Moeten we de noodklok over de democratische rechtsstaat luiden? Het is een van de lastigste kwesties van de recente politieke geschiedenis. Hoewel internationale studies tonen dat democratie en rechtsstaat mondiaal onder druk staan, zo niet eroderen, komt het vaak melodramatisch over als iets concreets wordt aangeduid als ‘schadelijk voor de democratische rechtsstaat’.

Neem nu dat de coalitie overweegt een A- en B-status in te voeren voor vluchtelingen. In dit systeem zouden oorlogsvluchtelingen ‘B-vluchtelingen’ worden, met minder rechten, zoals geen direct recht op gezinshereniging. Het argument is dat mensen die vluchten voor oorlog (niet voor individuele vervolging) kort zullen blijven; een totale fictie, wat de coalitie prima weet, of simpel kan checken door naar de terugkeerstatistieken van oorlogsvluchtelingen in afgelopen decennia te kijken. De echte reden achter het voorstel is een nieuwe poging gezinshereniging, een mensenrecht, te vertragen, na de eerder bij de rechter gesneuvelde ‘asieldeal’ met dezelfde ambitie.

Mogelijk een nieuw deprimerend hoofdstuk in het asieldossier, voor wie begaan is met het lot van vluchtelingen of op z’n minst meent dat de overheid geen plannetjes moet bedenken om mensenrechten te omzeilen. En dat terwijl twee weken geleden de Arbeidsinspectie, de Onderwijsinspectie, de Inspectie van Justitie en Veiligheid en de Inspectie van Gezondheidszorg en Jeugd nog samen schreven dat ze zich ‘ernstig zorgen maken’ over de opvang voor asielkinderen in Nederland. De kwaliteit daarvan is, ondanks meerdere waarschuwingen, afgelopen jaar achteruit gegaan. Kinderen voelen zich onveilig, krijgen nauwelijks onderwijs, hun psychische klachten blijven vaak onopgemerkt en er zijn zorgen over de seksuele veiligheid van meisjes. Alle vier de inspecties concluderen: het overheidsbeleid is onrechtmatig en in strijd met de rechten van het kind. En nu? In plaats van dat de politiek zich schaamt en alle zeilen bijzet, speelt ze met de gedachte asielkinderen langer buiten Nederland te houden, in precaire, gevaarlijke situaties en kampen. Van de regen in de drup.

De crux is dat de rechtsstaat nooit ‘wint’, ‘dat we er zijn’

Toch zullen weinigen deze mogelijke maatregel beschouwen als schadelijk voor de democratische rechtsstaat, denk ik. Wie schermt met wie of wat schadelijk zou zijn, krijgt vaak zelf het verwijt ondemocratisch te zijn. We hoeven het toch niet eens te zijn over de wenselijkheid van migratie? Dit is in principe waar, maar je zou hopen dat grondrechten nooit op de tocht staan. Bovendien kunnen we onze dagelijkse politiek alleen begrijpen door haar te plaatsen in bredere historische ontwikkelingen. Een daarvan is het steeds meer indalende besef dat het niet goed gesteld is met de moreel-democratische basis van onze politiek en maatschappij. Het steevast negeren van bevindingen van inspecties en ombudsmannen dat grondrechten geschonden worden laat dat onder meer zien. Het speelt niet alleen binnen asiel, maar bij allerlei onderwerpen die raken aan de democratische rechtsstaat: jeugdzorg, Groningen, arbeidsomstandigheden van seizoenarbeiders, fraudebestrijding, openbaarheid van bestuur, klimaatcrisis, et cetera. Zijn we écht doordrongen van het belang van mensenrechten – en wat betekent dat, op termijn, voor de democratische rechtsstaat?

Het is een van de kernvragen van het morele huiswerk dat we in Nederland niet op orde hebben. Een eerste belangrijke stap is dat we gaan onderkennen dat we na de Tweede Wereldoorlog te weinig hebben geïnvesteerd in het cultiveren van de waarden van de democratische rechtsstaat en mensenrechten; ze zijn (toch) geen onderdeel geworden van ons politieke dna. Dit komt, onder andere, doordat het Europese continent vreemdsoortig snel verviel in een naïef vooruitgangsgeloof, terwijl het opkrabbelde van een catastrofale oorlogsperiode vol geweld, radicalisering, racisme, verraad en genocide. Het idee dat liberalisme en mensenrechten uiteindelijk altijd en overal zouden zegevieren, verdoezelde de historische les dat we constant met argusogen naar onszelf moeten kijken.

Onder meer historicus Tony Judt laat zien dat de twintigste eeuw in Europa al ‘vergeten’ was voordat ze voorbij was, inclusief de zwarte bladzijden. Judt is genuanceerd: natuurlijk was er aan het eind van de vorige eeuw aandacht voor bijvoorbeeld de Tweede Wereldoorlog in de vorm van herdenkingen, media en film en onderwijsmodules. Maar het was een bepaalde soort geschiedenis die sterk vertegenwoordigd was, rustend op: we hebben lering getrokken uit diepe dalen, en nu zijn we verlicht, vrij en af. Een weinig zelfkritische houding.

Het is tijd om definitief in te zien dat de democratische rechtsstaat een onophoudelijk besef van feilbaarheid en zorg vergt. De crux is dat zij nooit ‘wint’ of ‘dat we er zijn’: het hoogst haalbare is dat ze standhoudt. Zeker in een tijd van (opnieuw) oorlog op Europees grondgebied, met mensenrechten en democratie als middelpunt van de strijd, zou de ambitie moeten zijn deze waarden te eerbiedigen. Het organiseren van adequate vluchtelingenopvang en gezinshereniging hoort erbij. Wie mensenrechten niet hooghoudt kan ze ook niet geloofwaardig verdedigen en uitdragen.