Mijn Rembrandt, regie Oeke Hoogendijk © Cinéart

Oeke Hoogendijk werkte tien jaar aan de documentaire Het nieuwe Rijksmuseum en is daardoor zó goed ingevoerd geraakt in de cultuur van de Gouden Eeuw dat er nog twee films volgden: Marten & Oopjen: Portret van een huwelijk (2019) en Mijn Rembrandt (2019). Deze laatste film is even fascinerend als merkwaardig.

Hoogendijk vlecht vier vette Rembrandt-strengen dooreen. Richard Scott, de tiende hertog van Buccleuch, is eigenaar van de Lezende oude vrouw van Rembrandt. Hij overlegt in zijn statige kasteel in Drumlanrig met Taco Dibbits, directeur van het Rijksmuseum, over een betere plaats om ‘haar’ te hangen. Thomas Kaplan is daarentegen allesbehalve ‘oud geld’: hij bouwt aan een nieuwe verzameling die als The Leiden Collection de wereld over gaat. Jan Six is een kunsthandelaar, zoon van Jan Six X, oud-Amsterdamse elite, waar ook een Rembrandt aan de muur hangt. Six jr. presenteert in de loop van de film twee nieuw ontdekte Rembrandts, waarmee hij glorieuze pr-momenten beleeft – voorpagina NRC, het schilderij ‘live’ in een uitzending van Pauw – tot een andere kunsthandelaar hem publiekelijk van achterbakse manoeuvres beschuldigt. Ten slotte is er de lijn die leidt naar de sensationele aankoop van Marten & Oopjen door de Nederlandse en Franse staat; daarin keert Taco Dibbits terug, als opvolger van Wim Pijbes, die het spel (inclusief de diplomatieke verwikkelingen) op de wagen had gezet.

Die vier strengen geven de kijker gelegenheid kennis te maken met de complete Rembrandt-wereld, van Abu Dhabi tot de Herengracht. Alles prachtig gefilmd, met een fijn gevoel voor de wisseling van contexten – familiair, commercieel, museaal, patserig, diplomatiek. De hoofdpersonen worden met sympathie, maar ook met gepaste neutraliteit getoond.

De kern van de film is de relatie die mensen in de 21ste eeuw met ‘Rembrandt’ dan wel met ‘een Rembrandt’ kunnen hebben. Bij de hertog en bij Six heeft dat een emotioneel aspect: zij groeiden ermee op. Bij Kaplan speelt een verlangen naar roem-door-mecenaat, bij de museumdirecteuren speelt het prestige van hun instituut, bij de conservatoren de ongrijpbaarheid van kennerschap en bij Ernst van de Wetering, de laatste der grote Rembrandt-kenners, speelt de status van de wereldwijd erkende autoriteit, van wie de overtuigingskracht nu, op een meer breekbare leeftijd, taant.

Sterk aangezet, als dramatische motor, is de motivatie van de jonge Six, die zijn bedilzuchtige vader wil overtreffen en niet de familiemythologie maar juist ‘de feiten’ wil laten spreken. Het is pijnlijk om te zien hoe hij, als Van de Wetering twijfel uit over zijn Mansportret, die scrupules overboord zet. Van de Wetering kan die krenking niet verkroppen en breekt openlijk – live op tv – met de jonge Six. Als ook de staf van het Rijksmuseum reserves uit, is de paniek bij de handelaar voelbaar: daar gáát het Grote Project, daar vervliegt de publieke triomf, daar gaan de miljoenen.

In de film verandert de historische kunstenaar ‘Rembrandt’ aldus in ‘Mijn Rembrandt’: een fenomeen dat zich manifesteert als een object van ontroering en liefde, maar vaker nog als een vervaarlijk radioactieve katalysator van stress en obsessie en afgunst, als Tolkiens Ring, waar de arme Gollum zijn broer voor doodslaat: ‘It came to me. My love. My own. My precious.’

Mijn Rembrandt is voor € 8,50 te zien op picl.nl. Het nieuwe Rijksmuseum is voor € 2,50 te zien op idfa.nl (via Vimeo)