Les contes d’Hoffmann, regie Tobias Kratzer © MATTHIAS BAUS / DNO

Hoffmanns vertellingen van Jacques Offenbach (1819-1880) is een levendige, sprookjesachtige opera waar ik met veel plezier aan terugdenk – maar dan moet ik wel ver teruggaan. Omstreeks 1950, toen ik tien jaar was, nam mijn oma me mee naar een mooie voorstelling van de Nederlandse Opera Stichting in de Amsterdamse Stadsschouwburg met feeërieke, langzaam bewegende en verdwijnende decors van Nicolaas Wijnberg. Zij moest me voorzichtig uitleggen dat een man, die dichter Hoffmann, van drie of vier verschillende vrouwen tegelijk kan houden en uiteindelijk toch kiest voor de muze van de dichtkunst.

Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief en ontvang iedere ochtend het beste uit De Groene in je mailbox

Lange tijd was de opera nauwelijks te zien in Amsterdam. Nu ging hij, vooruitlopend op het Holland Festival, in première in de Stopera en heb ik zelf kleinzoons, maar aarzel ik of ik ze er mee naartoe zal nemen. De Duitse regisseur Tobias Kratzer neemt het verhaal wel erg serieus en heeft het van alle humor en romantiek ontdaan. Decorontwerper Rainer Sellmaier ontwierp een muur van kleine hokjes, met midden in de moderne flat van Hoffmann, waar z’n vrienden bij elkaar komen om zijn verhalen te horen: over zijn liefdes voor een mechanische pop, een tot de dood gedoemd meisje en een wrede courtisane. Die verhalen zien we zich vervolgens in de belendende kamertjes afspelen. Het is een kale boel geworden: een biercafé wordt een eenvoudige studentenkamer, een balzaal een riool, van Venetiaanse gondels is geen sprake, het koor is vaak onzichtbaar of er is nauwelijks plaats voor.

Die soberheid is op zich niet slecht, maar het is de vraag of Offenbachs opera al die ernstige eenvoud wel kan verdragen. Offenbach is bekend van zijn vele operettes, die af en toe worden gespeeld, maar de ironie en de satire ontgaan ons nu helaas meestal. Hoffmanns vertellingen is zeker geen operette, maar de muziek klinkt nog steeds erg aansprekend en zelfs meeslepend, de verhalen zijn spannend, maar gaan niet heel diep. Inhoudelijk kan Kratzer er niet veel aan toevoegen, behalve grote hoeveelheden drank, drugs en liggende meisjes, als zeemeerminnen en dode lichamen.

Maar er is één belangrijke verandering. Hoffmann wordt in deze opera op al z’n reizen vergezeld door een vriend, Niklaus, die zich uiteindelijk ontpopt als de muze die hem probeert voor de dichtkunst te behouden. Hier hoeft mezzosopraan Irene Roberts, die overigens schitterend speelt en zingt, geen travestierol en geen Griekse godin te spelen. Zij is gewoon Hoffmanns vriendinnetje, die al die liefdes gepast kritisch aanziet en hem steeds trouw blijft. Zij is het aardige buurmeisje dat hij over het hoofd ziet bij zijn exotische avonturen en dat het gebeuren van een afstandje bekijkt.

Dirigent Carlo Rizzi liet het Rotterdams Philharmonisch Orkest sterk spelen. Het Koor van de Nationale Opera zong tegen de vele klippen op. Van de zangers vond ik naast tenor John Osborn als een heel natuurlijke Hoffmann vooral sopraan Ermonela Jaho als de ongelukkige Antonia prachtig, en bariton Erwin Schrott als een gevaarlijke boef in vier gedaantes. Een interessante voorstelling, niet sprookjesachtig, maar sober en overtuigend.

Holland Festival, Les contes d’Hoffmann, t/m 2 juli in Nationale Opera & Ballet, Amsterdam. 21 juni vanaf 19.00 uur gratis projectie op groot scherm in park Frankendael. hollandfestival.nl