Moskeeën genoeg in Nederland, maar aan voldoende imams van eigen bodem heeft het altijd ontbroken. Mede daarom levert de Turkse religieuze organisatie Diyanet 120 imams aan Turks-Nederlandse moskeeën. En daarom ook nodigt het Contactorgaan Moslims en Overheid (cmo) tijdens de komende ramadan – de drukste moskeemaand – 53 imams uit Marokko uit om de grote toeloop van gelovigen te bedienen. ‘Het is niet de meest ideale oplossing’, vindt cmo-woordvoerder Yassin Elforkani. ‘Maar we kunnen niet anders, we doen dit vanwege een tekort aan imams in Nederland.’

Drukte is niet de enige reden voor het cmo om de Marokkaanse imams uit te nodigen. De imams behoren tot de malikitische rechtsschool, die als relatief gematigd wordt beschouwd. Tijdens hun preken in Nederland zullen deze imams benadrukken dat er niet één, absolutistische interpretatie van de islam bestaat. Elforkani hoopt dat op die manier de groeiende sympathie onder Nederlandse moslims voor het islamitische radicalisme tot stilstand gebracht kan worden.

Het is een noodgreep die Elforkani liever voor was geweest met in Nederland opgeleide imams die de leefwereld van Nederlandse moslims beter kennen. Maar aan zulke ‘polderimams’ ontbreekt het nu eenmaal, ook al is wel geprobeerd om dit type islamitische geestelijke in Nederland op te leiden. Halverwege het vorige decennium zijn aan drie onderwijsinstellingen (Vrije Universiteit, Universiteit Leiden, Inholland) opleidingen geïnitieerd die in de aanwas van polderimams moesten voorzien. Daar is vijf miljoen euro in gestoken. Maar tot op heden is het geen van de drie opleidingen gelukt een imam af te leveren. De opleidingen in Leiden en op Inholland zijn inmiddels gestopt. De imamopleiding aan de Vrije Universiteit telt op het moment maar twee studenten.

Er zijn tal van redenen voor de gebrekkige doorstroom van de opleidingen naar Nederlandse moskeeën. Veel studenten vielen uit omdat ze andere verwachtingen hadden van de opleiding. Degenen die de opleiding wél voltooiden, kozen vaak voor een baan als geestelijk verzorger in een ziekenhuis, gevangenis, of ze zetten een adviesbureau op.

Imam worden bleek niet erg aantrekkelijk vanwege de lage salariëring. Ook liep de doorstroom vast op de hoge eisen die moskeeën stellen aan de religieuze kennis van imams. Polderimams kunnen niet tippen aan imams die opgeleid zijn aan bijvoorbeeld een topuniversiteit als Al-Azhar (Egypte). Ook hebben de moskeeën nauwelijks belangstelling voor geestelijken die aan Nederlandse universiteiten hebben geleerd op academische en kritische wijze te reflecteren op religie.

‘Er is toch de angst bij moskeebesturen dat wij vrijzinnige, kritische mensen opleiden. Daar zijn deze moskeeën niet klaar voor. Eigenlijk komt het erop neer dat ze niet zo happig zijn op hier opgeleide mensen’, weet Mohamed Ajouaou, coördinator van het Centrum voor Islamitische Theologie aan de VU, dat een ambtsopleiding tot imam aanbiedt.

Maurits Berger, hoogleraar islam in de hedendaagse westerse wereld en verantwoordelijk voor de gesneuvelde imamopleiding aan de Universiteit Leiden, trekt dezelfde conclusie. In een universiteitsblog uit 2013 schrijft hij bitter over een moslimgemeenschap die de neus ophaalt voor de Nederlandse imamopleidingen: ‘Vanuit de moslimgemeenschap en de moskeeorganisaties werd (…) afstandelijk, soms argwanend, en vaak wat schamper naar deze opleidingen gekeken. Waren de docenten wel allemaal moslim? Wilde zo’n universiteit of hogeschool zich nu ook al de islam toe-eigenen?’

Het streven om een polderimam af te leveren is een typisch post-9/11-product, geboren uit de behoefte een Nederlandse islam te creëren waar de scherpe kantjes vanaf zijn. De Nederlandse overheid wilde snel werk maken van zo’n polderislam en gaf in 2005 de aanzet tot de oprichting van imamopleidingen. Polderimams kunnen als geen ander een brug slaan tussen moslims en de rest van de Nederlandse samenleving, was de overtuiging. Ze zouden bovendien de radicale predikers die het oor hadden van Nederlandse moslimjongeren overbodig kunnen maken.

Inhoudelijk heeft de Nederlandse overheid zich niet bemoeid met de imamopleidingen, maar door het stellen van bepaalde voorwaarden voor de subsidiëring is wel geprobeerd het profiel van de polderimams in de gewenste richting te sturen. Opleidingen die te veel docenten uit het buitenland trokken, de lessen niet overwegend in het Nederlands gaven, of geld of inhoudelijke steun uit het buitenland ontvingen, kwamen niet in aanmerking voor subsidie.

Het vervolg is bekend. De opleidingen mislukten. Hebben polderimams dan sowieso geen kans van slagen? Dat is niet helemaal zo. Onder de Nederlandse moslimgemeenschap leeft wel degelijk de behoefte aan imams met een gedegen kennis van de Nederlandse context. Alleen willen zij die polderimams op eigen voorwaarden vormgeven. Enkele initiatieven daartoe blijken wel succesvol. De imams die deze opleidingen afleveren voldoen alleen misschien niet helemaal aan het profiel van de ideale polderimam dat de Nederlandse staat voor ogen heeft.

‘Er zijn 850.000 moslims in Nederland, die geen eigen, bekostigde imamopleiding hebben’

‘Een imamopleiding in Nederland?’ reageert Harm Noordhof, van Noordhof Consultancy in Aerdenhout. ‘Die is er al.’ Noordhof is als adviseur voor het hoger onderwijs verbonden aan de Islamitische Universiteit Rotterdam (iur). De iur, in 1997 gestart, verzorgt de opleiding tot islamitisch geestelijk verzorger en imam. Beide opleidingen zijn sinds 2012 geaccrediteerd door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie, de organisatie die alle opleidingen van Nederlandse universiteiten en hogescholen beoordeelt. In totaal staan er 208 Nederlandse studenten ingeschreven, waaronder 28 met een Marokkaanse en 30 met een Turkse achtergrond. De iur heeft contracten met Turkse, Marokkaanse en Surinaamse moskeeverenigingen gesloten. Een imam heeft de Islamitische Universiteit ondertussen al afgeleverd: Azzedine Karrat is hoofdimam van de Essalam-moskee in Rotterdam. Andere opleidingen is dat nog niet gelukt. Karrat geeft nu zelf les op de iur.

De iur krijgt echter geen subsidie van de Nederlandse overheid en is afhankelijk van particuliere giften. ‘Heel betreurenswaardig’, vindt Harm Noordhof. ‘Dat is rechtsongelijkheid.’ De Theologische Universiteit Kampen (130 studenten) kreeg afgelopen jaar 1,2 miljoen euro subsidie, de Protestantse Theologische Universiteit (280 studenten) 8,5 miljoen, de Theologische Universiteit Apeldoorn (90 studenten) 1,3 miljoen euro. Samen – exclusief de rooms-katholieke opleidingen – elf miljoen euro voor slechts zo’n vijfhonderd studenten. ‘De Islamitische Universiteit Rotterdam wordt in dit opzicht gediscrimineerd’, vindt Noordhof. ‘Er zijn 850.000 moslims in Nederland, die geen eigen, bekostigde imamopleiding hebben.’

De iur kwam de laatste jaren wel regelmatig in opspraak vanwege ‘antiwesterse en ondemocratische’ uitspraken van de rector – deze week nog noemde hij tegenstanders van president Erdogan homo’s en Armeniërs. De Onderwijsinspectie heeft de universiteit begin dit jaar onder verscherpt toezicht geplaatst, maar juist omdat de overheid deze instelling niet bekostigt heeft onderwijsminister Bussemaker beperkte juridische mogelijkheden om in te grijpen.

‘Net als dat van de gereformeerde kerk is ook het gedachtegoed van de iur orthodox te noemen’, erkent Noordhof. ‘Maar niet radicaal, daar zijn ze heel kien op. Ze leiden hier jongens en meisjes op die honderd procent Nederlandse imam of geestelijk verzorger willen worden. Dat is beter dan ze uit Marokko of Turkije te halen.’

Uiteindelijk zullen volgens de adviseur alleen opleidingen waarin in eigen kring behoefte bestaat, overleven. Daarom zijn volgens hem ook de drie Nederlandse imamopleidingen mislukt. ‘Het enige doel was om Nederlandse imamopleidingen te verzorgen aan Nederlandse instellingen met Nederlandse doelen, namelijk het bevorderen van integratie en het tegengaan van radicalisering. Je kunt zo’n opleiding niet in handen leggen van niet-moslims.’

Ook vanuit de Turks-Nederlandse gemeenschap groeit de belangstelling om zelf opgeleid te worden tot imam. In dit geval in samenwerking met Diyanet, het Turkse presidium voor godsdienstzaken, dat aan zo’n 120 moskeeën in Nederland eigen Turkse imams levert. Minister Lodewijk Asscher wil onderzoeken, zo meldde hij vorige week in een Kamerbrief, om deze imams voor hun komst een cursus Nederlands aan te bieden. Maar moskeebesturen zien hier in een eerste reactie niet veel heil in. ‘Onze imams zijn hier maar voor vier jaar’, zegt Mehmet Yamali van de Fatih-moskee in Amsterdam. Hij vindt de verplichting ze Nederlands te laten spreken te veel gevraagd.

Diyanet zelf heeft een heel ander plan: het presidium leidt al sinds 2007 Turks-Nederlandse jongeren op aan de Internationale Opleiding Theologie (uip) in Ankara. ‘Kandidaten worden na hun aanvraag onderworpen aan een toets waarin wordt gekeken in hoeverre de aanvrager het gewenste niveau heeft voor een dergelijke theologische opleiding’, schrijft de perswoordvoerder van Islamitische Stichting Nederland namens Diyanet in een e-mail. De kandidaten die toegelaten worden krijgen vervolgens vier jaar academisch onderwijs in Turkije. Een deel vervolgt volgens de woordvoerder hun opleiding aan Turkse of andere Europese universiteiten voor het behalen van een master of PhD. Anderen keren terug naar Nederland om hier als imam aan het werk te gaan.

Er zijn in Nederland nu al vier Nederlandse imams werkzaam die afgestudeerd zijn aan de uip. En de interesse neemt snel toe: op dit moment heeft de uip veertig Nederlandse studenten in opleiding, dit jaar hebben nog zo’n dertig potentiële Turks-Nederlandse leerlingen een aanvraag ingediend.

De Islamitische Stichting Nederland zou graag, voorafgaand aan deze academische opleiding, de mogelijkheden voor een theologische middelbare beroepsopleiding in Nederland onderzoeken, in samenwerking met de Nederlandse regering. De woordvoeder benadrukt dat de moskeeën die bij deze stichting zijn aangesloten weinig tot geen last hebben van radicalisering. ‘Dat in deze moskeeën imams uit Turkije en de afgestudeerden van uip werkzaam zijn, laat zien dat deze vorm van imamonderwijs succesvol is. Daarnaast is de kennis van het Nederlands en de Nederlandse samenleving van deze imams zeker van grote waarde bij het oplossen van eventuele problemen met Turks-Nederlandse jongeren en voor het integratieproces.’

Eén ding is met de imamopleiding aan de iur en het opleidingstraject van Diyanet in ieder geval wel bewezen: de behoefte bij de Nederlandse moslimgemeenschap aan een imam die in Nederland geworteld is, bestaat nog altijd. Het zijn – gezien de aard van iur en Diyanet – alleen niet het soort polderimams die voldoen aan het wensbeeld van de overheid. De regering lijkt nu een paar opties te hebben. Of ze houdt vast aan een polderimam naar een eigen ideaal, maar dan bewandelt ze een dood spoor, want bewezen is dat de opleidingen die zulke imams moeten afleveren gedoemd zijn. Of ze ondersteunt particuliere initiatieven zoals de imamopleiding in Rotterdam, net zoals de christelijk theologische universiteiten, met subsidiëring – waarmee ook private financiering uit het buitenland overbodig wordt –, en gaat de samenwerking aan met Diyanet. Dat is wellicht verre van gewenst, maar het biedt wel de mogelijkheid om nog enigszins een rol te behouden in de creatie van een polderislam.


Beeld: (1) Islamitische Universiteit Rotterdam – ‘Je kunt zo’n opleiding niet in handen leggen van niet-moslims (Peter Hilz / HH)