Ik kwam uit de grote boekwinkel op het Koningsplein in Amsterdam en wandelde twee oudere toneelspelers in de rug. Zij waanden zich onbespied en oreerden druk gesticulerend als was de Leidsestraat hun bühne. Het bleken Arthur Boni en Wim Meuwissen, twee zeventigers die al weer enige tijd niet op het toneel waren te zien. Kort daarop kreeg ik een foldertje waaruit bleek dat dát binnenkort ging veranderen.
Misschien had ik wel een spontane tekstrepetitie geobserveerd voor Bach en Händel, een discours tussen twee componisten, dat onder de titel Het duel onlangs in de Haarlemse Toneelschuur in première ging (productie Tamar Muziektheater, regie Anita van Soest). Johann Sebastian Bach (1685-1750) en Georg Friedrich Händel (1685-1759) - mijn verbrokkelende Larousse muziekencyclopedie schrijft in de naam van de laatste nog altijd een umlaut voor - kenden elkaars werk, maar hebben elkaar nooit ontmoet. De Mögliche Begegnung, een toneeltekst van Paul Barz is dus van a tot z verzonnen en stamt uit 1994, dat is dus ongeveer toen de wedergeboorte van de verengelste Duitser Händel begon, met name van zijn opera’s die de afgelopen twintig jaar stuk voor stuk ‘hip’ zijn geworden. De schrijver situeert de muzikale topontmoeting in Leipzig, Händel is even in het oude vaderland en heeft voor de bejaard en nagenoeg blind geworden Bach een souper laten aanrichten. Als hij alleen in de ruimte arriveert typeert hij met zijn ironie meteen het verschil tussen de beide grootheden: voor Händel is muziek handel, Bach is een genie, maar eentje van het type stoffige kluizenaar, een wereldvreemde die dé traktatie van zijn collega (oesters) niet kan betalen, maar die wel een niet te onderschatten wijnkenner blijkt. In de eerste helft van de anderhalf uur durende ontmoeting is de bon vivant uit Engeland voluit aan zet, daarna neemt Bach met zachte hand de leidende rol in dit steekspel over.
Arthur Boni speelt met zwierig plezier de middelpuntige extravertie van de toonkunstenaar die min of meer het Pruisische vaderland uit is gepest en die de grandeur van het Engelse hof gewend is, waar hij immers kind aan huis is. Achter de arrogante blik van de grootspraak boetseert Boni de panische angst van de artisan die in de schaduw van de maestro moet blijven. Wim Meuwissen (Bach) is de meesterkunstenaar van de minimale mimiek, met mínder méér vertellen, het gezicht van deze oude mime is een bladerboek aan expressies, hij toont afgrijzen als hij naar de mindere tierelantijnen van zijn collega moet luisteren, ingehouden trots als zijn eigen werk voorbij komt en een blijde, galante vrijgevigheid als Händels Fuga in A, opus 609 voorbij komt, een meesterwerk waarin de lat op gelijke hoogte ligt en waar de toevallige ontmoeting een Gipfeltreffen wordt. En de muziek, komt die uit een kastje? Neen, driewerf neen! De muziek komt uit de vingers van meesterpianist Ivo Janssen, die de bescheiden partij van Händels assistent speelt en de vertellersrol voor zijn rekening neemt, maar die vooral het werk van de beide genieën ten gehore brengt. En die daardoor van deze eenvoudige vertelling een concert maakt, een ontroerende muziekgebeurtenis die mooie inzichten brengt in bijvoorbeeld het verschil tussen muziek als oorstrelend klankbehang respectievelijk versierkunst, en muziek waarin verspringende klanken en ritmes en oorverdovende stiltes tússen de noten afgronden van de menselijke ziel openen. Het slot van de voorstelling is sensationeel in zijn religieuze extase, het slotbeeld echter is overbodig emotionerend, een (letterlijk) afmakertje. Het enige smetje in de allerlaatste seconde.
Bach en Händel: het duel is te zien op 11 maart in Amersfoort (Flint/Aegtenkapel), 24 maart in Groningen (Kruithuis), 25 maart in Drachten (Lawei), 27 en 28 maart in Amsterdam (Bellevue) en 8 april in Alkmaar (Provadja). Tamar Muziektheater, 030-2283485