maar ik dacht echt dat mijn hele carrière van dat werk afhing omdat ik daar een portfolio op kon bouwen. Inmiddels freelancete ik ook voor bijna duizend euro per maand, dus het was ook een manier om mijn studie te betalen. Het voelde allemaal heel dubbel, dat ik het toeliet omdat ik hem nodig had. Of dacht te hebben. Ik zocht het ook bij mezelf: had ik met al die smileys en dankjewels toch ook niet een beetje de suggestie gewekt dat ik interesse had? Had ik verkeerde signalen gegeven?’

Wat het volgens Bo ook lastig maakte was de geleidelijkheid van het proces. ‘Je voelt je al vanaf het begin niet prettig, maar je denkt steeds: het ligt aan mij, het is onschuldig, ik zoek er te veel achter en op een gegeven moment gaat iemand helemaal over de grens en denk je: ik ben ook niet duidelijk geweest.’

Daar komt bij dat stagiaires vaak denken dat onder seksueel grensoverschrijdend gedrag alleen extreme gedragingen vallen: aanraking, aanranding, verkrachting. Maar ook seksistische grappen of opmerkingen over je kleding of uiterlijk vallen er volgens Te Brake onder.

Herhaalde blootstelling aan grensoverschrijdende opmerkingen en appjes kan namelijk net zo schadelijk zijn als fysiek grensoverschrijdend gedrag, zegt Naomi Ellemers, universiteitshoogleraar aan de Universiteit Utrecht die als sociaal- en organisatiepsycholoog onderzoek doet naar ongelijke behandeling van mannen en vrouwen in opleidings- en werksituaties. ‘Hoe schadelijk dat is hangt er ook van af wie het precies doet, wanneer het gebeurt en hoe vaak het voorkomt. Soms zijn die opmerkingen en appjes zelfs schadelijker, bijvoorbeeld als anderen de ernst ervan niet inzien en vinden dat de persoon die hier last van heeft zich een beetje aanstelt.’

Een van die minder gemakkelijk zichtbare effecten is dat al die opmerkingen over uiterlijk en seksuele aantrekkingskracht verwijzen naar het stereotype dat vrouwen vooral lief en aantrekkelijk moeten zijn. ‘Terwijl het bij een opleiding of op het werk in de eerste plaats over hun prestaties en bekwaamheden zou moeten gaan.’ Dat heeft invloed op de prestatie, blijkt uit onderzoek. Ook bij vrouwen die zelf niet dit soort opmerkingen krijgen maar er wel getuige van zijn.

‘Uit ons eigen lab bleek bijvoorbeeld dat als je tijdens een sollicitatiegesprek vrouwen aanspreekt over hun kleding, ze daarna minder goed scoren op een IQ-test, vertelt Ellemers. ‘Een deel van het brein is bezig met de vraag wat die opmerking over wat ze aan hebben er precies mee te maken heeft. Dat leidt af van de eigenlijke taak. En het ondermijnt het zelfvertrouwen.’

Voor Annabel (niet haar echte naam, twintig jaar), tweedejaars studente journalistiek, was dat reden om het er deze keer niet bij te laten zitten.

Ze droomt van een carrière als tv-presentatrice. Maar omdat ze bij haar stage bij een landelijke omroep vooral hand-en-spandiensten had mogen verrichten, besloot ze onbetaald voor een lokale zender te gaan werken om zo meters te maken. Maar na twee maanden kreeg ze in een evaluatiegesprek met de hoofdredacteur te horen dat ze geen goede invloed had op de jongens van de redactie. Het team kampte toch al met aandachtsproblemen, maar door haar aanwezigheid werd het alleen maar erger, vond hij. Hij had klachten gekregen, een stuk of vier, vijf. Annabel had hem niet-begrijpend aangekeken. ‘Je bent een mooie meid’ en ‘ze willen allemaal in je broek’, had hij verduidelijkt. En toen ze bleef aandringen op wat nu precies het probleem was: ze had een ‘intense blik’ en een ‘manier van bewegen die afleidde’. ‘Ik voelde me naderhand zo vies, zo bekeken. Blijkbaar zat iedereen daar op me te geilen. Als ik me te bloot kleedde, dan had ik er nog wat aan kunnen doen. Maar “je uiterlijk”, “je blik” en “je manier van bewegen”, wat moest ik daarmee?’ Zelf was de leidinggevende er wel tegen bestand, vertelde hij. ‘Ik zie dat je iedereen zo benadert, dus ik vind je bijzonder, maar daar houdt het voor mij op.’ Maar toen hij begon over ‘kleine Annabel die naar papa moest luisteren’ liepen de rillingen over haar lijf: ‘There we go again, dacht ik alleen maar.’

Als veertienjarig meisje werd ze verkracht door haar voetbaltrainer. Sindsdien vindt ze het moeilijk haar grenzen aan te geven, ondanks jarenlange therapie; ze werd daarna vaker lastiggevallen. Onder andere door een kok in het restaurant waar ze werkte en later tijdens haar eerste stage. Ze ging naar bed met de eindredacteur van het platform waar ze stage liep. ‘Dat laatste was niet tegen mijn zin. Maar sinds de uitzending van BOOS kijk ik er toch anders naar. Tijdens mijn stage sloeg hij herhaaldelijk zijn arm om me heen en zei tegen anderen wat een leuke stagiaire ik was.’ Aan het eind van haar stage sprak ze met hem af om over haar toekomst als presentatrice te praten omdat hij daar wel ideeën over had. ‘Dat voelde dus niet als date, ook omdat hij al achter in de twintig was. Maar toen we nog een drankje bij hem thuis gingen doen, gebeurde het toch.’

Ze denkt dat ze door al die ervaringen fysiek zo heftig reageerde op de hoofdredacteur bij de lokale omroep. ‘Ik kreeg het benauwd, had hartkloppingen. Ik dacht: maar nu laat ik het niet zomaar voorbijgaan zoals bij al die andere keren.’ Ze vroeg een tweede gesprek aan dat ze stiekem opnam en dat ook door De Groene is beluisterd. Op de vraag wat ze dan moet veranderen, blijft hij zeggen: ‘Speel er niet mee, dat is alles wat ik van je vraag.’

Ook Stella (niet haar echte naam), degene die stage liep in de Verenigde Staten en uitgescholden werd door de correspondent (en vaak ook genegeerd – ‘stagiaires waren echt disposable’) had het lef om er uiteindelijk iets van te zeggen. De man bood zijn excuus aan, maar vergoelijkte zijn gedrag als iets wat nu eenmaal gebeurde in the heat of the moment; het was een stressvolle baan, hè, daar moest je ook een beetje tegen kunnen, ze moest maar een wat dikkere huid kweken. Stella, die voor ze een journalistieke master deed global justice studeerde met veel gendervakken, ziet dat als ‘een patriarchaal argument waarbij mannen vrouwen neerzetten als overgevoelig als excuus voor hun eigen gedrag’. Ze heeft het op veel andere stageplekken ook meegemaakt, met als gunstige uitzondering het Australische ABC News. Volgens haar hebben vrouwelijke stagiaires het moeilijker omdat ze tegen het vooroordeel moeten opboksen dat vrouwen niet van die go-getters zijn, niet voldoen aan het klassieke beeld van de harde journalist, die film-noir-achtige macho die in een leren jasje, een peuk rokend, zelfverzekerd op zijn bronnen afstapt met: ‘Tell me what you know.’ ‘Items die ik voorstelde, bijvoorbeeld over abortuswetgeving, werden stelselmatig weggezet als “vrouwenonderwerpen en softstories”. Maar als het zo uitkwam pitchten ze die gewoon zelf bij de Nederlandse redactie en namen daar zelf de credits voor.’ Stagiaires hebben zelfs een term voor die gejatte ideeën: jutverhalen.

Voor Stella zijn haar ervaringen reden om niet meer in de journalistiek te willen werken. En dat toegeven emotioneert haar: ze had dit verhaal dolgraag zelf willen schrijven.

Hoewel studenten dus een soort lichtmatrozen zijn van de redactie, doen opleidingen weinig aan voorlichting op dit vlak. Negentig procent van de studenten zegt in onze enquête dat de opleiding ze niet heeft voorbereid op grensoverschrijdend gedrag. Een aantal van de stagebureaus van de journalistieke opleidingen die we benaderden laat weten dat de #MeToo-beweging en de gebeurtenissen bij The Voice ze wel wakker heeft geschut. Fontys Hogeschool voor Journalistiek in Tilburg gaat vanaf volgend jaar een passage in het stagecontract opnemen over grensoverschrijdend gedrag. Windesheim heeft een waarschuwing opgenomen in de stage-instructie. De School voor Journalistiek in Utrecht is er meer aandacht aan gaan geven tijdens de stagevoorlichting. De journalistieke master van de UvA organiseert ‘een sessie over druk en intimidatie waar journalisten in hun professionele leven mee te maken kunnen krijgen’, schrijft een coördinator. ‘Daarbij gaan we ook in op seksisme en grensoverschrijdend gedrag op redacties en wat we uit onderzoek daarover weten.’ In Groningen doen ze niet aan specifieke voorlichting, maar ‘worden [studenten] gedurende het jaar geregeld geconfronteerd met dit thema, gewoon omdat het een journalistiek relevante kwestie is’.

Onderzoeker Mart Willekens en vertrouwenspersoon Inge te Brake vinden het onbegrijpelijk dat er zo weinig voorlichting is op dit punt. ‘Schandalig’, zegt de laatste. ‘Het argument dat je stagiaires dan schrik aanjaagt slaat natuurlijk nergens op. Ik ben zedenrechercheur geweest: verkrachting wordt bijna nooit gedaan door die enge man in de bosjes, maar bijna altijd door een bekende. Zeggen we dan: dat gaan we niet vertellen aan vrouwen, want dat jaagt ze schrik aan? Sodemieter op! Natuurlijk moeten studenten dit weten.’

Annabel heeft inmiddels met hulp van school een formele klacht ingediend tegen de hoofdredacteur. Het is nog onduidelijk wat er verder gaat gebeuren.

Slechts weinig stagiaires durven een formele klacht in te dienen, weet vertrouwenspersoon Te Brake. En tot een rechtsgang, laat staan ontslag van de pleger, komt het al helemaal zelden.

In een database met vierhonderd rechtszaken over seksueel grensoverschrijdend gedrag sinds 2009 die arbeidsrechtadvocaat Mirjam Decoz opstelde, komt het woord ‘stagiair’ in 23 zaken voor. We spitten die zaken door. In slechts de helft daarvan draait het ook daadwerkelijk om een stagiair en om seksuele intimidatie. In drie zaken acht de rechtbank niet bewezen dat seksuele intimidatie heeft plaatsgevonden, in vier andere zaken staat dat wel vast maar is de dader óf niet eerst gewaarschuwd óf vindt de rechter ontslag een te zware maatregel. Slechts in vier gevallen wordt de pleger ontslagen, waarvan in één geval gewoon met transitievergoeding.

Naar een rechter stappen is niet in het hoofd van Bo opgekomen; ze heeft het behalve aan haar huidige partner eerder nooit aan iemand verteld. Dat ze nu vier jaar na dato en inmiddels niet meer werkzaam in de journalistiek toch haar mond opendoet is omdat ze zwanger is van een meisje. ‘Toen ik die enquête voorbij zag komen dacht ik: ik wil voor mijn kind geen wereld waarin meisjes dit normaal moeten vinden. Maar dan moest mijn verhaal dus wel naar buiten.’

De namen van de stagiairs zijn bij de redactie bekend