Ives is zo’n componist die je eens in de zoveel tijd herontdekt. Zijn Unanswered Question was opnieuw spannend, raadselachtig, opwindend en rustgevend tegelijk. De langzame strijkers die de onmetelijke kosmos ten gehore brengen, de melancholieke trompet die de grote vraag stelt en dan de wanhopige houtblazers met hun mislukkende antwoorden. Van Strawinsky kon dit muziekstuk beter ongespeeld blijven, maar gelukkig duiken er telkens weer orkesten op die deze raad negeren.
Een ongekend hoogtepunt was de Concord Sonate. John Snijders, kennelijk niet moe te krijgen, sloot er de marathon mee af. Het lawaai dat hij uit de vleugel krijgt had ik nog nooit zo gehoord. Lawaai, maar volkomen beheerst. De eindeloze variaties waarin honderden keren het beroemde Beethoven-thema doorklinkt, soms als mokerslagen, soms als een vriendelijke rivier. Indrukwekkend abrupte veranderingen, schijnbare chaos en plotselinge heel diepe stiltes.
In de jaren zeventig stoorde het me wel eens als het publiek door opzichtige glimlachjes wilde laten merken dat het de citaten in deze muziek herkende. De marsmuziek, de ragtime, de psalmen. Je zou er de indruk door krijgen dat het hier om geestige muziek gaat. Maar volgens Ives is geestigheid in muziek net zo onmogelijk als geestigheid op een begrafenis. Ives schreef: ‘De geestigheid bewijst haar eigen gebrek aan geestigheid. Mark Twain kon humoristisch zijn bij de dood van zijn beste vriend, maar op zo’n manier dat hij het hart van de achtergeblevene ermee zegende.’ Ik kwam deze opmerking tegen in het boek van Bernlef en Reinbert de Leeuw uit 1969, dat ik voor de gelegenheid opnieuw ben gaan lezen.
Inmiddels is het publiek gewend geraakt aan de betekenis van Ives’ citaten: het exhibitionistisch glimlachen bleef tijdens deze Ives Marathon achterwege. Het gevolg: de muziek was niet meer grappig of ironisch. Maar iedereen werd er wel vrolijk van. Maar tegelijkertijd was de muziek ontroerend, door zijn naïveteit af en toe en door de melancholie van de oude herinneringen die Ives oproept. Maar tegelijkertijd ook indrukwekkend door de overtuigende ingewikkeldheid van de muzikale patronen, door de kracht van de muziek en de kracht van de musici. Er ontstond bij het publiek een botsing van tegenstrijdige gevoelens die volmaakt bij elkaar bleken te passen. Na afloop waren we helemaal door elkaar geschud en opgetogen geraakt, maar met tranen in de ogen. Dat is het wonder van deze muziek.
Een week later maakte ik in de Grote of Martinuskerk in Dokkum een concert mee van Erik Bosgraaf. De onbegrijpelijk behendige blokfluitist, die Telemann en Vivaldi speelde, begeleid door zijn Ensemble Cordevento. Bosgraaf slaagt erin de vioolsolo´s in Vivaldi’s Vier jaargetijden op de blokfluit te spelen. In De wereld draait doorhad hij al laten zien hoe hij dat doet. Op de viool kun je twee tonen tegelijk laten horen, op de fluit gaat dat niet. Hij lost dat op door die tonen zo snel op elkaar te laten volgen dat ze dezelfde werking hebben. Een krankzinnige, betoverende ervaring. Als kind heb ik nogal een afkeer ontwikkeld van de blokfluit en de Vier jaargetijden is zo ongeveer de meest afgekloven muziek die er bestaat, maar deze uitvoering was opwindend. Ook weer: ontroerend, vrolijk en indrukwekkend tegelijk.
Wat muziek is, is eigenlijk een onbeantwoordbare vraag. Een mislukkend, maar misschien toch redelijk antwoord lijkt me: in de grote momenten van de muziek beleef je zonder omweg hoe het vrolijke, het ontroerende, het oneindige, het tijdelijke, het ongecompliceerde, het ingewikkelde, het banale en het indrukwekkende tegelijk bestaan.
Beeld: Muziek Gebouw aan ‘t IJ