De fantasy-avonturenfilm 10,000 B.C. krijgt de wind van voren: recensenten in Amerika en Europa hekelen de eendimensionale personages, het magere verhaal en het gebrek aan spanning. Maar bij het publiek wereldwijd is de film een hit met een opbrengst van 35,9 miljoen dollar tijdens de eerste paar dagen van distributie. Die voorspelbare spanning – de kritiek van professionele kijkers enerzijds, de instinctmatige reactie van het bioscooppubliek anderzijds – was wellicht de reden waarom 10,000 B.C. nauwelijks vooraf aan filmjournalisten werd vertoond. Daarmee rijst de vraag of de critici invloed kunnen uitoefen op de smaak van het publiek als het gaat om een wereldwijde kaskraker die steunt op een reclamemachine die op volle toeren draait.



10,000 B.C. is geregisseerd door Roland Emmerich, die eerder de sciencefiction-epen Independence Day (1996) en The Day After Tomorrow maakte (2004). Bedoeld of onbedoeld volgt Emmerich in zijn nieuwe film de mythe van Joseph Campbell: in prehistorische tijden verlaat de jonge held, D’Leh (Steven Straight), zijn dorpje ergens in de besneeuwde bergen en maakt hij een epische reis naar een verafgelegen land om zijn geliefde, Evolet (Camilla Belle), die eerder door exotische krijgers tot slaaf werd gemaakt, te redden. Onderweg trotseert hij allerlei gevaren, waaronder monsterachtige dieren als mammoeten en sabeltandtijgers, en sluit hij een aanvalspact met plaatselijke oorlogsstammen. Het doel: het bevrijden van Evolet, maar óók van alle slaven die in het mysterieuze land onder het juk van een verloren beschaving leven. Wanneer D’Leh en zijn vrienden in het land arriveren, blijkt dat een spirituele dictator de slaven inzet om piramides te bouwen. De afloop van het mythische avontuur is niet verrassend: op z’n Campbells overleeft de held alle ontberingen, ontvangt een ‘prijs’ en keert terug naar zijn mensen.

Nu is het mogelijk, zoals de meeste filmschrijvers met veel genot doen, vol spotlust te beschrijven dat de acteurs beeldschone mensen zijn met perfect geëpileerde wenkbrauwen en rechte, hagelwitte tanden die of wartaal of een bizar soort Engels spreken. Maar dat is zinloos. 10,000. B.C. speelt zich af op een heel ander niveau dan dat van het rationele, analytische denken. De film werkt op dezelfde pure wijze als H. Rider Haggards She (1887) en Allan Quatermain (1887), Arthur Conan Doyles The Lost World (1912), Robert E. Howards The Conan Chronicles (1967-1969), Edgar Rice Burroughs’ verhalen over Pellucidar (1914-1967) en het oeuvre van Ray Harryhausen, vader van de moderne special effects met films als de Sinbad-serie (1958-1977) en Mysterious Island (1961).

Dat ook Emmerich deze oerteksten in zijn hoofd had, bewijst de prachtige referentie aan Mysterious Island in 10,000 B.C. in de vorm van een inmiddels beroemde schepping van Harryhausen: een reusachtig kalkoenmonster (of iets dergelijks) dat D’Leh en zijn vrienden belaagt. Het plezier dat met Emmerichs film te beleven valt, komt door deze scènes. Wie dit soort creaturen niet kan waarderen, is zeker gelegitimeerd de film de grond in te schrijven. De publieke smaak staat daar boven. Of daar naast, of daar onder, het is maar hoe je het bekijkt. In ieder geval toont de wederopstanding van het klassieke avonturenverhaal met 10,000 B.C. (en recent ook al met Zack Snyders meesterlijke 300) aan dat het genre na meer dan een eeuw immuun is geworden voor de meeste vormen van kritiek.

10,000 B.C. is nu te zien