Nog twee weken en het is Prinsjesdag. Dan zal blijken wat de ruggengraat van de oppositie waard is en of de bewering dat het aangescherpte Europese groei- en stabiliteitspact niet botst met onze nationale begrotingssoevereiniteit meer is geweest dan een bezwering. Die twee hangen met elkaar samen. Want als de oppositie door de knieën gaat, zal dat zijn om te voldoen aan de eisen van eurocommissaris Olli Rehn. En als ze dat niet doet, heeft het kabinet wat uit te leggen aan diezelfde Rehn.

Ik verwacht dat het CDA – verantwoordelijke bestuurspartij die het nou eenmaal is – zal zwichten voor de chantagetactiek van het kabinet, die onlangs zo verbluffend eerlijk in Buitenhof werd verwoord door oud-senator Erik Jurgens: welke politieke partij wil het op haar geweten hebben het land in crisistijd onbestuurbaar te hebben gemaakt? Wie stort in de diepste recessie sinds 1930 het land verder in de afgrond? Afzender: Diederik Samsom. Jurgens was slechts de boodschapper.

En zo zijn we in de bizarre situatie beland dat verantwoorde politiek neerkomt op steun aan onverantwoord begrotingsbeleid. Of om het maar eens heel scherp te formuleren: wie pleit voor verantwoord beleid is een politieke randdebiel.

Dat het kabinet met zijn tekortfixatie op het verkeerde spoor zit is zo onderhand gemeengoed geworden. Had ik twaalf maanden geleden nog minstens een kwartier nodig om mensen ervan te overtuigen dat niet de staatsschuld maar private schulden het probleem waren, dat lastenverzwaringen huishoudens alleen maar verder in het rood joegen, dat loonmatiging het probleem was en niet de oplossing, dat koopkrachtherstel de sleutel is, dat Kunduz (dertien miljard euro) en Rutte II (zestien en nog eens zes miljard) krimp, tekort en schuld alleen maar verder hebben aangewakkerd, en dat die vermaledijde drie procent dus het best maar even genegeerd kon worden, tegenwoordig hoef ik maar op het podium te klimmen of de zaal balt al instemmend de vuisten.

Het heeft even geduurd, maar er begint zich wel degelijk een consensus af te tekenen. IMF, CPB, ING, Rabobank, ABN Amro, VNO-NCW, MKB-Nederland, de kredietwaardigheidsbureaus, twaalf van de dertien mediaeconomen die Nederland kent (met econoom-koning Sweder van Wijnbergen, die in Buitenhof zijn bijbaan als Dijsselbloems paardenfluisteraar onthulde, als enige uitzondering), een groeiend deel van de babbelende kaste, en zelfs de voormalige slagers van Kunduz (Slob, Pechtold en de rechtsopvolger van Sap, Van Ojik) – allemaal is het ze gaan dagen dat het via lastenverzwaringen afwentelen van de kosten van de bancaire crisis op de burger desastreuze gevolgen heeft als op datzelfde moment een vastgoedzeepbel van ongekende proporties in het gezicht van diezelfde burger ontploft. Beter nog maar ff wachten, luidt nu het motto.

Deze gezond-verstand-coalitie is geen godswonder. Je hoeft alleen maar uit je doppen te kijken. Stijgende werkloosheid, records aan faillissementen, groeiende leegstand, een verouderend wagenpark, dalend kindertal, stijgend aantal zelfmoorden, meer bijstandstrekkers – het zijn zichtbare tekenen dat de spankracht van burgers en bedrijven, nu we het zesde crisisjaar op rij induiken, op het punt staat het te begeven. De reserves van vijftien vette vastgoedjaren zijn weg; het begint nu echt pijn te doen.

Wel een mirakel is de hardnekkigheid waarmee het kabinet vasthoudt aan zijn rampzalige koers. Vrij naar Keynes: als de omstandigheden wijzigen pas ik mijn beleid aan. Niet dus. Met zelootachtig fanatisme hebben de coalitiepartijen hun eigen politieke succes afhankelijk gemaakt van tekortreductie ongeacht de kosten. En ook al blijkt het beleid keer op keer, ook naar eigen doelstellingen – een lager tekort, minder staatsschuld – een debacle, het antwoord is steeds opnieuw: even doorbijten, niet opgeven, we zijn er bijna.

Waar komt dat zelotisme vandaan? Ideologie kan het niet zijn. Het gaat er bij mij niet in dat zo’n rechtschapen zoon der sociaal-democratie als Lodewijk Asscher lekker slaapt als er onder zijn wacht 150.000 werklozen bij komen. En omdat ik Dijsselbloem steeds nieuwe argumenten voor tekortreductie uit de kast zie halen – de laatste is vrees voor stijgende rentelasten – denk ik ook niet dat het kabinet daadwerkelijk gelooft dat dit het pad naar herstel is. Brusselse Sachzwang speelt een rol, maar kan niet het geringe zondebokken verklaren: dit beleid is Haags, niet Brussels, zo herhaalt Rutte II keer op keer.

Volgens mij komt het door een mengsel van historische monumentalismedrift (‘wij breken wél met de italianisering van de Nederlandse politiek’), stuurloze daadkracht (‘wij hervormen wél, maakt niet uit wat’), wederzijdse houdgreep (‘wij laten elkaar níet vallen’), infantiele onderhandelingstechnieken (‘als jij deze kaart trekt, trek ik die’) en groeiende bunkermentaliteit (‘wie niet voor ons is, is tegen ons, en kan dus naar de pomp lopen’). Op deze zelfopgetrokken muur van ontkenning strandt straks het gezonde verstand.