Kan een persconferentie van drie kwartier, live uitgezonden, met vraagsessie, maskeren waarom die persconferentie eigenlijk werd belegd? Mr. Bram Moszkowicz toonde maandag in zijn persconferentie over de zaak-Holleeder aan dat dat kan. ‘Hij heeft geen antwoord gegeven waarom hij nú moest stoppen’, liet Moszkowicz’ collega Theo Hiddema zich later ontvallen. Wie van een afstandje naar de zaak kijkt, ziet dat de belangrijkste schakel in Moszkowicz’ betoog inderdaad ontbreekt. Dat hij als advocaat beschadigd raakte, staat buiten kijf, net als het recht van Holleeder op een eerlijk proces. Maar waar is het verband tussen die twee?

De impliciete link die Moszkowicz legt, is tamelijk lachwekkend. Stel: je rolt als jongen van de straat van wat scharrel- en mepwerk in de serieuzere criminaliteit, maakt naam in het wereldje en schrijft een van de beruchtste misdaden in de recente Nederlandse geschiedenis op je naam. Na je straf uitgezeten te hebben, sta je vijftien jaar later opnieuw terecht en word je ervan beschuldigd een criminele organisatie te leiden die onder meer twee dozijn liquidaties op haar naam heeft staan. En vervolgens zou je geen eerlijk proces meer kunnen krijgen, nadat je raadsman – vanwege diens band met jou – door een journalist een ‘maffiamaatje’ is genoemd in het radioprogramma Stand.nl.

In de handen van een vaardig pleiter als Moszkowicz werd dit een aanklacht tegen een monsterlijke samenballing van krachten die uit waren op zijn val. Wie het complotdenken zou omkeren en projecteren op Moszkowicz zelf, zou in deze gang van zaken een exitstrategie kunnen zien, een door Moszkowicz geziene en aangegrepen kans om zich te bevrijden uit de ongezonde greep van Holleeder en diens entourage. Met wat meer goede wil is het zelfs begrijpelijk dat Moszkowicz eens moest bezwijken onder de aanhoudende druk – al blijven Kelders aantijgingen dan een tamelijk onverwachte druppel die de emmer deed overlopen en blijft onduidelijk op welke manier Holleeder daar nu schade van had.

Wie daarentegen ingaat op de bezwaren van Moszkowicz, moet concluderen dat hij wel degelijk wezenlijke kwesties aanroert die essentieel zijn voor het functioneren van de advocatuur en daarmee van de rechtsstaat. Dat is het verraderlijke van de confrontatie zoals die vorige week in de media werd gepresenteerd: ‘Kelder-Moszkowicz: 2-1’ (de Volkskrant), alsof het om een sportwedstrijd ging. Want deze zaak gaat écht ergens over. Over het recht van een advocaat om neutraal te blijven en niet beoordeeld te worden op de daden van zijn cliënt. Over het recht van een advocaat gevrijwaard te blijven van een gericht offensief van het Openbaar Ministerie. Over het recht van een verdachte de advocaat van zijn keuze te behouden. Over het recht van een advocaat zelf te beoordelen of hij voldoende professionele afstand houdt tot zijn cliënt.

Maar er zijn ook andere rechten in het geding, waarop Moszkowicz wijselijk niet inging. De bovengenoemde rechten zijn namelijk te misbruiken en andere partijen hebben het recht daarover vragen op te werpen. De pers, bij uitstek. Zeker als een jurist de indruk wekt te weinig afstand te houden tot criminele klanten. En dat deed Moszkowicz. In die zin is Moszkowicz een gevaarlijke advocaat voor de advocatuur zelf. Hij wekt de indruk net buiten de lijn te lopen die een advocaat moet trekken in het contact met zijn criminele klanten, maar met zijn scherpe intellect lijkt hij precies te weten hoe hij kan verantwoorden dat hij erbinnen blijft. Door zich te beroepen op grondrechten van de advocatuur, betrekt hij bovendien onherroepelijk zijn collega’s en de beroepsgroep bij zijn zaak.

Het geeft te denken dat dergelijke grondrechten aangeroepen moeten worden door sommige advocaten en niet door andere. Waarom wel door Moszkowicz jr. en niet sr.? Waarom wel door John Engelsma, de advocaat van Klaas Bruinsma, en niet door diens kantoorgenoot Korvinus, of door Spong, Hiddema of de broers Anker? Het antwoord is door Moszkowicz het afgelopen jaar vaak gegeven in interviews. Als hij de ruimte kreeg, zoals in Volkskrant Magazine van april vorig jaar, beschreef hij zichzelf als iemand die de professionele afstand tot criminelen met opzet laat varen, omdat hij ze zo interessant vindt, omdat ze leven in de brouwerij brengen, omdat ze grappig en spannend zijn. Omdat ze zo zijn zoals hijzelf is, met als enige verschil dat lijntje waar Moszkowicz niet overheen stapt en zij (soms) wel.

Voor iemand met die eigenschappen zijn regels geschapen waar andere advocaten zich misschien instinctief aan houden. Die laatste categorie moet op de bres voor die regels en voor de vrijheden van de advocatuur, niet de eerste. Tegen de dreigingen die komen van het OM, vanuit de onderwereld én van advocaten die zich, onder dekking van de beroepsgroep, te dicht bij het vuur begeven.

Moszkowicz mag daarom maandag de juiste principiële vragen hebben aangeroerd, hij is niet de man die over de antwoorden moet gaan. Zijn collega’s zijn nu aan zet.

In verband met de zaak Holleeder lees ook:De mythe van de onschuldige penoze vermoord