Een enkele keer hoor je het van een ander. William Safire is de conservatieve columnist van The New York Times. Conservatief is zwak uitgedrukt. Waar modieus links of radical chic zich laat horen, springt Safire erop om er de vloer mee aan te vegen. Tegelijkertijd is hij een groot voorvechter van de democratische vrijheid, niet van het woord dat iedere dag door de redenaars en woordvoerders wordt geannoteerd, afgebeuld en leeggebloed, maar van vrijheid zonder voet noten, zoals in de wet verankerd. Toen Bush en de zijnen vorig jaar van plan waren gevangen Talibanstrijders in geheime processen te berechten, schreef Safire het felste J’accuse, en maakte er een persoonlijke campagne van. Kennelijk heeft het geholpen.

Nu trekt hij ten strijde tegen de Federal Communications Commission, het overheids orgaan dat onder meer moet optreden tegen kartelvorming in de media. Is er zo’n instituut? zal iemand misschien vragen. De Amerikaanse mediaconcerns zijn al wereldrijken op zichzelf. Ze bedienen Amerika en de wereld al met het mooist gepoetste nieuws, de grootste overwinningen en lekkerste content die je je denken kunt. Zeker de laatste tien jaar hebben we er niets van gemerkt dat er zoiets bestaat als de FCC.

Nu is de FCC van plan nog een belangrijk obstakel voor concentraties op te heffen. In de meeste steden is «cross-ownership», de bundeling van gedrukte en elektronische media in een onderneming verboden. Drie van de vijf leden willen dit verbod opheffen. Die meerderheid is tot stand gekomen doordat een zekere Kevin Martin (getrouwd met Catherina, de pr-adviseur van vice-president Cheney) van mening veranderde. Ik dacht aan Brecht, het slot van de Driestuiversopera: «Und so kommt zum guten Ende alles unter einen Hut, ist das notige Geld vorhanden, ist das Ende meistens gut.»

Als de FCC zijn zin krijgt, kunnen de concentraties verder gaan. «De bazen van de concerns watertanden», schrijft Safire. Hoe komt het dat het Amerikaanse publiek wel steeds meer kanalen heeft maar toch steeds minder keuzemogelijkheden, vraagt hij zich af. Door de vrije markt die zulke concentraties toestaat. Dat is bij ongebreidelde commerciële concentraties het wezen van de «mediacratie». De vrije markt is de grootste vijand van het vrije woord. Eigenlijk zou de redactie van De Journalist Safire’s column moeten kopen.

Wat gaat ons in Nederland, Europa, zo’n mutatie in Washington aan? Niets als we van mening zijn dat George W. Bush met de overwinning in Irak heeft bewezen tot de superstaatslieden te behoren, de categorie van genieën die door kleine betweters en persmuskieten alleen maar in zijn zegenrijke werk wordt gehinderd. In werkelijkheid is deze greep naar de macht binnen de FCC een poging van het Republikeinse machtsapparaat om via steun aan de bevriende concentraties de nieuwsvoorziening verder te beïnvloeden.

Ik geef toe, het klinkt als de visie van een ouwe orthodoxe marxist. Niets aan te doen. Ik verwijs alleen naar een vermoeden dat steeds meer op de onverbiddelijke waarheid begint te lijken: dat deze oorlog onder valse voorwendselen begonnen is. Eigenlijk moet je zelf een poosje zijn blootgesteld aan de nieuwsvoorziening van de grote Amerikaanse networks om goed te begrijpen hoe het publiek daar een jaar lang is voorbereid op de vondst van enorme arsenalen massavernietigingswapens, hoe het door middel van het dagelijks terugkerende Countdown Iraq ervan werd doordrongen dat de oorlog onvermijdelijk was. En toen het eenmaal zo ver was, hoe het patriottisme werd bevorderd door het drama en de bevrijding van soldaat Jessica Lynch. Hoe intussen de aandacht van de MVW’s naar de juichende mensen en de tuimelende standbeelden van Saddam Hoessein werd verlegd.

Dan komt de apotheose. De opperbevelhebber roept de overwinning uit. Waar is intussen het Iraakse leger gebleven? Opgelost, stiekem naar huis gegaan, nadat de bevelhebbers door de special forces met dollars zijn omgekocht, zegt de officieuze theorie. Toch nog een vreedzame oplossing.

We zijn anderhalve maand verder. Een andere Amerikaanse columnist, Thomas Friedman, ook geen linkse rakker, schrijft: «Met alle respect voor de dappere soldaten, maar deze oorlog is een van de meest ongelijke in de geschiedenis geweest. Naar sociaal-economische maatstaven gemeten is Amerika in oorlog geweest met de Flintstones.» En nu komt de wederopbouw.

Volgens het neoconservatieve grand design voor het Midden-Oosten moet Irak het lichtend voorbeeld voor de regio worden. Geef ze het voordeel van de twijfel. Maar allen die het weten kunnen, verklaren dat het Pentagon tot dusver van de reconstructie een rotzooi heeft gemaakt. Jay Gardner, de eerste reconstructiechef, is vervangen door Paul Bremer. Een Senaatscommissie gaat onderzoeken waarom alles stagneert wat voorbeeldig had moeten verlopen. Intussen heeft in Marokko al-Qaeda zich laten herontdekken. Was die organisatie niet zo goed als on the run?

Het gaat er niet meer om of we tegen de oorlog waren. De praktische vraag van vandaag is in hoeverre de neoconservatieven doelbewust gebruik maken van de mediaconcentraties, deze postmoderne propagandamachine die op en door de vrije markt is gegroeid. We moeten ons niet laten verleiden tot karikaturen. Het is waar dat de Dixie Chicks door de radioconcerns met een boycot worden gestraft na hun kritische hit over de wereldleider. Maar in Amerika kun je werkelijk nog alles zeggen wat je denkt. Het is alleen de vraag op welke schaal het resultaat van je denken wordt verspreid.

Zonder iets dat ook maar in de verte op «totalitaire directieven» lijkt, heeft de vrije propagandamachine George W. Bush tot visionair wereldleider gemaakt, de oorlog tot een instant historisch succes, en alle tegenstanders tot kreunende, seniele, Franse kaas etende lafaards. Dat is niet overdreven; dat geloven de Amerikanen die zich op de hoogte laten houden door Rupert Murdoch, The New York Post, Fox-televisie en de monopolies (weer zo’n woord) van de lokale radio. De mediaconcentraties maken geen wereldpolitiek, ze maken een wereldpolitiek mogelijk. De machtsgreep (zoals Safire het noemt) binnen de FCC behoort tot de uitvoering van het grand design. En dit wordt door zo veel Europeanen nog niet zo goed begrepen: het zit veel geraffineerder in elkaar dan ze denken.