
Erbarme Dich – Matthäus-Passion Stories van regisseur Ramon Gieling is een documentaire over Matthäus-liefde. Dat was een goed idee. Bachs Matthäus-Passion is een stuk dat levens maakt en breekt, de jaarlijkse Matthäus-gang een Hollands ritueel dat het tot nationaal gebeuren bracht. Gieling laat getuigen vertellen hoe hun lot werd getekend door een meesterwerk, en hoe dat hartbrekende stuk, of Bach per se, in tijd van nood een reddingsboei kan zijn. En hij plaatste die getuigenissen in een theatraal kader dat, semi-geënsceneerd, in kort bestek de spanningsboog van de Matthäus volgt. Erbarme dich gaat over troostzoekers.
Gieling laat de Nederlandse passietraditie terecht links liggen. Het is maar een gewoonte die over de statuur van de muziek net zo weinig zegt als koningsdag over de statuur van de vorst. Hoewel uitgerekend Pieter Jan Leusink, dirigent van de Matthäus-fragmenten in de film, in de context van de Nederlandse Bachcultuur een documentaire waard is. In de marge van het ‘officiële’ muziekleven is hij de commercieel geoliede Rieu van de Barok geworden, die aan het hoofd van zijn eigen Bach Choir and Orchestra de Matthäus-Passion tientallen keren per jaar uitvoert met een gevoelsintensiteit waarvoor de authentieke uitvoeringspraktijk zou passen.
Hier gaat het vooral over zijn eigen binding met het werk, dat voor hem ook de ontsnapping symboliseert aan een zwartekousenmilieu waarin zelfs Bachs diepgelovige verslag van Christus’ lijdensweg een theatrale brug te ver was. Als zijn reli-gekke vader tijdens de dienst weer eens in tranen uitbarst, zegt moeder Leusink tegen haar zoon, een kind nog: ‘Dat is jouw schuld’. Zo’n oer-Hollands jeugdtrauma is een heel goede voorbereiding op de christelijke les dat Christus’ kruisiging inderdaad onze schuld is, die hij desondanks van onze schouders heeft genomen.
Dat is nu net wat de Matthäus zo aangrijpend maakt, legt de Engelse koordirigent Simon Halsey uit. ‘Dat openingskoor, dat zijn wij. Wij hebben Christus gedood, als we er iets aan hadden gedaan, was het niet gebeurd. Het is een persoonlijke verantwoordelijkheid, privé-verdriet.’ Die geestelijke druk moet je gevoeld hebben om te begrijpen dat het Bach-mes aan twee kanten snijdt. De ontroering is zowel bron van troost als de aan kunst gedelegeerde schuldbekentenis van een muziek die lijdt namens ons allemaal.
De openingsscène is groots. Een daklozenkoor, mannen en een enkele vrouw met verweerde koppen, zingt begeleid door een trombone en accordeon een Bach-koraal, dat uit die verwoeste zielen komt als een ruïne. Dan begeven de zwervers zich op de klanken van het openingskoor langs het IJ op weg naar een Matthäus-repetitie. Uit het audiovisuele contrast tussen de desolate beelden van dat voorbij sjokkende troepje arme zielen en dat hemelse geluid perst Gieling alle drama van de wereld. Je mag hopen dat Gods Zoon voor deze mensen niet voor niets heeft geleden.
Verderop in de documentaire zie je ze luisteren naar de aria’s Aus Liebe, slecht en vals gezongen trouwens, Gerne will ich mich bequemen en Gebt mir meinen Jesum wieder. Ze kijken naïef aandachtig als gelovigen op Middeleeuwse schilderijen. Die blikken maken de film meer document humaine dan alle Bach-getuigenissen bij elkaar. Hoewel ze er zijn mogen. Er is de schilder, jong door Bach geraakt, die Christus schildert als dood kind. Een man bezoekt per fiets een graf, met Bach op de iPod. Hij zit, hij rookt een pijp, hij spreekt geen woord, hij laat geen traan. Zijn moeder, overleden partner? Het beeld is zo krachtig dat je het niet hoeft te weten.
Er is de vrouw die haar leven dankt aan Bach. Haar ouders ontmoetten elkaar bij een Matthäus in Naarden, waar ze elkaar tijdens de uitvoering spontaan de hand reikten, zo werkt voorzienigheid. En toen, zegt de dochter haar moeder na, wisten we allebei dat we voor elkaar bestemd waren. Na de oorlog raakt de moeder op haar 46ste zwanger. Dat komt slecht uit. Via een bevriende arts wordt een abortusplan geëntameerd. Dan hoort de moeder tijdens weer een Erbarme dich en ze besluit van vruchtafdrijving af te zien. Dat kind is de vrouw voor de camera, gered door een aria.
Dan helaas ook Peter Sellars, die de Matthäus in Berlijn ensceneerde, gek genoeg om te geloven dat een Bach gebaat is bij zijn diensten. Hij begint meteen Het Geheim van het stuk te verklaren, en dat is dat de Matthäus oproept tranen met elkaar te delen. ‘Het idee dat niemand alleen zou moeten huilen, is heel sterk.’ Ja ja. We kregen ogen om te huilen en elke niet-egoïstische traan is een kostbaar juweel, zo citeert hij een islamitische filosoof. Samen huilen. Het is sbs6. Per zin zie je hem met die afstotelijk betrokken glimlachjes verliefder worden op zijn tegelwijsheden.
Vlak voor het slot, dat daarna keurig uitwuift met het slotkoor Wir setzen uns mit Tränen nieder, wordt een zijpad ingeslagen dat een stijlbreuk lijkt, maar het niet is. Schrijfster Anna Enquist speelt het begin van Bachs Goldberg-variaties. Dan weet je na een uur verdriet over wie het gaat. Enquist, opgeleid als pianiste, vertelt met dat getekende gezicht dat ze veel piano heeft gespeeld na de dood van haar dochter Margit, die in 2001 om het leven kwam bij een verkeersongeval op de Dam. Ze heeft het idee ‘dat ik daardoor beter overeind blijf dan anders het geval zou zijn geweest’. Niet zeuren dat het grote woorden zijn. Hier is Bach voor, een vangnet voor de ergste dingen.
Beeld: Beeld uit Erbarme dich van Ramon Gieling (Keydocs).