
ZELFS IN HET technologisch meest ontwikkelde land ter wereld, in een tijd van satellieten en draadloze communicatie is het mogelijk: dat pas na een dag begint door te dringen hoe groot de ramp is die heeft plaatsgevonden in een regio die door natuurgeweld is afgesloten van de buitenwereld. Japan maakt nog steeds de balans op van de gevolgen van de aardbeving en vloedgolf die het noordoosten van het land vrijdag troffen: lichamen worden geborgen, familieleden proberen elkaar te bereiken en Japanse kerncentrales blijken een stil gevaar. De kosten voor het herstel worden soms al hoger geraamd dan voor het herstel van New Orleans na orkaan Katrina, dat met een herstelrekening van tweehonderd miljard dollar de kostbaarste ramp was tot nu toe.
De Japanse premier Naoto Kan riep op tot eenheid en deed ook met andere woorden denken aan de staatsman die zijn land vraagt samen te werken aan het herstel van de situatie zoals die was. Maar dat is slechts schijn. Kan vroeg de Japanners om samen te bouwen aan ‘het nieuwe Japan’ en vroeg hen offers te brengen om een nieuwe ‘New Deal’ te bewerkstelligen, het economische rampenplan waarmee de Amerikaanse president Roosevelt zijn land in de jaren dertig uit de grootste economische crisis trok die het land ooit gekend had. Het lijkt een absurde vergelijking, want Japan is met amper 130 miljoen mensen de derde economie ter wereld, met breed verdeelde welvaart en reusachtige bedrijven die hoogtechnologische producten over de hele wereld exporteren. Maar dit rijke Japan staat roerloos stil, al twintig jaar. En de wereld, met name buurland China, raast voorbij.
Met zijn referentie aan ‘het nieuwe Japan’ trekt Kan de discussie over de ramp van vrijdag naar het terrein van hervormingen: naar de transformatie van de Japanse politiek, economie en samenleving die volgens zoveel analisten nodig is om het eens zo dynamische land vlot te trekken. De analyse stellen is alleen wat anders dan iets doen. Geconfronteerd met huidige problemen als vergrijzing en deflatie doet Japan wat het land eeuwenlang deed: verstijfd stilzitten als een konijn in de koplampen. Maar de geschiedenis leert ook iets anders: dat Japan plotseling zichzelf grondig en effectief kan hervormen, als de crisis waarmee het geconfronteerd wordt groot genoeg is. Deze ramp, volgens Kan de grootste waar Japan sinds de Tweede Wereldoorlog door getroffen is, zou in optimistische scenario’s zo'n katalysator kunnen zijn.
Twintig, 25 jaar geleden kochten Europeanen en Amerikanen nog boeken waarin werd uitgelegd hoe Japan de leiding van de wereld op zich zou nemen. Japan had zich binnen enkele decennia tot een economisch machtscentrum gemaakt dat de Verenigde Staten naar de kroon stak. De Japanse succesformule had verschillende ingrediënten: een hoogopgeleide en homogene bevolking, een actieve en door hoogwaardige bureaucraten bevolkte overheid die innig met het bedrijfsleven verweven was, levenslange toewijding van innovatieve en ambitieuze werknemers aan hun bedrijf en sterke familiebanden die de private sector strak bijeenhielden. Jaloers werd dit ‘Japan Inc.’ genoemd. Maar in 1989 bloedde de dynamiek weg uit de Japanse economie en klapte een bubbel op de huizenmarkt en de beurs. Een ontstellende zestien biljoen verdampte aan virtuele waarde - een slordige 25 maal de waarde van de Nederlandse economie. Daarmee begon Japans ‘verloren decennium’, dat inmiddels al zijn derde editie is ingegaan.
Als wordt gesproken over manieren om Japan uit dat dal te krijgen, gaat het bijna altijd over economie. Maar dat is slechts een deel van het verhaal. De economische crisis legde problemen bloot op tal van terreinen: de politiek, bestuur, de bevolkingssamenstelling, sekse- en generatieverhoudingen in de samenleving, geluksbeleving, onderwijs en andere zaken. Dat maakt de oplossing ook zo moeilijk. Zeker in een land dat een natuurlijke conservatieve reflex heeft en waar ‘verandering’ velen in de mond smaakt als een scheldwoord.
WAT DE ECONOMIE betreft lijkt het land dat eens de schrik was van de westerse wereld nu het regionale sufferdje te zijn geworden. Technologische innovatie was altijd een van Japans sterkste kanten. Maar volgens zakenblad Forbes hoorden in 2010 slechts twee Japanse bedrijven (een fietsfabrikant en een zonnecelproducent) thuis in de lijst met tweehonderd meest innovatieve MKB-bedrijven in Oost-Azië. Alleen Pakistan en Sri Lanka deden het nog slechter. Maar ook de beroemde multinationals hebben veel van hun glans verloren. Sony, ooit Japans toonbeeld van superioriteit, wordt op veel vlakken voorbijgestreefd door het Koreaanse Samsung en andere concurrenten.
Het centrale probleem is dat de eens zo bezongen Japanse bedrijfscultuur inmiddels archaïsch lijkt. Promotie gaat nog altijd strikt via senioriteit; eigen initiatief of het tegenspreken van een meerdere is een vorm van carrièreruïnering en de enige weg het bedrijf in is via de jaarlijkse instroom van de juiste universiteit. Bewezen kwaliteit in een andere carrière of een interessant cv en zelfs een buitenlandse opleiding is irrelevant - reden waarom Japanse studenten steeds minder in de VS en Europa opduiken, waar Chinezen en Indiërs nu de lokalen bevolken. Dit alles versterkt de navelstaarderij van Japanse bedrijven, die vaak niet verder kijken dan de nog steeds grote interne Japanse markt en de kennis die het bedrijf zelf in huis heeft. Japanse bedrijven worden zo steeds minder concurrerend of laten open kansen liggen op de wereldmarkt. Grote bedrijven als Sony en Nissan hebben daarom buitenlanders als baas benoemd, maar zij worstelen met het doorbreken van deze bedrijfscultuur. ‘De bedrijfscultuur vermoordt Japan’, concludeerde een onderzoeksdirecteur van de bank JPMorgan in The Economist.
Op macro-economisch gebied liegen de cijfers er niet om. Groeide de Japanse economie nog ruim tien procent per jaar in de jaren zestig, nu is ze nog steeds ongeveer even groot als twintig jaar geleden. Zes jaar terug was de Chinese economie half zo klein, afgelopen jaar groeide die Japan voorbij. Japanse commentatoren vrezen nu ook dat zij straks Zuid-Korea voorbij zien schieten. Het is niet duidelijk waar geld voor nieuwe groei van Japan Inc. vandaan moet komen. Bedrijven investeren niet en de ooit zo grote Japanse export was vorig jaar bijna twee keer zo klein als twee jaar ervoor. Het geld rolt ook niet door spilzieke consumenten, zoals in de VS. Omdat Japan al twintig jaar deflatie kent, wordt geld steeds meer waard en veel mensen houden hun kapitaal daarom vast. De yen heeft een driemaal lagere omloopsnelheid dan de dollar. Om de economie draaiende te houden, koos de Japanse regering er de afgelopen twintig jaar daarom voor geld het land in te pompen via grote infrastructuurprojecten - de beruchte ‘bruggen naar nergens’. De nationale schuld is nu bijna tweehonderd procent van de nationale economie: een unicum onder rijke landen en meer dan de helft hoger dan Griekenland.
Daarnaast is er een demografisch probleem. Japan is de voorbode van wat westerse landen, maar ook landen als Korea en China te wachten staat. Met een geboortecijfer van 1,4 kinderen per vrouw en een levensverwachting van 83 jaar zal de bevolking de komende veertig jaar met bijna een derde krimpen: van 127 miljoen naar 89 miljoen. In 2050 zijn vier van de tien Japanners ouder dan 65. Over tien jaar al zijn er twee werkende Japanners tegenover elke gepensioneerde. Een halve eeuw terug was dat nog tien tegen een. Oplossingen worden vaak in technologie gezocht. Het gebrek aan boeren (de gemiddelde leeftijd van de Japanse boer is 67) en verpleegkundigen wordt bijvoorbeeld gezocht in robotpakken die de spieren van de boeren en verpleegkundigen ondersteunen. Heel knap allemaal, maar geen werkelijke oplossing. Sommige economen pleiten voor arbeidsimmigratie, maar dat blijkt op hevige sentimenten bij de bevolking te stuiten. Nog afgezien van belemmeringen zoals de taal. Vrouwen de economie binnenhalen is nog zo'n voor de hand liggende oplossing. Maar voorlopig telt Tokio nog minder vrouwen in bestuursraden dan Koeweit.
De ooit zo geroemde overheidsbureaucratie heeft zich onder deze omstandigheden laten zien als een totaal verkokerde en soms zelfs klungelige organisatie, die het vertrouwen van veel burgers heeft verloren. Waar de overheid de baten van de voorspoed gelijkelijk verdeelde, wordt de tegenspoed ongelijk verdeeld. Van alle OESO-lidstaten (de club van rijke landen) was Japan in de jaren tachtig het meest egalitair. Nu ligt de inkomensongelijkheid boven het gemiddelde en telt Japan van de OESO-landen het hoogste percentage kinderen dat in armoede opgroeit: veertien. Nog steeds is Japan een rijk land, maar het wegvallen van de groei heeft donkere kanten van de samenleving blootgelegd, aldus het vorig jaar uitgekomen boek Contemporary Japan: History, Politics and Social Change since the 1980s: hoge zelfmoordcijfers, huiselijk geweld, burgers die aangeven te lijden aan stress en weinig geluk beleven.
DIT IS HET JAPAN dat premier Kan wil veranderen. Hij heeft er het mandaat voor, want de Japanse kiezers stuurden in 2009 na bijna een halve eeuw éénpartijbestuur de LDP de laan uit. Maar Kan heeft eerder de ontstellende politieke apathie doorgezet die zijn voorgangers tentoonspreidden dan zich de daadkrachtige leider te betonen die de verandering moet inzetten waar hij toe oproept. Kan zegt een ‘open Japan’ te willen en bedoelt daarmee allerlei dingen tegelijk: meer dynamiek en innovatie in het bedrijfsleven, vrijhandel met de buren, hervorming van de sociale zekerheid, de gesloten arbeidsmarkt openen voor jongeren en vrouwen, de overheidsbureaucratie kortwieken en Japans vizier opengooien naar de wereld.
Dit alles is zo'n groot project en de opeenvolgende Japanse regeringen hebben de afgelopen twintig jaar zo weinig gedaan dat elk succes al bij voorbaat uitgesloten lijkt. Maar Japan heeft in het verleden laten zien dat het opeens in actie kan schieten en dan verbluffende resultaten kan halen. De eerste maal was toen de Amerikaanse admiraal Perry halverwege de negentiende eeuw met een vloot naar Japan opstoomde en het land dwong zich voor Amerikaans kapitaal open te stellen. Die schok was de aanzet tot een rigoureuze modernisering die het feodale land zo grondig hervormde dat Japan het sterkste land van Azië werd, dat heel Oost-Azië inlijfde. De volgende schok die Japan tot op zijn fundamenten deed schudden was het verlies tegen de VS in de Tweede Wereldoorlog en de atoombommen die daarbij op Japan werden geworpen. Behalve alle Japanse steden werden ook de keizerlijke structuren vernietigd. Nu het Japan zoals dat na de Tweede Wereldoorlog is gevormd is vastgelopen in de economie van de 21ste eeuw is het de vraag hoe Japan opnieuw tot hervorming kan worden aangezet.
‘De hele wereld was afgunstig op Japan; nu is de hoop dat de zaken zo slecht zijn geworden dat hervorming eindelijk mogelijk is’, schreef The Economist al afgelopen zomer. Dit is de discussie waar premier Kan is ingestapt, door de ramp die zich afgelopen week heeft voltrokken te koppelen aan veranderingen die noodzakelijk zijn in de Japanse maatschappij. De bruggen die Japan nu moet aanleggen, moeten deze keer ook echt ergens naartoe. Misschien heeft deze aardbeving, naast alle leed die zij veroorzaakt, daarom op lange termijn ook een gunstig effect, als de gebeurtenis die Japan nodig had om in actie te komen.