De ergste handicap die mensen kunnen hebben is begaafdheid in de kunst, de scheppende. Genieën, vooral de minder handigen, hebben als het niet per ongeluk eens meevalt een belabberd leven. Wat hebben Bach en Schumann, Schubert en Moussorgski geleden onder de stompzinnigheid van de gemene deler die ook vandaag in krant en op tv precies weet hoe het hoort, ons schrijven en ons kwasten en ons kokkerellen en ons componeren. Maar omdat op deze wereld alles markt is, dus actie is reactie, komt dat op termijn in orde. Postuum. De echte groten mogen, als het volk de brekebenen zat is, de eerste prijzen incasseren. Als ze maar eerst dood zijn.

Nooit blijkt, dat is komisch, de terecht eenzijdige erkenning van grandeur een recht voor eeuwig. Als helden lang genoeg het hoogste lied hebben gezongen, gaan de mensen zich op instigatie van hun hongerige kleinheid op de lange duur de brekebenen weer herinneren. Bach is prachtig, maar een Telemann mocht er toch ook best zijn, dat wordt dan zo de les. Salieri, Dittersdorf, Max Bruch — hun revanche is een kwestie van retorisch vragen. Wat durven wij met onze grote smoelen kwaliteit te noemen? Hebben we dan criteria voor groot en minder groot? Waren die onderknuppels echt zo slecht als we geleerd hebben te vinden? Er was een tijd dat het publiek hun werken vrat. Dat zegt toch wat?

Kijk aan. Zo houden burgers het gelijk dat beteren gestolen hadden. Men kan de boot missen, dat weet de burger van zichzelf en wat is het een troost als het ook anderen is overkomen. Zijn hoogste eer is: redding van zijn lot genoten, zijn gelijken. Hij wil er zelfs voor door de knieën, als het moet.

En daardoor komt het dat de Italiaanse mezzosopraan Cecilia Bartoli dezer dagen in de winkel ligt met aria’s van de goddank vergeten Antonio Salieri, die in de succesfilm Amadeus nog uit jaloezie de moordenaar van Wolfgang Amadeus Mozart was en naar de wetten van de markt, dus actie is reactie, twintig jaar na dato toe is aan een tweede kans. Citaten in het boekje bij het plaatje leren kopers van het pleidooi bij de vleet waarom. Omdat de goede Beaumarchais, E.T.A. Hoffmann en Da Ponte, librettist van Mozart, zijn lachwekkende genie bewonderden. Ongeveer zoals de oude Freud na huiszoeking in Wenen zijn ongewenste gasten in het graf prees.

Niets was voorspelbaarder dan dat juist deze zangeres dit vuile werk van eerherstel zou klaren. Sinds jaar en dag is Bartoli een ster. En wie al zo lang tot het meubilair van ons muziekbedrijf behoort moet af en toe iets geks doen om de telexen te laten ratelen. Dat is gelukt; de mensen zijn er vol van en de uitgave is prachtig, aan de buitenkant. De zuidelijke schone staat er op het boekje weer gekleurd op. Het is burgerschoonheid, prachtig, veel te prachtig. Lippen, ogen, de blik weer prikkelend op schalks, alles zo nadrukkelijk methode van verleiding dat het tegenstaat. Het gezicht zegt: kijk mij deugen, kijk mij eens een tof wijf zijn. Vreselijk.

Het noodlot wil dat Cecilia Bartoli ook zo zingt, als iets dat wis en drie niet voor de poes is. Ze is een van de schitterendste zangeressen van haar tijd; in theorie is er niets beters dezer dagen. Maar alles wordt verknald door die wanstaltig hoorbare tevredenheid met stem en goede inborst. Ze is een soort Angela Groothuizen, maar dan met opera.

Ze is het niet alleen. Het is een zangerskwaal, die eerloze koketterie. Veel trauma’s worden aangericht door zangers en hun daden. De bas Bryn Terfel, die in het Concertgebouw de dirigent voor aap zet met wat in Zuid moet doorgaan voor gevoel voor humor, en dan de burgerij tot op de laatste rij maar lachen om die knusse grote boer uit Wales die zo ontroerend mestgetrouw zichzelf blijft dat de hele Grote Zaal naar stal ruikt van ruraal vertier. Een knip ogende Elly Ameling, die in de Kleine Zaal fatale vrouw speelt in een soort Frans lied van zeker cabaretgehalte. Soms wou je dat de doodstraf nog bestond; alleen de groten sterven in het harnas, naar het schijnt. Gelukkig gaat het kwaad, ook dat, in deze barre tijden met pensioen.

Salieri dus. Van de pr moet hier het woord «miskend» staan. Dat wordt hij ook. Door zangeressen die de ongelukkige met kloek gelal een plaat lang uit de schaduw van zijn meerderen willen kwinkeleren. «Discovering the operas of Antonio Salieri has been a great experience. I hope this recording will help Salieri to emerge from the shadow of Mozart and finally accord him the status he deserves.» Zo zingt de schone haar cultuurhistorische bêtises op de hoes en het is angstaanjagend evident dat ze het meent. Ze zingt vanuit de tenen zo rondborstig en dramatisch, of de brekebeen van ons de doodstraf heeft gekregen en nu uit razernij over dat onrecht theatraal moet worden vrijgepleit met het gebenedijde strottenhoofd dat notenketens produceert met de verbluffende exactheid van een zang machine. Potsierlijk is een eufemisme. Muziek van niets!

Het is een onwaarschijnlijke ervaring, of je George Steiner voor Frans Bauer de Nobelprijs hoort bepleiten. En zoals lang geleden Komrij in zijn televisiestukken graag voorspelde over wat hem toen, nu bijna dertig jaar geleden, in termen van beschaving onvoorstelbaar leek: o, zo ver komt het vast nog wel.

En dat is dan meteen de afschrikwekkende moraal van deze plaat. Als grote kunstenaars van het kaliber Bartoli de platheid van de tijd niet tegenhouden met de belcantomacht die hun dan toch maar is gegeven, wat kan ons dan nog redden? Niemand zeker. Dan zal de wereld blijven wat zij dankzij de weerloosheid van de beschaving, de cultuur incluis, geworden is; een much ado waar geen ont komen aan is.

Kijk om je heen, kijk om je heen. De hele vaderlandse politiek en pers in oproer om de teeltkeus van een burgermeisje. De absurde rechteloosheid van ons koningshuis. Een koninkrijk voor de benepen Antonio Salieri. En de verlamde matheid van de bange brave mensen die aanvaarden bij gebrek aan tastbare moraal die sterk genoeg gevoeld wordt om met eerbied voor te vechten. Bartoli op televisie met een rotorkest en in de strot godslasterlijk barokgedoe dat uitgezonden wordt omdat toevallig zij het is die de cultuurmoord pleegt. Je staat erbij en kijkt ernaar en met de moed der wanhoop denk je dat het tijd wordt voor geweld, ook in de kunst.

Mooie opname, goed orkest. Perfecte misdaad.

Cecilia Bartoli

The Salieri Album

Orchestra of the Age of Enlightenment o.l.v. Adam Fisher

Decca 475 100 2