De gang naar Amsterdam, die ik dankzij een live-uitzending op Radio 4 niet had hoeven maken, was een symbolisch ritueel, een blijk van respect voor de grootste levende dirigent die deze gesloopte cultuurnatie voortbracht. Wat was het fantastisch.
De Negende is Bruckners onvoltooide. De oude, zieke componist ploeterde op een alles overtreffende finale waarop hij enkele maanden voor zijn dood de greep verloor. De schetsen, in een gevorderd stadium, geven een indruk van de geweldige, door geloofsvertwijfeling bevangen verbeeldingskracht die hem tot het laatst bevleugelde.
Aan een uitvoering mét het door verschillende partijen voltooide vierde deel is voor Haitink geen denken. Hij vindt elke poging tot reconstructie van Bruckners bedoelingen musicologische arrogantie. Hij is er ook geen voorstander van het driedelige torso dan maar met Bruckners Te Deum te besluiten, de onbezonnen noodoplossing die Bruckner op zijn sterfbed voorstelde. Dat werd in Amsterdam gespeeld, maar vóór de pauze, als opmaat tot het laatste meesterwerk. Ik was blij dat het voorbij was, van dat Te Deum heb ik nooit gehouden.
Maar dan die Negende. In uitvoeringen van Zwanenzangen wil wel nogal eens een onverkwikkelijk patroon van noodlotszwangere verering kruipen, in dit geval gewettigd door het soms panische gehalte van de noten. Bernstein liet in de laatste symfonieën van Bruckner en Mahler duizend doden sterven. In vergelijking daarmee is Haitinks lezing ogenschijnlijk Hollands nuchter, maar alleen aan de buitenkant. Het adagio is niet fatalistisch traag, dat merkwaardige scherzo geen demonstratieve, pre-strawinskinaanse Sacre; de apocalyptische dissonanten van het adagio wringen niet puberaal sensationeel, ze worden brandpunten van zacht-gloeiend versmolten timbres uit hel koper en gedekte strijkers; de tempi houden onder het grote zware juk van laatste dingen hun humane beweeglijkheid. En toch brandt het. Ik heb nooit iemand zo kalm intens met de klankvloed mee zien stromen als de levenslange Bruckner-vertolker Haitink in dit lijfstuk. Misschien moet je zo oud worden om de verliefdheid op een meesterwerk zo bezonnen mee kunnen te delen.
Tijdens de repetities zegt Haitink weinig, hoorde ik orkestmusici op de radio zeggen. Zijn stijl van leidinggeven is een onopvallend aansturen van en meebewegen met een harmonie die de orkestgemeenschap voelt of niet, en die hij afdwingt door geen druk te zetten. Het is de regie die honderd mensen zo innig naar elkaar laat luisteren dat het weer komt zoals het komen moet, met het gezag dat toevalt aan de maker. Bijwerking is dat het door duidingsdrift en mystificaties aangeslagen doodsstuk weer gewoon muziek wordt, ergens. Haitink laat uit die ontzaglijke muziek de pijn wegstromen zonder de wonden te bedekken. Hij dirigeert als de gelovige die vroom verinnerlijkt de bijbel leest met het vertrouwen dat de duisternis slechts schaduw voor het licht is. Zo ont-traumatiseert hij deze symfonie tot een muziek voor oude zielen die het einde niet meer vrezen. Dit was een van de eenvoudigste en in die eenvoud meest volmaakte weergaven die ik ooit hoorde.
Het volledige concert is te zien via Uitzendinggemist, NTR ZaterdagMatinee van 27 februari