‘Ik was in één ding heel goed: rijst koken zonder aanbranden. Op het voedselrantsoen in de gevangenis van Jakarta kon je niet overleven. Mijn medegevangenen kregen nog wel eens voedsel of geld opgestuurd van thuis, en zo had een van hen een margarineblik van twee liter. Met veel geduld lukte het me om op een heel klein vuurtje de rijst in dat blik dusdanig gaar te koken dat alles kon worden opgegeten. Als beloning kreeg ik ook een portie.’

Martin Aleida (1943) staat voor een gehoor van een zeventigtal, veelal bejaarde Indonesische ballingen van de Vereniging Broederschap in het clubhuis van klaverjasvereniging De troef in Diemen. Tegen de achtergrond van de rood-witte Indonesische vlag herdenkt de Indonesische diaspora de coup van Soeharto in 1965 en de daarop volgende massaslachting op zeker een half miljoen communisten en vermeende communisten. De meeste aanwezigen hoorden tot de elite en verkeerden tijdens de coup in het buitenland, als student of diplomaat in dienst van Soekarno, en waren bij het nieuwe politieke bewind niet meer welkom.

Alles is hun afgenomen: hun thuis, hun bezittingen en hun paspoort. Ze leven al jaren in Nederland, toch is de voertaal Bahasa en zongen ze eerder het Indonesische volkslied over de vrijheid: Indonesia Merdeka. Spreker Martin Aleida is juist vanuit Jakarta in Nederland aangekomen. Hij was in 1965 politiek verslaggever voor de Harian Rakjat (Volksdagblad), het belangrijkste orgaan van de Indonesische communistische partij. Na de coup van 30 september werd de krant verboden en kreeg Aleida, net als al zijn collega’s, een beroepsverbod opgelegd. Een paar maanden later volgde zijn arrestatie tijdens de militaire operatie bed, genoemd naar het tijdstip waarop de arrestaties werden uitgevoerd: midden in de nacht.

Nee, hij was niet ondergedoken, antwoordt hij desgevraagd: ‘Soekarno maande tot kalmte, hij zou werken aan een politieke oplossing.’ Een vriend uit de Jeugdbeweging van de Partai Kommunis Indonesia (pki) nam het verhoor af. ‘Hij was een overloper. Ik kon niets verbergen, hij wist alles over mijn journalistieke werkzaamheden en politieke voorkeur.’ Na een jaar kwam Aleida vrij, mogelijk dankzij een brief van zijn vader. ‘Hij zou op hadj vertrekken naar Mekka, toen nog een reis van drie maanden, en had me voor alle zekerheid zijn testament gestuurd.’ De vroomheid van zijn vader mag de invrijheidstelling van de jonge communist – communisten waren volgens het nieuwe bewind automatisch atheïsten – hebben bespoedigd, eenmaal terug in de samenleving kwam Aleida terecht in ‘de grootste gevangenis’ die men zich kan voorstellen: ‘De Indonesische samenleving’. Hij kijkt zijn gehoor strak aan: ‘Ik had niets meer, geen huis, geen werk en mijn vrienden waren verdwenen.’

Zijn naam was besmet en om weer aan de slag te kunnen besloot hij deze te veranderen. ‘Mijn vader was een bewonderaar van Martin Luther King, dus koos ik diens voornaam en Aleida (bewondering in Bahasa – ad) als achternaam.’ Na allerlei baantjes, waaronder het omwoelen van de modder in visvijvers om de vissen van plankton te voorzien, kwam Aleida weer terug in de journalistiek en schreef voortaan over sport en gezondheid.

Thuis sprak hij nooit over zijn verleden, vervolgt Aleida. ‘Mijn schoonvader is op verdenking van communistische sympathieën vermoord. Mijn kinderen zijn onder de Nieuwe Orde van Soeharto opgevoed met een enorme haat jegens de communisten. Pas toen ze wat ouder waren, hebben ze over mij gelezen. Via hun Facebook las ik onlangs dat ze niets kwaads zagen in mijn linkse verleden. “Wees voorzichtig”, zeiden ze toen ik vorige week naar Nederland vertrok. “Het recht zal ten slotte zegevieren. We geloven in God.”’

Aleida zal tijdens het aanstaande volkstribunaal, het International People’s Tribunal 1965 (ipt 1965), dat van 10 tot en met 13 november plaatsvindt in Den Haag, als getuige optreden. Voor een gehoor van internationaal ervaren mensenrechtendeskundigen, wetenschappers en aanklagers zal hij zijn relaas doen. Toen hij eerder opstond vanuit het publiek en met gebogen rug stram naar voren liep, maakte hij een broze indruk. Nu staat hij rechtop. ‘Ik heb geen angst meer. Ik ben oud, heb nog maar een paar jaar te gaan. Ik moet vertellen over wat ik heb gehoord en gezien. De Indonesische overheid blijft de massamoord op honderdduizenden mensen na de coup van Soeharto in 1965 ontkennen. Maar de locaties van de massagraven zijn bekend, je kunt uitzoeken wie er liggen en hoe dit heeft kunnen gebeuren. Het tribunaal geeft ons de kans de internationale gemeenschap te vertellen dat het afgelopen moet zijn met een halve eeuw stilte, het zwijgen over de moordpartij van 1965.’

Saskia Wieringa, antropologe en mede-initiatiefneemster van het aanstaande volkstribunaal, neemt Aleida’s plaats in en bevestigt tijdens een vlammend betoog, alweer in Bahasa, de noodzaak ervan. ‘De Indonesische staat moet nu eindelijk de massamoord van 1965 onderzoeken, de daders berechten en de slachtoffers compensatie geven.’ De hoogleraar, sinds begin dit jaar met emeritaat, krijgt een warm applaus van het wat verweesde gezelschap, ‘mijn achterban’, die een bescheiden bestaan in Nederland leidt.

Wieringa vertelt over haar 750 pagina’s tellende onderzoeksrapport ter voorbereiding van het ipt 1965, met bewijsmateriaal bijeengebracht door slachtofferorganisaties en plaatselijke onderzoekers in Indonesië. De aanklacht kent negen onderdelen: moord, slavernij, gevangenneming, marteling, seksueel geweld, vervolging (inclusief het beletten van een veilige terugkeer naar huis), gedwongen verdwijning en medeplichtigheid van andere landen. Dit laatste punt belooft drieduizend documenten uit de cia-archieven over de Amerikaanse levering van geld, wapens en communicatieapparatuur aan Soeharto. ‘De Amerikaanse inlichtingendienst wist misschien niet precies wat er gebeurde, maar ze wist wel dat er werd gemoord’, zegt Wieringa. ‘Toch steunden ze Soeharto, hij was wellicht wat ruw, maar ze wilden van de communisten af.’

Op dit moment onderzoekt historicus Alex de Jong de Nederlandse rol. De toenmalige Nederlandse ambassadeur Emile Schiff wist dat er op grote schaal werd gemoord in 1965 en dat er een ‘klap aan de communisten’ was uitgedeeld, maar dat de huidige situatie ‘de beste – en wellicht laatste kans was van het leger zich politiek te doen gelden’. Nader onderzoek is nodig in de inmiddels openbare archieven van de Inlichtingendienst Buitenland (idb), maar De Jong heeft tot op heden geen toegang gekregen. Het recente betoog voor de Verenigde Naties in New York van koning Willem-Alexander over Nederland als kampioen mensenrechten ‘verheugt’ Wieringa niettemin. ‘Ik hoop alleen dat dat geldt voor de mensenrechten overál op aarde.’

‘Via hun Facebook las ik onlangs dat mijn kinderen niets kwaads zagen in mijn linkse verleden’

Wieringa weet inmiddels meer over de rol van het Indonesische leger in de massamoord. ‘We hebben een aantekenboekje van een plaatselijke legercommandant op Bali: de moord op tientallen pki-leden moest een spontane actie lijken.’ Een jonge collega-onderzoeker uit Melbourne heeft instructies, dodenlijsten en locaties van massagraven uit de militaire archieven van Atjeh weten te halen.‘De hele pki-afdeling is daar binnen een paar dagen uitgeroeid.’ En dan is er nog het rapport van het Nationaal Instituut voor de Mensenrechten in Indonesië, Komnas ham, dat op grond van bewezen grootschalige schendingen van de mensenrechten in 1965 de Indonesische staat in 2012 adviseerde nader onderzoek te doen, maar waar tot op heden niets mee is gebeurd volgens het Openbaar Ministerie in Jakarta. Wieringa werpt een veelbetekenende blik naar haar gehoor: ‘Wegens gebrek aan bewijs.’

Todung Mulya Lubis, een belangrijke mensenrechtenadvocaat in Indonesië, zal als hoofdaanklager optreden tijdens het volkstribunaal in Den Haag. Mulya Lubis voerde als jonge advocaat met zijn bureau voor rechtshulp al rechtszaken tijdens de Nieuwe Orde van Soeharto tegen de staat. Hij zal de negen onderdelen van de aanklacht behandelen. Daarna volgt een weerwoord van de Indonesische regering, hoopt Wieringa. Ze heeft president Jokowi Widodo officieel per brief uitgenodigd, maar zijn komst is niet waarschijnlijk. Bij afwezigheid van de gedaagde zal ze dan ook zorgen voor een amicus curiae, letterlijk: een vriend van het hof, legt ze uit: ‘Deze zal vermoedelijk beweren dat de communisten van de pki een gevaar voor het land betekenden, de aanstichters waren van de moord op de generaals op 1 oktober 1965 en daarmee de aanleiding vormden voor de massamoorden. Hier moest tegen opgetreden worden.’

In tegenstelling tot Martin Aleida zal niemand van de Indonesische diaspora in Holland een getuigenis afleggen tijdens het volkstribunaal, begrijp ik tijdens de Indische maaltijd die nooit op een Indonesische bijeenkomst zal ontbreken. Niet de man achter de boekenstand die al jaren in Amsterdam-Oost woont en zo veel mogelijk literatuur verzamelt over de massaslachting in Indonesië. Noch de man met de voornaam van een groot Russisch schrijver. Hij was nog een kind tijdens de coup en had nooit meer iets vernomen van zijn vader, een diplomaat in Beijing. ‘Tot mijn werk als ingenieur me naar een baggermaatschappij in Amsterdam bracht en ik op een dag in een voorbijganger mijn vader herkende.’ Zijn naam mag niet in de krant staan en nee, hij zal niet getuigen. Ook hij is nog steeds bang, zelfs hier in Nederland.

De gepensioneerde bibliothecaresse Ciska Pattipilohy vluchtte na haar gevangenschap vanuit Jakarta naar Nederland, verloor haar man in gevangenschap en is inmiddels regelmatig terug geweest, maar zij zal evenmin getuigen: ‘Ik kan niet instaan voor de gevolgen voor mijn familie in Indonesië.’ Zij en een aantal ballingen in de zaal zijn wel bereid de tien getuigen die vanuit Indonesië naar het tribunaal komen gedurende hun verblijf in Den Haag persoonlijk te begeleiden.

De veiligheid van de getuigen is een serieus aspect, erkent Saskia Wieringa, die zelf ooit een doodsbedreiging kreeg tijdens haar onderzoek naar de pki-vrouwenorganisatie Gerwani. De partij van de ‘communistische hoeren’ was vrijwel uitgeroeid, zo bleek. Wieringa promoveerde op het onderwerp maar stond vanaf 1986 op de zwarte lijst en durfde pas na de val van Soeharto in 1998 weer terug te gaan naar Indonesië. Ze begrijpt de zorg van de ballingen om hun familie, al stelt ze met klem dat er niemand zal worden beschuldigd: ‘De rechters zullen weliswaar een uitspraak doen, maar we stellen de staat verantwoordelijk en deze moet zelf onderzoek doen.’

Desondanks is er om veiligheidsredenen een risicoanalyse voor iedere getuige opgesteld en op grond daarvan een plan van aanpak gemaakt. ‘Het kan voor sommigen zelfs verhuizing betekenen. We zullen de getuigen tijdens het tribunaal wellicht afschermen met een scherm en ze anonimiseren. Hoe dan ook zijn het natuurlijk zeer dappere mensen.’ Het is een afweging, erkent ze: ‘Je wilt de mensen beschermen maar het is ook van groot belang om de zaken openbaar te maken.’

Wieringa heeft zich tijdens de voorbereiding voor het International People’s Tribunal laten adviseren door criminologe Frederiek de Vlaming, die eerder promoveerde op de selectie van verdachten door het internationale Joegoslavië Tribunaal. De Vlaming (1958) doceert het vak internationale tribunalen en licht haar advies toe op een terras vlak bij haar werkgever, de Universiteit van Amsterdam. ‘Het geweld in het Indonesië van 1965 was zo extreem dat de internationale gemeenschap er nu, als dit vandaag zou plaatsvinden, wellicht een formeel tribunaal voor zou opzetten. Er zou op z’n minst de roep zijn om ingrijpen. Zo is het met Joegoslavië gegaan toen de toestand daar uit de hand liep en mensen uit de regio een proces naar het voorbeeld van Neurenberg eisten. De verantwoordelijken voor het massale geweld moesten uit het gebied worden gehaald. Men hoopte hiermee de oorlog te doen stoppen. Het Joegoslavië Tribunaal is midden in de oorlog in 1993 opgericht. Hiermee hebben we een juridisch raamwerk ontwikkeld om daders van oorlogsmisdrijven aan te pakken. Hetzelfde gebeurde naar aanleiding van de genocide in Rwanda. De internationale gemeenschap weigerde aanvankelijk het woord genocide te gebruiken, maar het genocideverdrag, mijns inziens een van de belangrijkste ontwikkelingen van de vorige eeuw, heeft hen verplicht om in te grijpen en het Rwanda Tribunaal te starten.’

Een internationaal tribunaal is lastig omdat het land in kwestie nooit meewerkt, vervolgt De Vlaming: ‘En dat zal Indonesië ook niet doen. Het land voelt zich bovendien sterk omdat het een belangrijke economische bondgenoot is van de machtigen der aarde. Daders zijn nog steeds trots, toont Joshua Oppenheimers documentaire The Act of Killing uit 2012 aan. Slachtoffers wordt een halve eeuw later nog altijd het zwijgen opgelegd door de Indonesische overheid. Het onderzoeksrapport van het Nationaal Instituut voor de Mensenrechten Komnas ham uit 2012 is nog altijd niet vrijgegeven. Het is toch op z’n minst vreemd dat nog steeds niet bekend is of het om een half miljoen of vier miljoen slachtoffers gaat?’

Een volkstribunaal vormt in deze situatie dan ook een goed alternatief voor een VN-tribunaal, meent De Vlaming: ‘In 1957 begrepen Bertrand Russell en Jean-Paul Sartre dat je Amerika nooit voor de rechter krijgt voor oorlogsmisdrijven in Vietnam. Al heeft Amerika nooit ook maar iets erkend, het Russell-tribunaal heeft toen heel precies geboekstaafd wat er is gebeurd en wie waarvoor verantwoordelijk was. Het is heel belangrijk geweest voor de publieke opinie.’ Meer dan een halve eeuw later hebben de Palestina-volkstribunalen duidelijk gemaakt welke internationale regels Israël heeft geschonden – en nog schendt – in de bezette gebieden. ‘Er zijn nu rechtszaken gaande tegen bedrijven die daar actief zijn.’ In dat kader past kennelijk ook de recente overweging van mensenrechtenadvocate Liesbeth Zegveld om een zaak aan te spannen tegen de Nederlandse staat en een Brabants bedrijf wegens de export van diensthonden naar Israël als afschrikmiddel tegen de Palestijnen.

Het Niod en het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (kitlv) in Leiden organiseerden begin oktober ter herdenking van de massamoord van een halve eeuw geleden een symposium waar ook de bredere geopolitieke context van het geweld werd geschetst. Het was de tijd van de Koude Oorlog; de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Australië maakten zich grote zorgen over het Rode Gevaar. De Britten zouden in samenwerking met de generaals een plan beramen om van Soekarno en vooral van zijn belangrijke steunpilaar de pki af te komen, vertelt historicus Baskara Wardaya (1961). Zelf is hij opgegroeid met grote angst voor communisten, vertelt hij: ‘De bbc-radio zond in die tijd regelmatig negatieve berichten en reportages uit over de pki die, omdat het nu eenmaal van de vertrouwenwekkende bbc kwam, door velen voor waar zijn aangenomen. De aanhangers van de pki zouden gevaarlijk, wreed en atheïstisch zijn.’ Hij moet er nu om glimlachen: ‘De communisten in Indonesië waren wellicht niet streng gelovig, maar ook geen atheïsten. Toch heeft de propagandamachine gewerkt.’

De docent moderne geschiedenis aan de Universiteit van Yogyakarta registreert sinds het succes van de documentaires van Joshua Oppenheimer in het buitenland een groeiende belangstelling onder zijn studenten voor de coup van 1965. ‘Jongeren vragen zich steeds vaker af of er mogelijk iets uit het Soeharto-tijdperk verzwegen wordt. Er is tegenwoordig natuurlijk ook internet.’ De films van Oppenheimer zijn verboden, maar werden tot zijn verrassing op 10 december 2014 tijdens de Dag van de Mensenrechten in vierhonderd filmhuizen vertoond. Er lijkt meer ruimte te komen voor discussie over ‘1965’ in eigen land, merkt hij.

Wardaya coördineert in Centraal-Java openbare fora waar slachtoffers van het geweld hun verhaal kunnen doen. Lokale overheden stellen zelfs een plek ter beschikking voor de bijeenkomsten. Wardaya blijft bescheiden: ‘De daders werken helaas niet mee, toch lucht het mensen op om te vertellen wat hun is overkomen.’ Intussen maakt hij zich wel zorgen over het effect van het aanstaande volkstribunaal in Den Haag: ‘Anders dan Neurenberg, Joegoslavië of Zuid-Afrika zijn de daders hier nog steeds aan de macht. Generaal Sarwo Edhie, de schoonvader van de vorige president Yudhoyono, is weliswaar overleden maar hij liet zich erop voorstaan dat hij destijds drie miljoen communisten had vermoord. Dat biedt weinig opening voor een vanuit het buitenland opgelegd juridisch onderzoek.’

Een van zijn bijeenkomsten op het ‘grass roots level’ eerder dit jaar werd ruw verstoord door extreem islamitisch rechts. ‘Het aankomend tribunaal in Holland zou de moslims willen aanpakken’, zegt hij. Nog steeds wordt het gerucht verspreid dat het communisme zal terugkeren, besluit hij. ‘Slachtoffers zijn nog steeds bang, maar praten helpt.’

‘Jongeren vragen zich steeds vaker af of er mogelijk iets uit het Soeharto-tijdperk verzwegen wordt’

Tijdens het symposium zijn er meer geluiden die het belang van initiatieven vanuit de Indonesische samenleving zelf onderstrepen. Bonnie Triyana, hoofdredacteur van Historia Magazine in Jakarta, publiceert regelmatig artikelen over ‘1965’ die afwijken van de officiële lezing. ‘Ik heb geen last van censuur’, zegt hij en in zijn historisch maandblad – ‘het enige in toegankelijke taal’ – zal hij verslag doen van het aanstaande volkstribunaal.

Onder redactie van voormalig Duitsland-correspondente Anett Keller verscheen onlangs het boek Indonesien 1965ff.: Die Gegenwart eines Massenmordes, de eerste Duitstalige publicatie over 1965 door uitsluitend Indonesische auteurs, vertelt ze tijdens haar lezing. Het bevat verhalen van slachtoffers, wetenschappelijke artikelen en burgerinitiatieven. ‘Op Bali poogt de Kominutas Taman 65 het huidige intimiderende optreden van de overheid in verband te brengen met documentaires over 1965. Het doel is het kweken van empathie voor de slachtoffers van toen bij een jong publiek en dat tegelijkertijd de nodige bagage meegeven voor een betere toekomst.’ En dan is er het verhaal van de burgemeester van Palu op Zuidwest-Sulawesi, vervolgt Keller: ‘Hij heeft als padvinder “ongelovige” politieke gevangenen bewaakt en bood in 2012 zijn verontschuldigingen aan. Hij vroeg wat hij kon doen voor de overlevenden en inmiddels zijn er twaalfhonderd getuigenissen van slachtoffers, getuigen en daders opgetekend en vastgelegd in een boek.’

Tot slot waarschuwt de Australische historicus Robert Cribb in de wandelgangen van het symposium voor de mogelijke eenzijdigheid van het aanstaande volkstribunaal. Hij adviseert op basis van historisch onderzoek naar de burgeroorlog in Finland van 1918 en de atoombom op Japan om niet alleen de communisten van de pki als slachtoffer te behandelen, maar ook te kijken naar het mogelijke geweld vanuit de pki, ook al is de geweldsbalans naar één kant uitgevallen. Criminologe Frederiek de Vlaming reageert positief: ‘Prima, een legitieme vraag met een volgende opdracht voor Indonesië: “Doe hier eveneens onderzoek naar.” Een tribunaal is geen vredesbrenger, geen verzoener, het brengt de feiten op tafel.’

Frederiek de Vlaming is directeur van de Nuhanovic Foundation, genoemd naar de tolk van Dutchbat wiens familie in 1995 tijdens de val van Srebrenica van de compound werd weggestuurd en dit niet heeft overleefd. Mensenrechtenadvocate Liesbeth Zegveld heeft de stichting in het leven geroepen voor oorlogsslachtoffers als Nuhanovic, vertelt De Vlaming. ‘Er bestaan VN-restitutieprogramma’s voor voormalige oorlogsgebieden zoals Bosnië, maar waar moet je als individueel oorlogsslachtoffer aankloppen? Bij welk loket moet je zijn als oorlogsslachtoffer voor rechtsherstel of compensatie voor je kapotgeschoten huis of je doodgeschoten echtgenoot? Wie is verantwoordelijk? Zegveld is in 2011 met een aantal nazaten van mensen die tijdens de politionele acties in 1947 vermoord zijn in Rawagade naar de rechter gestapt en heeft de Nederlandse overheid een regeling afgedwongen.’

Tijdens het symposium werd ook de vraag opgeworpen of het initiatief voor het aanstaande tribunaal nu uitgerekend in Den Haag moet plaatsvinden, in het land van de voormalige koloniale bewindvoerder. De Vlaming nuanceert: ‘In Indonesië is een tribunaal onmogelijk en in het geval van het bloedbad in Rawagade heeft Nederland toch een gebaar gemaakt. De koloniale oorlog en de misdaden die daar gepleegd zijn, worden niet geheel ontkend. Dat is toch een stap.’

Een volkstribunaal bevindt zich ergens tussen een mensenrechtenrapport en een daadwerkelijke strafvervolging in, stelt De Vlaming. ‘Het geeft iets meer gewicht omdat slachtoffers en deskundigen live getuigen over hun ervaringen. Aanklagers stellen vragen: “Hoe zat het precies? Hoe lang zat je in de gevangenis en wat gebeurde er? Wie martelden er, hoe werd er gemarteld?” Er wordt geluisterd naar de slachtoffers. Een tribunaal maakt de zaak weer actueel en de kans hopelijk groter om Indonesië ervan te overtuigen hier iets mee te doen. De rechters zullen met de feiten in handen, met de ogen van nu en het huidige internationaal stafrechtelijk systeem tot een conclusie komen over het soort misdrijven dat is gepleegd en zullen dat beter kunnen benoemen dan destijds. Dat wordt dan de boodschap aan Indonesië.’

De huidige president Jokowi zou de kwestie willen aanpakken, maar wordt tegengehouden door de militaire macht rondom hem, zo gaat het gerucht. ‘Natuurlijk’, zegt De Vlaming, ‘maar voor gebeurtenissen zoals toen in Indonesië hebben we tegenwoordig ook het Internationaal Strafhof, dat zichzelf weliswaar elke dag opnieuw moet uitvinden, gepolitiseerd is en veel kritiek krijgt, maar waarmee we een morele laag over onze wereld hebben gelegd en een andere manier van denken is ontstaan. Grootschalig geweld tegen burgers wordt gezien, de media zitten er bovenop, we hebben een instrument om vertegenwoordigers van overheden verantwoordelijk te houden.’

Er is een juridische revolutie gaande, constateert De Vlaming: ‘Daarnaast krijgt het fenomeen universele jurisdictie steeds meer betekenis. Ook al heb je het verdrag van het Internationaal Strafhof niet geratificeerd, zoals Indonesië, dan vinden we tegenwoordig in geval van zeer ernstige misdrijven dat je deze voor de rechter moet kunnen brengen, ook in een land dat op zich niets met de daden of daders heeft te maken. Zo ben je in het kader van het VN-verdrag tegen martelen verplicht een buitenlander, dus ook een Indonesiër, verdacht van oorlogsmisdrijven bij aankomst op Schiphol op te pakken en hier te berechten of uit te leveren. De verjaring blijft natuurlijk een probleem en er zijn allerlei haken en ogen. Voor nu is het volkstribunaal een stap in de goede richting.’ Als de huidige president Jokowi de kwestie werkelijk zou willen aanpakken, heeft De Vlaming een advies: ‘Help hem en geef hem met de uitkomsten van het tribunaal een bewijsrechtelijke steun in de rug!’

De rechters van het ipt 65 zullen een voorlopige conclusie uitbrengen op de laatste dag van het tribunaal. Ze zullen in hun eindrapport, dat in 2016 klaar zal zijn, mogelijk vaststellen dat er zware, ernstige mensenrechtenschendingen zijn gepleegd, of zelfs genocide. Saskia Wieringa is van plan de conclusie in Genève bij de International Human Rights Council bekend te maken en vervolgens te lobbyen voor een VN-resolutie om Indonesië onder internationale druk te dwingen onderzoek te doen.

Frederiek de Vlaming ziet het voorlopig nog niet gebeuren dat een individueel slachtoffer in Indonesië met bewijs naar de rechter zal stappen met de eis aan de Indonesische autoriteiten zijn paspoort of eigendommen terug te geven of compensatie te bieden voor de jarenlange opsluiting, zijn goede gezondheid en zijn inkomen. ‘Maar je kunt het rapport wel aanbieden aan de Indonesische regering met de boodschap: “Doe iets voor de slachtoffers. Erken wat er is gebeurd en maak excuses.” Vervolgens stel je dat de slachtoffers alles zijn kwijtgeraakt, waaruit de volgende vraag voortkomt: “Wat gaat u hieraan doen?”’

Zo ver is het nog lang niet. Vorige week moest het Ubud Writers Readers Festival op Bali de uitnodiging aan Saskia Wieringa ter gelegenheid van de Engelse vertaling van Het krokodillengat, haar roman over de kwestie 1965, op last van de autoriteiten intrekken.

Informatie over het International People’s Tribunal 65: 1965tribunal.org


Beeld: (1) Moslimstudenten vallen een communistische boekwinkel aan. Jakarta, oktober 1965. Foto Carol Goldstein / Keystone / Getty Images; (2) Politie bewaakt opgepakte leden van de communistische jeugdbeweging. Jakarta, oktober 1965. Foto Bettman / Corbis / HH.