Niet te ambitieus zijn. Dat is de truc. Niet te ver willen komen. Althans: niet op één dag. Gewoon telkens een paar uur rijden en dan het kampement opslaan. Morgen weer een dag. Geen haast hebben. Ja, we zouden ze natuurlijk een iPad of zoiets kunnen geven? Dan zouden ze het vast langer volhouden. Maar zo ver zijn we nog niet. Aan die verleiding hebben we nog altijd niet toegegeven. Zo diep zinken, is de onuitgesproken gedachte, dat kan altijd nog. En het is ergens geruststellend: weten dat de bodem van het ouderschap nog niet is bereikt.

En het dan gewoon toch doen, hè? Niet die iPad. Dat jezelf rijk rekenen. Net iets te optimistisch zijn. Zeggen: kom op, dat halen we echt wel. Een kwestie van op tijd vertrekken en niet te veel plaspauzes inlassen. We zijn er voor etenstijd, ik weet het zeker!

Tegen de tijd dat je je fout inziet ben je al lang door de podcasts heen en overweeg je bij het vooruitzicht van weer die geanimeerde kutboswachter gewoon maar een flinke ruk aan het stuur te geven. Nee, zeg je, zet nog maar een keer Sara’s Mysteries aan. Nee, het maakt niet uit welke. We hebben ze allemaal toch al tig keer geluisterd.

Sara de Monchy (goeie naam, trouwens) lost samen met kinderen mysteries op. Al moet je je bij dat woord ook weer niet te veel voorstellen. Zit er een schat in de oude kluis van mijn opa? Van wie heb ik mijn lievelingsknuffel ook al weer gekregen? Waarom zit daar een gat in de grond? Dat soort dingen. (Uitzondering, qua gewicht, is de prachtige aflevering over Kymani’s zoektocht naar zijn tot slaaf gemaakte Surinaamse voorouders.)

In een recente aflevering duikt Sara met Jules (12) in de zaak van de vermeende lynx. Een lynx! In Nederland! Het dier was, naar verluidt, gespot in het dorp waar Jules woont en had zelfs een vrouw aangevallen terwijl ze haar hond uitliet. De gemeenschap had wekenlang de adem ingehouden. Lokale media waren erop gesprongen. Niemand wist er het fijne van, maar wie durfde er nog de deur uit te gaan? Het klonk, welbeschouwd, allemaal verdacht veel als de echte wereld, maar dan in het klein.

De feiten zijn niet het enige wat ertoe doet. Soms kun je proberen je voor te stellen: hoe kan het ook zijn?

Het duo bezoekt Theo van de lokale dierenambulance, die in vrijwel alle artikelen over de lynx commentaar geeft. Theo had eerder tegen het AD gezegd: ‘Op basis van de beschrijvingen zijn we er honderd procent van overtuigd dat het om een lynx gaat.’ Maar nu denkt hij er anders over. ‘Iemand had foto’s gemaakt van voetafdrukken in de duinen’, zegt hij, met een accent nog Haagser dan een hopje. ‘Het was in ieder geval geen lynx-pootafdruk.’

Maar of Theo de eerste was geweest die over een lynx was begonnen? Sara en Jules speuren verder tot ze uitkomen bij Harry van westlanders.nu en de interactie die volgt kan integraal worden opgenomen in iedere brugklascursus mediawijsheid. In het moment waarop Sara haar geduld verliest en zelfs een beetje boos wordt wanneer Harry niet lijkt te begrijpen dat ‘kopteksten moet je altijd kort houden’ geen excuus is om niet-geverifieerde informatie te verspreiden, ‘zeker niet als je die informatie van Theo van de dierenambulance hebt’, zit het eigenlijk allemaal.

In een nagesprek op de site van het programma blikken Sara en Jules terug op hun ervaringen. Jules vertelt Sara dat ze heeft geleerd dat ze ook wat meer haar fantasie mag gebruiken. Dat de feiten niet het enige zijn wat ertoe doet. Dat je je soms eens kunt proberen voor te stellen: hoe kan het ook zijn?

Ik denk even terug aan een voorval een paar weken eerder. De wat zelfgenoegzame man die al jaren de leiding heeft over het factchecking-departement van The Washington Post raakte in opspraak. Hij had een column geschreven over een verhaal dat de ronde deed over een tienjarig verkrachtingsslachtoffer dat, post-Roe v. Wade, vanuit Ohio naar Indiana was gereisd om de zwangerschap die het gevolg was van die verkrachting daar af te kunnen breken. Hij wees erop dat het verhaal op slechts één enkele (maar niet-anonieme) bron was gebaseerd. Trok hij het in twijfel? Niet expliciet, maar het had er hier en daar toch wel de schijn van. Met nieuwe feiten of bewijzen kwam hij echter niet en een paar dagen later werd er een verdachte in de zaak gearresteerd en moest de krant een wat gênante update onder het bericht plaatsen.

De factchecker was, zo leek het, vooral bezig geweest met het vieren van zijn eigen scepsis. Dat één bron een wankel fundament onder een verhaal is, spreekt voor zich. Maar journalisten die te gemakkelijk vertrouwen op hun eigen wantrouwen zijn evengoed op een dwaalspoor beland. Het journalistieke instinct vormt de vruchtbare bodem voor het journalistieke handwerk. Scepsis is niet iets wat moet worden opgevoerd voor de lezer. Het is iets wat kan leiden tot het stellen van de juiste vragen.

En waar het hem misschien ook aan ontbrak, dacht ik, was een bepaald soort fantasie. Je een voorstelling kunnen maken van de verschrikkelijke wereld die opeens werkelijkheid is geworden als tienjarige slachtoffers van seksueel geweld niet meer terecht kunnen bij hun eigen dokter is misschien veel gevraagd. Maar het is essentieel voor het kunnen stellen van de juiste vragen. Jules had het goed begrepen: soms loopt de enige weg naar de feiten via onze fantasie.