De aidsactivisten van Act Up tijdens een demonstratie in Rockville, VS. 11 oktober 1988 © Catherine McGann / Getty Images

Op straat heeft zich een woedende menigte verzameld. Stickers gaan rond met daarop de leus ‘Zwijgen = Sterven’, er wordt een spandoek opgehangen met de vlag van de staat Illinois: ‘WIJ EISEN NU GELIJKWAARDIGE GEZONDHEIDSZORG!’, de politie duwt iedereen steeds hardhandiger terug en staat op het punt om mensen te boeien en af te voeren, maar nu wordt er alleen nog massaal gescandeerd: ‘Wij heb-ben recht op! Gezondsheidszorg!’ En: ‘George Bush, zegt het voort! Jij hebt schuld aan massamoord!’

We bevinden ons in Chicago, medio jaren tachtig. De aidscrisis woekert en niemand weet precies hoe ermee om te gaan. Over die onmacht, en het daarmee samenhangende leed, gaat Een stralende toekomst (matige titel trouwens, het oorspronkelijke The great believers spreekt meer tot de verbeelding). Toch heeft de Amerikaanse Rebecca Makkai (1978) een eerder hoopvol dan zwaarmoedig boek geschreven, en dat is knap: ze trekt bijna vijfhonderd pagina’s uit voor deze giftige episode uit de Amerikaanse geschiedenis, schuift daarbij moeiteloos verschillende lijdende en wegkwijnende personages naar voren, en desondanks krijgt het verval zelden de overhand. Dat komt onder meer door Makkais schrijfstijl: toegankelijk, soms zelfs licht. En ze blinkt uit in lange, soepele scènes, waarin ze hoofdzakelijk het verhaal vertelt van twee ‘overlevers’ – mensen die ook scanderen dat Bush schuld heeft aan massamoord en die om zich heen overal de gevolgen van aids zien, maar zelf lichamelijk buiten schot blijven. En die dus, ze kunnen moeilijk anders, verder leven en zich bezighouden met hun niet-meer-zo-stralende toekomst.

Allereerst is er Yale, een sympathieke, ambitieuze kunstverzamelaar die beduidend méér is dan een homoseksuele jongen die zijn omgeving ziet wegvallen; hij is een intelligent personage door wiens ogen de eighties in Chicago gedetailleerd tot leven komen. Het tweede hoofdpersonage: Fiona, de zus van Yale’s overleden beste vriend Nico. In 2015, het heden van de roman, zoekt Fiona in Parijs naar haar verloren dochter Claire – een plotlijn die niet zo bruist als het verleden en aanvankelijk ook los daarvan lijkt te staan, wat de roman hier en daar een beetje uit evenwicht duwt. Maar de onderlinge verbanden worden steeds duidelijker en pregnanter. Fiona voelt zich verantwoordelijk voor de nagedachtenis van haar weggevallen broer, van zijn vrienden, en blijkt zelf zeer gevormd door die jaren tachtig. Toen was Fiona eerst namelijk ‘optimistisch en onbezorgd’ geweest, tot de ‘slachting’ plaatsvond: ‘(…) die tijd waarin iedereen van wie ze hield was doodgegaan of bij haar was weggegaan’.

Hoe moet een mens omgaan met zo’n onvoorziene, onbegrijpelijke crisis?

Beheerst ontvouwt Makkai – die vóór Een stralende toekomst al twee goed ontvangen romans schreef en met dit boek genomineerd werd voor de Pulitzerprijs – hoe het allemaal zit. Ze hoeft het niet te hebben van cliffhangers of schokkende wendingen, haar roman wordt voortgedreven door de tijdsprongen en perspectiefwisselingen, door de toegankelijke stijl die nergens pamflettistisch of overdadig wordt.

Het sterkst zijn de passages waarin de paniek rondom de aidsuitbraak centraal staat. De vriendengroep van Yale en Fiona had een veelbelovend leven voor zich, tot de ziekte als een orkaan huishield. Makkai laat de ontwrichting treffend zien, soms heel terloops, bijvoorbeeld door erop te wijzen dat veel aidsslachtoffers niet zozeer afgezonderd werden door hun kwaal, maar daarvóór al, door hun geaardheid die niet als volwaardig gezien werd. Dat maakt Yale’s vriendengroep ook zo hecht: de buitenwereld neemt hen nooit helemaal serieus. Over een periode aan het begin van de herfst merkt Makkai fijntjes op: ‘Of men was ziek, gewoon ziek, verkouden geworden doordat de temperatuur een stuk was gezakt. Mensen met een ouderlijk huis gingen daarheen voor Thanksgiving en speelden dan de hetero voor hun neefjes en nichtjes (…).’

Mooi en veelzeggend, dat ‘speelden’. En op die manier laat Makkai ook zien hoe maatschappelijk de individuele lotgevallen uit Een stralende toekomst zijn: het draait hier om hele gemeenschappen die zich structureel niet gehoord voelen. Vandaar ook de woede richting Bush wegens diens tergend trage reactie op de eerste golven aidsslachtoffers. (Het blijft een grote lacune die zijn bewind deelt met de regering-Reagan; als de meeste slachtoffers hetero waren geweest, was er ongetwijfeld veel adequater gehandeld.) Vandaar ook termen als ‘slachting’: de gevolgen van de aidsepidemie zijn te vergelijken met die van een oorlog, zoals Makkai zelf in interviews heeft onderstreept. Niet alleen door de slachtoffers en de vele protesten, ook door de mensen die als ptss-slachtoffers verder moeten leven.

Het is indrukwekkend dat Makkai dit alles in één roman heeft gestopt die toch nooit overvol aanvoelt. De vraag waar het in Een stralende toekomst ten slotte vooral om draait: hoe moet een mens omgaan met zo’n onvoorziene, onbegrijpelijke crisis? Hoe komt iemand jaren na dato over dit alles heen? En moet je dat eigenlijk wel willen, over zoiets heen komen, of is dit juist het soort periode dat je voorin je geheugen moet houden en waarover je moet blijven praten, net zolang tot iedereen eindelijk naar je luistert?