De vraag hangt even in de ruimte, een stilte valt. Wordt er nagedacht, wordt er afgewogen? Twintig vrouwen, voornamelijk moslima’s, zitten in hun leslokaal op de vierde verdieping, en krijgen de geschiedenis van Berlijn behandeld, de stad waarin ze leven. Docente Anna Pham is heel neutraal begonnen over ‘bekende locaties in de stad’. Een oudere Libanese vrouw, in zwart gewaad met zwarte hoofddoek, noemt in gebroken Duits ‘de grafstenen in het centrum’, die ze na even doorvragen kent als het nationale monument ‘voor de holocaust van de joden’. Maar, vraagt Pham: ‘Wat betekent holocaust nu eigenlijk?’

Berlijn, 11 november 2016. Integratielessen door lerares Laura Luenders. Haar studenten komen uit landen als Irak, Afghanistan en Iran © Hermann Bredehorst / Polaris / HH

De klas – van jonge Afghaanse vluchtelingen met dikke make-up en zwartleren jack tot Turkse dames in dikke wollen mantel die al tien jaar in Duitsland wonen – twijfelt. Pham schrijft ‘Vernichten’ op het bord, vernietigen. Een ander woord staat er al: ‘Zerstören’, verwoesten. Twee woorden om de twintigste-eeuwse geschiedenis van de stad te beschrijven. Dit is ‘relevant voor jullie test’, zegt ze er nog wel even bij, net voor het pauze is.

Het is even wennen, dit kale realisme, na alle grote woorden in het Duitse integratiedebat over de ‘normen en waarden’ die geleerd moeten worden. Maar het past hier wel, in de wijk Berlijn Neukölln – volgens de partij de Groenen een voorbeeld van een geslaagd ‘bunt miteinander’, volgens de AfD het bewijs dat het avondland definitief ten onder is gegaan, maar op deze donderdagochtend toch vooral gewoon een chaotisch stadsdeel met zo’n 160 nationaliteiten en een werkloosheid van zeventien procent, waar sinds 2015 een flinke groep voornamelijk Arabische vluchtelingen bij is gekomen.

Ver weg van de opiniepagina’s, de talkshows en de politieke bijeenkomsten begint hun integratieproces hier, in lessen zoals die van Anna Pham. De lerares Duits op de Dtz-talenschool kwam vijftien jaar geleden zelf uit Polen naar Duitsland. De les over Berlijn valt binnen de ‘oriëntatiecursus’, het eindpunt van de integratiecursus, voor degenen die de taal enigszins beheersen en nu de ‘rechtsorde, de cultuur en de geschiedenis’ van het land uitgelegd krijgen.

Eind vorig jaar is het aantal lesuren hiervoor bijna verdubbeld, van zestig naar honderd uur, met als een van de kerndoelen van het ‘Bundesamt für Migration und Flüchtlinge’ om de ‘positieve waardering voor de Duitse staat’ over te brengen. De verhoging is het directe gevolg van een nieuwe wet waartoe eind 2016 besloten is, de Integratiewet. Relatief geruisloos werd hij door de coalitie van Angela Merkel in de wereld gezet – maar het moest wel een antwoord zijn op de groeiende onvrede en de opkomst van de AfD.

Het duidt op een nieuwe fase na een periode van extremen. In 2015 kwamen 890.000 vluchtelingen Duitsland binnen, in 2016 280.000. Eerst richtten de camera’s zich op de jubelende menigte bij het station in München, na de Oudejaarsnacht van Keulen voornamelijk nog op de boze burgers.

De ‘westerse waarden’ dienen een centralere rol te krijgen, zo zeiden meerdere deskundigen in het debat. Het klonk zachter dan in Nederland, maar de instemming was breder dan vroeger het geval was. Volgens de bekende psycholoog Ahmad Mansour is Duitsland te onduidelijk over de ‘basisprincipes’ die er in het land zouden moeten heersen, zo zei hij in januari in De Groene Amsterdammer. Als reactie zijn er dan asielzoekers die de staat ‘zwak’ vinden en er misbruik van maken.

Daarna zakte de publieksaandacht voor het thema weer weg; de stroom vluchtelingen werd onder meer door de afspraken met Turkije beduidend kleiner. Maar ondertussen zijn ze er nog wel, honderdduizenden vluchtelingen – en rondom hen ontstaat het grootste integratieproject dat Duitsland ooit heeft gekend. Bijna 22 miljard euro is in 2016 door de Duitse staat voor de vluchtelingen uitgegeven, een bedrag dat naar verwachting ook in 2017 wordt uitgetrokken – 2,1 miljard euro hiervan is voor ‘integratiemaatregelen’ bestemd. Volgens de een is dat weggegooid geld, volgens anderen, waaronder het Duitse Instituut voor Economisch Onderzoek (diw), is het een ‘enorm conjunctuurprogramma’.

De talenschool Dtz maakt de omslag aan den lijve mee, vertelt Ayla Ertürk, bedrijfsleider, zelf in Istanbul geboren. In 2006 begon Dtz met één cursus en één docent, nu heeft de school 120 cursussen en 130 docenten; het merendeel is er in de laatste anderhalf jaar bij gekomen. De particuliere aanbieder is inmiddels de op één na grootste aanbieder van integratiecursussen van Berlijn. Met dank aan het overheidsgeld: daardoor konden ze het uurloon van 28 euro naar 35 euro per uur ophogen – zodat ze in de verwarrende dagen van de vluchtelingencrisis überhaupt docenten konden aantrekken.

Eén ding is daarmee zeker: de uitvoering van dit integratieproces vindt vooral plaats buiten de schijnwerpers van het mediadebat. Dus: hoe loopt dat concreet, met de overdracht van die fel bediscussieerde ‘waarden’?

Ongeveer 650 kilometer van Berlijn, in het Zuid-Duitse plaatsje Aidlingen, zit huisschilder Hartmut Nitsch aan zijn winkeltafel. Naast hem zitten zijn vrouw en zijn assistent Omar, een vroege twintiger met roodbruine hipsterbaard. Hij is in 2013 met zijn familie uit Syrië gevlucht. De mannen hebben de werkkleding nog aan, ze zijn deze ochtend bezig een huis te schilderen, net voorbij de katholieke kerk van Aidlingen, hun woonplaats van zo’n achtduizend inwoners. In de etalage hangt een A4’tje, waarop staat dat Nitsch eind 2016 de ‘Ondernemersprijs’ van de regionale overheid heeft ontvangen. Hij kreeg achtduizend euro vanwege de manier waarop hij een vluchteling in zijn bedrijfje van acht man heeft opgenomen.

Nitsch zelf wil er niet te moeilijk over doen: ‘Er wordt veel te veel over het onderwerp gekletst. Wij zijn doeners. Ik heb me gewoon voorgesteld hoe ikzelf opgevangen zou willen worden als het bij ons oorlog zou zijn.’

‘Er wordt te veel over gekletst. Ik heb me gewoon voorgesteld hoe ik opgevangen zou willen worden als het bij ons oorlog was’

Idyllisch landelijk ziet het er hier uit, maar Stuttgart, de hoofdstad van de deelstaat Baden-Württemberg, is slechts een half uurtje verwijderd – en daarmee ook de vele industriële bedrijven die hier gevestigd zijn. Aan migranten is men hier, zelfs in de dorpjes, al decennia gewend.

Als verantwoordelijke voor stageplekken in deze regio kende Nitsch de docent van de talencursus waar Omar aan meedeed. ‘Die zei: die Omar, die wil wat doen, ken jij iemand?’ Nitsch nam hem zelf ‘in opleiding’, en bij Nitsch ontdekte Omar, die een lichte ‘leer-handicap’ heeft, wat hij wilde worden. Geen bakker, zoals zijn vader, geen verwarmingsinstallateur, zoals hij een tijdje dacht, maar huisschilder – ‘De wereld wordt er mooier door’, zegt Nitsch.

Even lijkt de integratie hier vanzelf te verlopen, met pragmatiek als de belangrijkste katalysator. ‘Westerse waarden?’ zegt Nitsch. Daar is hij niet mee bezig. ‘Ook wij moeten ons aanpassen. Bij de ramadan, als Omar niets eet, moet ik daar een beetje rekening mee houden.’ En ondertussen complimenteren de mannen elkaar geheel volgens het eigen waardensysteem. Omar noemt het schildersbedrijf met een hele brede glimlach ‘zijn uitgebreide familie’. En Nitsch vertelt in vet Swaabs dialect dat Omar ‘zo voorkomend tegen de klanten’ is en altijd ‘pünktlich’.

‘Wij definiëren onszelf hier zeer sterk via werk’, legt Carolina Montfort-Montero deze instelling uit. Montfort is sinds vorig jaar de verantwoordelijke voor integratie in de regio, de eerste. Het ‘Amt für Migration und Flüchtlinge’ van de regio Böblingen is initiatiefnemer van de Ondernemersprijs. Montfort, die liever vriendelijk van ‘vluchtelingensituatie’ dan van ‘crisis’ spreekt, hoopt ermee ‘de bedrijven van de regio te stimuleren bij de integratie’, zegt ze, ‘want zij zijn de sleutel tot succes’.

De kleine Zuid-Duitse familiebedrijven zijn zelfs bij uitstek geschikt voor integratie, meent schilder Nitsch, beter dan de grote industrie. Dat heeft te maken met het ‘persoonlijke’ element in deze bedrijven, zegt hij met nauwelijks verholen trots. Een ‘Ersatzfamilie’, noemt hij een bedrijf als dat van hem. ‘Als er iets mis gaat, dan zet ik me persoonlijk voor Omar in.’

Montfort ziet het dan ook opvallend zonnig in: zeker, het zal lang duren, maar het merendeel van de 3100 vluchtelingen in Böblingen zal goed geïntegreerd worden. Grote bedrijven als Mercedes hebben hier de komende jaren dringend nieuwe werknemers nodig, zegt ze. En dat geldt net zo goed voor de kleine bedrijven, het ‘handwerk’.

Alleen: de realiteit is ook in het welvarende Baden-Württemberg weerbarstiger, zo blijkt al buiten het kamertje van Montfort op de gang. Een jongeman uit Afghanistan is vlak voor haar kamertje in druk gesprek verwikkeld met de medewerkster ‘talencursussen’. Hij moet bewijzen van zijn deelname aan de cursus hebben, legt de medewerkster, een vriendelijke blond-grijze vrouw, later uit.

De integratiecursus is in Duitsland niet principieel verplicht voor asielzoekers, maar is wel gekoppeld aan een uitkering en vaak cruciaal voor een verlenging van de verblijfsstatus. De man is bang om uitgezet te worden – Afghanistan is sinds kort in Duitsland niet meer automatisch als ‘oorlogsgebied’ ingeschaald, ook al een reactie op het heftige vluchtelingendebat. Maar de medewerkster kan hem de kruisjes niet geven; hij is te vaak niet naar de talencursus gekomen, zegt ze.

Aan tafel in Aidlingen maakt Omar, de ijverige schildersleerling, een schatting. Hij vertelt dat bij hem in de talenklas iedereen in Duitsland wil blijven, maar ‘de helft’ van de cursisten probeert ook echt actief de taal te leren en een baan te vinden. Maar er zijn er ook bij, voegt Nitsch’ vrouw kritisch toe, ‘die denken dat ze alles krijgen zonder er iets voor te doen. Dat maakt de grote hoeveelheid vluchtelingen na 2015 natuurlijk problematisch, vooral voor veel Duitsers die zelf niet veel hebben.’

Ayla Ertürk, de directrice van de talenschool in Berlijn Neukölln, noemt ongeveer hetzelfde getal om het succes voor de toekomst in te schatten. Door de locatie in de stad is haar school weliswaar vooral gericht op de ‘lager opgeleiden’, maar dat is de meerderheid van de vluchtelingen in Duitsland ook. ‘Vijftig tot zestig procent van de deelnemers bij ons maakt de cursus af en kan een opleiding beginnen; veertig tot vijftig procent niet, en dertig procent daarvan is een hopeloos geval’, zegt ze. Degenen die het wel lukt zijn meestal jonge asielzoekers, hoger opgeleid, met kennis van het Latijnse alfabet. ‘Dat zouden er meer moeten zijn, maar de realiteit is niet altijd leuk.’

Alleen aan gebrek aan motivatie ligt dit falen niet. ‘Eigenlijk is het allemaal te veel’, zucht ze. ‘Veel vluchtelingen uit Arabische landen kennen ons alfabet niet eens, als ze überhaupt al kunnen lezen of schrijven. De meesten wonen nog in opvangcentra, ze hebben niet eens een echte wc, en moeten dan ook nog goed Duits leren. Daar hebben ze dan bij elkaar negenhonderd uur voor – dat is al volkomen onrealistisch. Dus die oriëntatiecursus, waar het gaat over de waarden en de normen, halen de meesten van hen niet eens.’

Uitgerekend aan de tafel van het schildersechtpaar Nitsch blijkt nog een ander obstakel te bestaan: de Duitse bureaucratie. Zelfs Omar heeft na drie jaar nog geen verblijfsvergunning, ondanks alle kruisjes die op het bureau bij zijn verplichtingen zijn gezet. De Duitse overheid is volgens Nitsch niet bepaald geschikt voor een soepel integratieproces. ‘Er zijn zestig verschillende statussen, maar welke heb jij nou?’ vraagt Nitsch. Omar: ‘Wat er morgen met mij gebeurt, weet ik niet.’

‘Veel vluchtelingen uit Arabische landen kennen ons alfabet niet eens, als ze überhaupt al kunnen lezen of schrijven’

Door al die problemen is Ertürk ‘nog niet zo zeker’ of de integratie wel zo succesvol zal verlopen. Maar, zegt ze: ‘De maatschappij moet alle informatie krijgen, zowel de positieve als de negatieve ontwikkelingen. Want ook deze mensen zijn de toekomst van Duitsland.’

En toch: Carolina Montfort, zelf de dochter van Spaanse gastarbeiders uit de jaren zestig, blijft het positief zien. ‘De vluchtelingensituatie is een kans voor Duitsland’, herhaalt ze meermaals. De integratieambtenaar zit aan haar tafel in een glanzend nieuw kantoorgebouw. Het regionale kantoor voor migratie en vluchtelingen is midden 2015 in gebruik genomen, net drie maanden voordat de grote vluchtelingenstroom naar Duitsland op gang kwam. De vernieuwing was toeval, zegt Montfort, maar het past wel bij de plotselinge activiteit rond integratie in Duitsland.

Ze hoopt dat het voor een inhaalslag zorgt. ‘Het is steeds alsof Duitsland met dit thema opnieuw moet beginnen. Duitsland kende altijd al grote migratiestromen, na de oorlog de Vertriebenen, daarna de gastarbeiders. Maar er werd niets gedaan waar de volgende generaties op konden voortbouwen. Terwijl ieder tweede kind nu opgroeit met een bepaald soort migratie-achtergrond.’

‘Niets gebeurde er’, herinnert ook Ertürk zich nog uit de jaren negentig, toen ze zelf les gaf in Duits. Terwijl Nederland en Frankrijk de migranten tot staatsburgers maakten en inzetten op subsidies hanteerde Duitsland simpelweg géén migrantenbeleid. Het voordeel: de werkloosheid was lager dan in Nederland en Frankrijk. Het nadeel, zegt Ertürk: migranten die niet zoals zijzelf uit de betere middenklasse komen, hebben niet goed Duits geleerd. ‘Er waren wel cursussen, maar die waren allemaal vrijwillig – dat zie ik als een enorm grote fout’, zegt Ertürk. De cdu – en met hen de meeste Duitsers – meende dat de gastarbeiders toch wel weer teruggingen. Links deinsde ervoor terug om de Duitse cultuur op te dringen. De gevolgen zijn nu te merken: de doorstroming in het hoger onderwijs van migranten is nu beduidend lager dan in Nederland of Frankrijk.

Ertürk wijst om zich heen naar de wijk Neukölln: ook de jonge Turken die nu voor Erdogan stemmen, zijn volgens haar een uitvloeisel van een gebrekkige opleiding – en daarmee van een gebrekkige integratie.

In 2005 kwam er als gevolg van een lang maatschappelijk debat voor het eerst een immigratiewet, zegt Ertürk. ‘Talencursussen werden toen gekoppeld aan een uitkering, maar het was allemaal nog veel losser.’ Zo bestond de ‘oriëntatiecursus’ voor de ‘waarden en geschiedenis’ destijds uit slechts dertig uur. Pas door de nieuwe Integratiewet van eind 2016 is het allemaal strenger geworden. En streng is goed, vindt Ertürk.

De plotselinge ijver rond de vluchtelingen heeft ook voor eerdere migranten in Neukölln zijn gevolgen. ‘Ik woon hier vijftien jaar’, zegt een oudere vrouw uit Turkije, die nu de oriëntatiecursus in Berlijn Neukölln volgt omdat anders haar uitkering wordt gekort. ‘En eindelijk leer ik in wat voor stad ik woon, en hoef ik niet alleen maar te koken en voor de kinderen te zorgen.’ Ze schatert van het lachen – en de rest lacht mee.

Nog steeds wil de Duitse regering het land niet officieel als een ‘immigratieland’ betitelen. Maar, zeggen diverse onderzoekers, dat is het feitelijk wel. Zij pleiten er daarom voor dat er een echte migratiewet komt, zoals in Canada: met gecontroleerde migratie van specifieke groepen, en een eigen ministerie. Tot die tijd hoopt men in Böblingen vooral op ‘versnelling’ van de procedures, zegt Montfort. ‘Het duurt nu vijf tot tien jaar voordat vluchtelingen zelf geld kunnen verdienen. Maar ze zouden veel sneller in onze systemen opgenomen moeten worden’, zegt ze: in drie jaar van een talencursus tot aan een eerste baan.

En natuurlijk, voegt ze er desgevraagd aan toe, dienen de ‘westerse waarden’ een plek te krijgen. Ze is er zelf al voor op pad geweest, toen in de vluchtelingenopvang thema’s als ‘ouderlijke verantwoordelijkheid’ werden uitgelegd. ‘In veel andere culturen heerst, zacht gezegd, een andere opvatting daarover.’ Zij ziet het debat hierover als een gezonde ontwikkeling: ‘Het heeft met de eigenwaarde van een land te maken. Ook dat is een voordeel van de vluchtelingensituatie, nu komt deze kwestie aan de oppervlakte: waar staan we, waar willen we heen?’

Ertürk en Montfort menen dat ze door hun eigen ‘migratie-achtergrond’ dergelijke plichten ook makkelijker kunnen benoemen dan de ‘gewone’ Duitsers. Ertürk pleit zelfs voor een uitbreiding van de integratiecursus, met sociaal-pedagogen die de ‘waarden’ duidelijk maken. Maar de vrouwen zijn tegen het politieke begrip ‘Leitkultur’, zoals dat in dit verkiezingsjaar opnieuw bediscussieerd wordt. Ertürk: ‘Ik ben voor integratie in het openbare leven – het laïcisme zoals in Frankrijk, of zoals vroeger in Turkije. Maar ik ben tegen assimilatie. Ik kom zelf ook uit een Turkse familie, en wil die achtergrond niet opgeven.’

Op de vierde etage van de Dtz-talenschool blijkt de nieuwe realiteit ingewikkelder dan het lesboek. Op een Berlijnse talenschool, gerund door Turken, probeert een Poolse lerares de Duitse cultuur over te brengen aan hippe vrouwen uit Afghanistan – ‘eindelijk voelen we ons vrij’ – en gehoofddoekte oudere dames uit Turkije. Veel oorlog komt vandaag voorbij, deling, bezetting, de holocaust. Kort geleden, rond vrouwendag, was het thema de man-vrouw-verhoudingen. ‘We hebben een tekst over het loonverschil tussen man en vrouw gelezen’, vertelt docente Anna Pham. ‘Dan weten ze dat het hier ook niet allemaal ideaal is.’

Pham kijkt er een beetje verontschuldigend bij, maar ook een beetje sceptisch. Ze kent de landelijke debatten, ze kent de ‘leerdoelen’. Ze heeft kort geleden een cursus moeten afzeggen omdat Arabische mannen haar lastigvielen. Maar tegelijkertijd zegt ze: ‘Ik wil niemand bekeren. Ik wil niet de politiek correcte “goede kant” vertegenwoordigen, niet met een wijsvingertje zwaaien.’

Wil integratie succesvol zijn, dan kan het het best in heel kleine stapjes verlopen, is haar ervaring na tien jaar lesgeven aan deze school. Ayla: ‘Eigenlijk ben ik al blij wanneer deze vrouwen zich in het dagelijks leven kunnen redden en hun kinderen kunnen opvoeden – die groeien hier op. Ik grijp pas in als het echt heikel wordt, als iemand zegt: de holocaust is er nooit geweest – en dat is tot nu toe één keer gebeurd.’