DE DAG VOOR Koninginnedag ontving Geert Wilders in de Verenigde Staten een prijs uit handen van een man met opgepompte biceps, forse kaak en een zonnebril, genaamd Tom Trento. Nederlandse media negeerden de gebeurtenis. Het betrof de Free Speech Award, uitgereikt door de directeur van de obscure Florida Security Council, die zich ‘een man met een missie’ noemt: de wereld redden door middel van een contra-jihad. Wilders vertoonde zijn antikoranfilm Fitna en hield een speech. ‘Het Europa dat u kent van een toeristisch bezoek of uit verhalen van uw grootouders staat op het punt ineen te storten.’ Wilders wees de toehoorders op de ‘overname van Europa als onderdeel van het islamitische streven naar werelddominantie’. De Koran vergeleek hij met Mein Kampf, hij brak nog maar eens een lans voor Israël en verketterde ‘de zieke filosofie’ van het cultuurrelativisme die het Westen verzwakt. Holland stond op het punt te veranderen in Hollandistan, Europa in Eurabia, het einde van de westerse beschaving was nakend. De leider van de Partij voor de Vrijheid zette zijn inmiddels bekende thema’s extra vet aan voor zijn Amerikaanse publiek. ‘We will never give in. We will never give up. We will never surrender.’
Intussen gaat in Hollandistan de integratie van een generatie moslimjongeren rustig door. Ze geven een andere invulling aan hun moslimidentiteit dan hun ouders. Een invulling die weinig meer te maken heeft met de cultuur van landen als Marokko, Turkije of Somalië, want zij zijn geboren en getogen in Nederland. Ze zoeken naar manieren om hun geloof in te bedden in hun Nederlandse bestaan en ze slagen daar wonderwel in. Zonder hulp van hun ouders, die hun geboorteland nooit hebben kunnen loslaten, en buiten het zicht van de media. Stukje bij beetje ontstaat een ‘polderislam’ waarbinnen onder meer de vanzelfsprekendheid van de hoofddoek en het verbod op alcohol ter discussie staan.
Dat de islam in Nederland een steeds Nederlandser islam aan het worden is, bleek voor het eerst rond Fitna, Geert Wilders’ korte anti-islamfilm. Na de moord op Theo van Gogh was het opvallend stil gebleven in de Nederlandse moslimgemeenschap. Ook tijdens de discussie rond Ayaan Hirsi Ali en de Deense cartoons werd gematigde moslims stilzwijgen verweten. Maar al in de aanloop naar Fitna begonnen islamitische organisaties zich te roeren. In het onlangs verschenen Opstand der gematigden, waarin Volkskrant-verslaggevers Janny Groen en Annieke Kranenberg hun bewerkte reportages bundelden, is het een centraal punt. Wilders’ internationaal uitgevente islamofobie was als doping voor de weerbaarheid van gematigde Nederlandse moslims.
Het nieuw opgerichte Landelijk Beraad Marokkanen (LBM), een anti-Wildersplatform van de grootste groep moslims in Nederland (330.000 Marokkanen, twee procent van de bevolking) spreidde een niet eerder vertoond islamitisch-democratisch burgerschap tentoon. De Nederlandse Marokkanen verkondigden dat op de dag van de vertoning van Fitna de deuren van hun moskeeën geopend zouden worden om ‘de boel bij mekaar te houden’. Ze riepen de Nederlandse moslims op kalm te reageren. Als ze zich beledigd voelden, konden ze het best aangifte doen. Jongeren van uiteenlopende afkomst roerden zich. GroenLinks-Tweede-Kamerlid Tofik Dibi (1980) kondigde een tegenfilm aan, er werd door maroq.nl een knuffelactie op touw gezet (‘Wilders is zo op zoek naar aandacht, hij komt vast liefde te kort’) en jongerencentra organiseerden debatten.
Terwijl in de islamitische wereld Nederlandse vlaggen werden verbrand, hamerden Hollandse moslims er bij hun buitenlandse geloofsgenoten op dat Nederland niet verketterd moest worden, omdat ook zij Nederlandse burgers waren en ze genoeg democratische middelen hadden om zich te verzetten tegen Wilders’ islamvisie. Het LBM probeerde een boycot van Nederland te voorkomen. ‘Zo’n boycot treft ook moslims. Wij zijn burgers van dit land.’ Het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO) stuurde een open brief naar een invloedrijke moefti die in het Europees Parlement niet alleen Wilders, maar het hele Nederlandse volk verantwoordelijk hield voor mogelijk bloedvergieten. In beleefde bewoordingen stelde het CMO dat de Nederlandse moslims er ook zonder de vermaningen van de moefti wel uitkwamen: een ongekende stap. Forum publiceerde een factbook met cijfers over de situatie van moslims in Nederland, inclusief het aantal moskeeën, waarmee de migrantenorganisatie tegenwicht wilde bieden aan de scheve beeldvorming over Nederland in de islamitische wereld.
Op de invloedrijke tv-zender Al-Jazeera sloeg zelfs de salafistische sjeik Jneid Fawaz een gematigde toon aan. Fawaz is de omstreden imam van de Haagse As-Soennah-moskee die terug wil naar de zuivere islam om de geloofsregels toe te passen zoals de Profeet en zijn metgezellen veertienhonderd jaar terug deden. Kort voor de moord op Van Gogh vervloekte Fawaz Van Gogh en Hirsi Ali in zijn vrijdagpreek. Nu sprak hij respect uit voor de opstelling van premier Balkenende en riep op de film te negeren. De AIVD houdt de salafisten nog steeds scherp in de gaten. In het jaarverslag 2008 zegt de inlichtingendienst dat in het openbaar gematigder uitspraken worden gedaan dan in besloten kring. Maar As-Soennah en andere salafistische centra zijn begonnen extremisten te weren. Volgens de AIVD ‘is een zeker zelfreinigend vermogen op gang gekomen’.

DE POLDERISLAM heeft geen last van secularisatie. De integratie van Turkse en Marokkaanse jongeren schrijdt voort zonder dat zij minder gelovig worden, blijkt uit een aantal onderzoeken. In 1999 werd door de Universiteit Utrecht onderzoek gedaan onder een representatieve steekproef van autochtone, Turkse en Marokkaanse jongeren in Rotterdam. In 2006 werd het onderzoek door de Erasmus Universiteit herhaald. In de tussenliggende periode waren de Marokkaanse en Turkse jongeren zich steeds meer op Nederland gaan richten. Ze begonnen gebruik te maken van hun stemrecht, naar Nederlandse televisie te kijken, Nederlandse kranten te lezen en Nederlandse sportclubs te bezoeken. Ook hun waardenpatroon werd steeds Nederlandser: dat ouders een huwelijkspartner uitzochten werd nauwelijks meer geaccepteerd, net zo min als invloed van de godsdienst op de politiek. Radicalisering bespeurde het onderzoek niet.
Inmiddels zijn de tekenen onmiskenbaar dat jonge moslims hun religie stukje bij beetje in overeenstemming brengen met westerse waarden.
Vorig jaar werd de Poldermoskee geopend in het Amsterdamse stadsdeel Slotervaart, een moskee zonder minaretten. De preken zijn in het Nederlands en vrouwen mogen bidden in dezelfde gebedsruimte als de mannen. ‘Een van de mooie dingen van de islam vind ik dat je zelf op zoek mag gaan naar de betekenis tussen de regels en dat er geen kerkelijke autoriteit is die voorschrijft wat je moet geloven’, schrijft Muhammad Yahya op zijn website polderislam.tk. ‘Natuurlijk zijn er schriftgeleerden of Koranuitleggers, maar die blijken vaak van mening te verschillen. Als je een beetje met intelligentie begiftigd bent neem je hun uitleg als uitgangspunt voor eigen onderzoek.’
De Nederlandse Moslimomroep (NMO) helpt een handje en biedt tv-programma’s als Zoekend naar je islam en een internetspecial Hoe lees ik de Koran? over ‘vernieuwing van de islambeleving’. Imams met verschillende etnische achtergronden zeggen vooruitstrevende dingen over de positie van de vrouw en leggen uit hoe de gewelddadige verzen van de Koran begrepen kunnen worden zonder dat Nederland in een bloedbad hoeft te veranderen.
Ook wijblijvenhier.nl toont de opstanding van de moslimjongeren. De site wordt door de makers gepresenteerd als ‘een blik in de wondere wereld van de Nederlandse moslim’. Mohammed Boubkari schrijft over zijn leesverslaving, Abdelkarim El Fassi vraagt zich af waarom Karst T., de man die op Koninginnedag in Apeldoorn zes slachtoffers maakte, niet gewoon een terrorist wordt genoemd, en op de verjaardag van studente/columniste Somaya Akachar wordt ‘lang zal ze blijven’ gezongen. Waarom presenteren deze jongeren van niet-westerse afkomst zich als ‘Nederlandse moslims’?
Susan Ketner onderzocht het bij Marokkaanse jongeren. Hun religie en niet hun afkomst biedt hun het houvast dat ze nodig hebben, ontdekte ze. Oktober vorig jaar promoveerde zij op de dissertatie Marokkaanse wortels, Nederlandse grond (godgeleerdheid, Groningen), waarvoor ze tachtig jongeren in de leeftijd van dertien tot twintig jaar interviewde om te ontdekken hoe zij hun identiteit, die zich in deze leeftijdsfase vormt, hadden opgebouwd. Uit het onderzoek bleek dat de jongeren op de eerste plaats gezien wilden worden als ware moslims, op de tweede plaats als echte Nederlanders en dan pas als Marokkaan.
‘Ze zijn hier geboren, opgegroeid en opgeleid’, zegt Ketner, ‘ze zijn Nederlands, maar tegelijkertijd zijn ze anders. Ze behoren tot een kritische en mondige generatie, dus gaan ze op zoek.’ De keuze om hun moslimidentiteit te benadrukken is strategisch. Het geeft hun het idee ergens bij te horen. Moslim-zijn voelt beter dan Marokkaan-zijn wegens de slechte naam van Marokkanen. ‘Ze benadrukken dat het hun persoonlijke keuze is om te geloven. Niemand dwingt hen, ook niet hun ouders.’ Hun geloof is een manier om zich vrij te vechten. Ze creëren er weliswaar een identiteit mee die spoort met hoe hun ouders hen graag zien, maar tegelijkertijd gebruiken ze het geloof om zich af te zetten tegen de traditionele Marokkaanse islam van hun ouders. ‘Ze gaan terug naar de bron van de islam, de zuivere islam die niet cultureel bepaald is, maar universeel geldig’, zegt Ketner.
De zuivere islam? Maar het is niet als bij het salafisme van sjeik Jneid Fawaz, waar de zucht naar zuiverheid integratie in de weg staat? Op grond van de pure islam, ontdaan van culturele bijzaken, besluiten de jongeren zelf welke geloofsregels ze volgen. ‘Ze zoeken naar manieren om tegelijkertijd veel flexibeler te zijn dan hun ouders én goede moslims te zijn’, zegt Ketner. ‘“Dat is iets tussen mij en God”, hoorde ik vaak.’ Om uit te vinden of hun flexibiliteit nog wel in overeenstemming is met het ware geloof zijn de jongeren constant op zoek naar informatie. ‘Ze gebruiken vooral het internet en elkaar als bron.’

HET GELOOF van moslimjongeren wordt steeds moderner en individueler, blijkt uit de interviews die Ketner afnam. Ahmed (19) vertelde dat hij een biertje neemt als hij daar trek in heeft. ‘Daar ben ik gewoon heel eerlijk in. Ik zie het zo: dat is echt een zonde tussen mij en God. En dat komt wel goed.’ Ook het dragen van een hoofddoek is niet meer zo vanzelfsprekend. Ongeveer de helft van de vijftig geïnterviewden droeg er geen. Ze waren niet overtuigd van de verplichting, vonden het te lastig of waren er nog niet aan toe. ‘En ik vind het niet echt mooi’, zegt Bouchra (19), ‘dat speelt ook mee.’ De jongeren zijn ook veel minder strikt in het scheiden van de seksen dan de generatie vóór hen, al blijft maagdelijkheid voor het huwelijk de norm. Modern is ook dat meisjes veel meer opkomen voor hun rechten. ‘De vrouw van de Profeet was ook een vrouw die hartstikke veel werkte’, vindt Hind (18). Dus wie houdt haar tegen als ze een baantje wil zoeken?
Wilders’ aanvallen op de islam zijn voor jongeren geen reden om los te raken van hun geloof. Integendeel, Ketner ziet een tendens van toenemende islamisering: ‘Tegenwoordig wordt alles wat een moslim zegt onder een vergrootglas gelegd. Het gevolg is dat de jongeren zich nóg meer in de islam gaan verdiepen, want ze willen het goede antwoord geven als ze geconfronteerd worden met lastige vragen.’
Wilders’ contra-jihad heeft dus een dubbel tegengesteld effect. Hij bevordert het ontstaan van een polderislam, en zorgt bovendien voor steeds godvruchtiger Nederlandse moslims.
Zal de polderislam Wilders’ theorie over een islamitische samenzwering doen verdampen? Waarschijnlijk niet. Het kenmerk van conspiratietheorieën is namelijk dat ze een gesloten cirkel vormen; ze zijn onweerlegbaar. Kort voor Pasen gaf Wilders alle Tweede-Kamerleden het boek al-Hijra cadeau, waarin moslimmigratie wordt voorgesteld als strategie om het einddoel van de islam, de vestiging van het wereldkalifaat, te verwezenlijken. Voor wie daarin gelooft is de ontwikkeling van een polderislam niet zo onschuldig, en een website als wijblijvenhier.nl evenmin.
Dat bleek weer toen eind maart arabist Hans Jansen en Tofik Dibi bij Pauw & Witteman discussieerden. Jansen gelooft in het wereldkalifaat, Dibi is gematigd moslim. Het waren verbijsterende tv-minuten, zonder begrip of toenadering.
Jansen: ‘Uw god zegt dingen waar u het niet mee eens bent.’
Dibi: ‘Ik laat me niet door de strot duwen wat de juiste interpretatie van de Koran is volgens u.’
Jansen: ‘Er zijn tientallen interpretaties, maar sinds eind jaren vijftig is alleen de meest agressieve mensvijandige interpretatie naar voren gebracht.’
Dibi: ‘Ik zie om mij heen alleen maar moslims die hun persoonlijke levensovertuiging heel goed kunnen combineren met mensenrechten, met rechtsstaat, met vrijheid van meningsuiting. Ik heb het gevoel dat u een beetje met uw hoofd in Verweggistan leeft.’
Ook voor wie niet angstig wacht op islamitische werelddominantie kan de moslimidentiteit in onze geseculariseerde samenleving pijnlijk schuren. Bijvoorbeeld waar het opvattingen over afvalligheid en homoseksualiteit betreft. En is ‘bruggenbouwer’ Tariq Ramadan nu een wolf in schaapskleren of niet?
De moslimidentiteit is nog niet volledig ingedaald in de polderklei. Als een Nederlandse moslim van Marokkaanse afkomst een woedende column schrijft over de Navo-oorlog tegen zijn geloofsgenoten in Afghanistan, dan kan hij zijn Nederlanderschap nog zo benadrukken, maar dan blijft hij een moslim aan wiens loyaliteit men twijfelt. Daarom stemde het CDA tegen het voorstel van de eigen staatssecretaris van Defensie om Ali Eddaoudi geestelijk verzorger bij de landmacht te maken. Hij werd het overigens toch. En Tariq Ramadan is nog steeds gasthoogleraar in Rotterdam.