Nog één keer hebben George W. Bush en zijn ploeg het hem geflikt. Met nog enkele maanden te gaan, terwijl vriend en vijand spreken over een uitgeregeerde president, lijken zij opnieuw een historische herverdeling van welvaart door het Congres te gaan loodsen. Van arm naar rijk, welteverstaan. Daarmee is de cirkel rond. George W. begon zijn presidentschap met een belastingverlaging voor de hoogste inkomens. Nu eindigt hij met een noodfonds voor de financiële sector ter waarde van zevenhonderd miljard dollar, op te brengen door alle belastingbetalende Amerikanen. Het bedrag komt boven op de honderden miljarden die de Amerikaanse staat al uitgaf aan reddingsoperaties voor onder meer hypotheekverstrekkers Fannie Mae en Freddie Mac en verzekeraar AIG. Daarmee betaalt de burger de rekening voor de onverantwoorde risico’s die de financiële topmannen de afgelopen jaren namen.
De maatregel is een poging om de Amerikaanse economie te behoeden voor de ondergang. Maar in zijn voorgestelde vorm is het ook een uiterst cynische ontkrachting van de hoopvolle woorden van Wouter Bos, minister van Financiën, afgelopen week: ‘De hele crisis betekent de definitieve teloorgang van een systeem dat is gebaseerd op hebzucht, onverantwoorde risico’s en perverse beloningen. Deze vorm van kapitalisme is voorbij.’
Wat zijn dan wél de gevolgen van de kredietcrisis op de langere termijn? Het eerste resultaat is intussen ruimschoots besproken: de kredietcrisis luidt de eeuw van Azië in. De VS zitten militair vast in Irak en Afghanistan. Economisch zijn ze aan handen en voeten gebonden door een financieringstekort dat na alle reddingsoperaties met nog eens grofweg een biljoen dollar kan zijn toegenomen. De Aziatische landen, China voorop, zwemmen daarentegen in het spaargeld.
Achter een tweede gevolg is het lastiger de vinger te krijgen. Sinds de kredietcrisis vorig jaar in volle omvang aan het licht kwam, buitelen deskundigen en politici over elkaar heen met ideeën voor nieuwe regelgeving en toezichthouders. Er zal het nodige gaan veranderen in de financiële sector, dat staat vast. Maar van een alomvattend, gestructureerd plan van aanpak is geen sprake. Het ontbreekt zelfs aan overzicht over wat in de loop van de crisis aan maatregelen is geopperd. Dat is onwenselijk. De belastingbetaler mag nu de portemonnee trekken. Maar over de vraag hoe een herhaling van dit debacle in de toekomst moet worden voorkomen, zal die niet meepraten. Als straks samen met de meest acute problemen ook de aandacht van het publiek voor de kredietcrisis wegebt, nemen de financiële technici het heft weer in handen. Werkelijk ingrijpende stappen zijn van hun kant niet te verwachten.
Het derde langetermijnresultaat van de kredietcrisis hangt nauw samen met dat democratische tekort. Het Angelsaksische aandeelhouderskapitalisme heeft een serieus pr-probleem. Wouter Bos staat niet alleen in zijn stelling dat we op dit moment het failliet beleven van het ‘neoliberale ordeningsmodel’. Het bracht de minister tot de opgetogen constatering dat Tina – there is no alternative – verleden tijd is. Daarin heeft hij deels gelijk. Het neoliberalisme ligt van alle kanten onder vuur en kan zich niet langer geloofwaardig als de laatst overgebleven ideologie presenteren. Zelfs voormalige aanbidders op Wall Street laten het afweten. De huidige crisis vraagt om praktische maatregelen, de politieke discussie komt later, zo stelden direct betrokkenen de afgelopen week. Het leverde smalende commentaren op in de media over de socialistische Verenigde Staten die het bedrijfsleven nationaliseren. Maar het is de vraag wie wie overneemt: de staat de markt, of omgekeerd? Het is de Amerikaanse overheid die de giftige financiële producten straks koopt van het bedrijfsleven. Zo internaliseert zij de risico’s die leidden tot de kredietcrisis. Ze zal die gehekelde derivaten op een later tijdstip zelfs moeten proberen te verhandelen. De overheid als durfkapitalist. Zo heeft Bos zich het einde van het Angelsaksische kapitalisme vast niet voorgesteld.
Dit alles kan gebeuren omdat het, in tegenstelling tot wat de minister hoopt, schort aan alternatieven. Het keynesianisme en neomarxisme zijn de afgelopen decennia gemarginaliseerd. Dat geldt niet voor het door Bos voorgestane ‘Rijnlandse model’, maar daarvan circuleren vooralsnog evenveel versies als er aanhangers van zijn. Zo zegt ook een man als Marijnissen erin te geloven, evenals sommige Nederlandse werkgevers. Hoe dit alternatief er precies uitziet, blijft daarom vaag. Het is bovendien de vraag of het Rijnlandse kapitalisme een werkelijke oplossing biedt. Zelfs diverse Duitse banken, toonbeeld van oerdegelijk Rijnlands kapitaal, zijn in de problemen gekomen door beleggingen in slechte hypotheken.
Wat overblijft is pragmatisme. Of, wat minder positief gesteld: alle betrokkenen proberen de schade in hun portemonnee zoveel mogelijk te beperken, zonder zich nog langer druk te maken over enige ideologische maskering. Tina maakt plaats voor Tini – there is no ideology. Dat is problematisch. De financiële wereld heeft zich de afgelopen jaren niets aangetrokken van kritiek, verzuimd te reorganiseren en legt nu beslag op miljarden dollars aan publieke middelen. Overgaan tot de orde van de dag is er daarom niet bij; er moet verantwoording worden afgelegd aan datzelfde publiek. No taxation without representation, is het niet? Maar wil de afwikkeling van de kredietcrisis onderwerp worden van een democratisch debat, dan zijn heldere alternatieven nodig. Tina bleef bijna twee decennia plakken. Laat die Tini alstublieft wat sneller vertrekken.