In Tokio maakte ik een dag wel twee keer iets merkwaardigs mee. Eerst kwam ik op een zebrapad Martin van Amerongen tegen. Ik voelde mij, zo ver van huis, als Robinson Crusoe die Vrijdag ziet aanspoelen. Een paar uur later zag en hoorde ik Jaap van Zweden, als dirigent en niet als violist, Beethovens Vioolconcert repeteren. Van de soliste herinner ik me niets, behalve dat ze goed was op de onvergetelijk vergankelijke wijze van gemiddelde Japanners die concoursen winnen op hun prijzenswaardige gebrek aan hoorbare gebreken. Maar zeer goed is mij bijgebleven hoe Van Zweden het Residentie Orkest behandelde. Hij deed het met hartstochtelijke tederheid, alsof dat klankcorpus van zegge zestig man tot één reusachtige viool betoverd was, een fabelinstrument met zijden snaren dat van vroeg-negentiende-eeuwse liefde zong zonder te schreeuwen of te kreunen, klassiek-romantisch op de wijze van een beetje Goethe met een toef Jean Paul. Heel even werkte de methode van verleiden. Ook toen dacht ik, hoewel het maar even duurde, wat ik bij Van Zweden in zijn violistentijd wel vaker had gedacht: als je echt zo goed wordt als ik hoop, dan is het in de eerste plaats omdat je nergens bang voor bent. Toen ik dat had gedacht, was de ban alweer verbroken.
En nu heeft oud-concertmeester en meesterviolist Jaap van Zweden, in de dirigentennering toch een prille grootheid, met zijn eigen Residentie Orkest voor Philips alle negen symfonieën van Beethoven opgenomen, door hem met blijde gelukzaligheid als «bijbel van de symfonische muziek» omschreven. Op super audio nog wel, want deze dirigent rekt de klinkende dimensies van zijn universum gaarne tot het uiterste.
Dat Van Zweden in zijn loopbaan liefst met grote stappen gaat is weliswaar geen nieuws, het maakt dit encyclopedische project naar hedendaagse maatstaven niet minder ongewoon: een Beethovencyclus van een Nederlands symfonieorkest onder een Nederlandse dirigent op een Nederlands label van wereldnaam alleen het koor van de Negende en de solisten zijn van over de grens. We hadden op Philips al Beethoven met het Orkest van de Achttiende Eeuw onder Frans Brüggen, maar die was authentiek en voor een authentieke Nederlandse Beethoven werd in de business wél een ereplaats gereserveerd, en niet alleen wanneer hij op het peil van Brüggen was. Maar gewone Nederlandse symfonieorkesten leken voor dit repertoire in een tijd van authentieke uitvoeringspraktijk niet langer relevant, en vaak werd in de concertzaal pijnlijk duidelijk waarom.
Eerst dit. Philips doet er goed aan om de band met het product van eigen bodem aan te halen. Het geeft zon maatschappij zijn wortels terug en dat is goed voor iedereen, de spelers en de klanten. Brahms met Boston en Ozawa zegt geen hond wat. De mensen houden van vertrouwd. Ze kijken graag naar Hart van Nederland en hechten aan de bakker om de hoek. In de muziek, ook de verhevene, werkt het net zo. Jaap, die kennen we. We zijn maar boeren.
En nu: hoe klinkt het?
Nederlands. Heftig, maar niet excessief. Een spel van driften zonder demon. In het lyrische geslepen als de leus geniet, maar drink met mate. Dit is een aanpak die zich voordoet als boeket van stijlen, gewild persoonlijk zoals de samensteller van een bloemlezing zichzelf denkt bloot te geven door het onverwisselbare van zijn keuzes. Je hoort Van Zweden graag praten over dirigenten onder wie hij als concertmeester bij het Concertgebouworkest heeft gespeeld, en van wie hij zegt dat hij heeft geleerd wat hij weten moest: Bernstein, Haitink, maar boven alles Harnoncourt.
Bepaalde maniërismen maken duidelijk hoe Harnoncourt ook deze Nederlandse Beethoven naar de letter heeft gevormd. De spastische accenten, het bitse rommeldamse tamboereren van de pauken en die mooie gemelijke licht rebelse tonen in de strijkers volgen een pad dat de profeet geëffend had voor zijn discipelen. Maar Van Zweden mist de ongeregelde en doodsverachtende bezieling van de pionier. Het is geen kwestie van talent per se maar van karakter. Alleen ontdekkers zijn persoonlijk. Van Zweden is de tweede man die tempotempo op de eerste plaats jaagt en hoopt op kracht en snelheid toch te landen waar de ander op verbeelding was gekomen.
Wonderlijk genoeg is het resultaat van zijn gedreven inspanning niet werkelijk opwindend, terwijl hij zich toch drastisch roert met luide ruigbedoelde fortes. Hij is soms echt heel goed en hij is spierbundel genoeg voor een uitbundige bekroning van het betere symfonische geploeter; in de finale van de Negende, live, begint het toch te zinderen. Dan klinkt Van Zweden fris zoals men het zich aan het bureau wel voorstelt dat fris fris is in het echte leven.
Maar wat hem niet lukt is het suggereren van een ideële boodschap, een verborgen code, van de meer dan slechts lichamelijke oerbedoeling die de noten aforistisch afgemeten tekenen, wat aangebrand verwijzend naar hun wezen. Het is bij deze dirigent zo altijd wat het is, deze muziek. Dat maakt het goed en niet goed tegelijk. Het is heel levendig maar niet karaktervol. Sonoor, maar meer van breedte dan van diepte. Dynamisch, maar niet spannend. Het is niet evenwichtig, alleen van tempo. Het is probeerbeethoven. Met een nog speelbaar soort verlangen glijdt het zoeklicht van de artistieke wil over de partituur. Vrij willekeurig valt licht op een of ander. Hier een thema, daar een ritme, soms in een veeg episodenlang per ongeluk een grote lijn die plotseling weer wel veel meer dan louter vasthouden van tempo is. Om die momenten van verwezenlijking te ervaren moet je vele spanningsloze perioden overbruggen. Er is geen echte climaxwerking in deze Beethoven. Soms valt midden in een bergbeklimming plotseling de stroom uit, ook waar het volume maar blijft stijgen en de maestro op zijn tenen lijkt te staan om alles los en vrij en groot en diep te kloppen met zijn woeste slag. Wat dat effect van wegzakken veroorzaakt is niet uit te leggen. Misschien omdat de agitatie bij Van Zweden min of meer constant is. Er is wel altijd leven bij Van Zweden maar het bruist er stationair, als monter doorgaande beweging. Dat nekt de spanningswerking van de pieken en de dalen. Maar goed, het is op weg, al weet het niet waarheen. Dat komt beslist een keer. Jaap staat voor niets.
Wat wil Van Zweden? Veel. «Op een doorsnee Beethoven zit immers niemand te wachten. Ik wilde een andere Beethoven, een Beethoven waarin de verworvenheden van de afgelopen decennia samenvallen met mijn visie.»
Misschien is dat het beste antwoord op de vraag naar het belang van deze opname. Hij dicht weer nieuwe gaten in de nooit compleet gelegde puzzel die dit oeuvre voor ons nabestaanden is gedoemd te blijven. Welke gaten? Blijf kijken, zie de horizon. Zó groot, zo ver, zo ongenaakbaar.
Beethoven
Symfonieën 1 t/m 9
Residentie Orkest onder Jaap van Zweden.
Chor des Städtischer Musikverein zu Düsseldorf.
Solisten: Camilla Tilling (sopraan), Charlotte Hellekant (alt), Julian Gavin (tenor), Nathan Berg (bas).
Philips 476 028-2, 5 cds