
Over drie schilderijen wil ik het hebben bij deze oefening waar ik, zoals dat gaat, dan heen en weer en afwisselend naar kijk: naar een lichtblauw en geel werk van Toon Verhoef (2017), dan de zwart-witte compositie in een ruit (1931) van Mondriaan en ten slotte van Willem van de Velde de Jongere het dromerige schilderij dat Het kanonschot is gaan heten en omstreeks 1680 werd gemaakt.
Eerst zag ik het schilderij, zonder titel, van Toon Verhoef. Het formaat ervan was slank en hoog zodat ik het als vanzelf verticaal ging bekijken – anders dus dan een breed landschap waar je langs de horizon horizontaal naar kijkt. Maar het schilderij van Verhoef had niet de houvast van een horizon. Het hing zo aan de wand dat de bovenrand ruim boven mijn ooghoogte kwam. Daar kwam bij dat het smalle oppervlak er luchtig uitzag: het dunne lichtblauw was met lange, verticale kwastbewegingen geschilderd en geveegd. In dat streperige blauw en wit zweefden ook, als gescheurd papier, vlekken wit met gele figuren. Alles zweeft en kantelt.
In de hoek linksboven zien we een rechthoekig segment, ongeveer een kwart van het doek, dat in het klein een samenvatting van het hele schilderij laat zien – wat dwarser geschilderd lichtblauw en gele figuren die op vallende letters lijken. Aan de onderkant van het schilderij schuift een gescheurd fragment van wit naar boven, van achter de rand zo te zien. Mijn houvast is, als ware daar toch een horizon, die onderrand van het werk. Van daar verheft zich het schilderij en deint het naar boven.

Ik weet niet meer hoe ik bij het zien van Toon Verhoefs schilderij, of toen ik het me kort daarna weer herinnerde, begon te denken aan het schip van Van de Velde dat daar ligt als een stilleven op spiegelglad water. Het is door hedendaagse kunst, en via wat we nu in onze kop hebben, dat oude kunstwerken weer tot nieuw leven komen. Natuurlijk kende ik Het kanonschot als een Hollands meesterwerk. Maar de gewaarwording van het rusteloze gewiebel in het ruime oppervlak van Verhoef deed mij anders kijken. De essentie in het oude schilderij, leek mij nu, is eerst een stilte. Het eigenlijke kanonschot, de daverende knal daarvan, is al geweest. Het schip ligt nu vrijwel roerloos op zijn eigen spiegelbeeld te deinen. Aan stuurboord wolkt zware kruitdamp: eerst laag op het water en wit, dan drijft hij verder weg en wordt, verder vervliegend, dunner grijs. Ook de damp weerspiegelt in het water. Zo zien we het zware schip tegen een wolk van verwaaiende kruitdamp die we zien oplossen in een grijsblauwe lucht.
Dan is er nog licht boven de horizon. Dit is een magistrale schildering van waterige atmosfeer. Een ruime lucht boven vlak glanzend water. Niet alleen herinnerde ik me het geroezemoes van het lichte blauw in het schilderij van Toon Verhoef maar ook de serene statigheid van ruimte in Mondriaans ruitvormige compositie in zwart en wit. In dat schilderij is het horizontale stuk lijn iets dikker dan de verticale lijn. Zo lijkt het of de vijfhoekige vorm van ijl wit heel licht door de liggende zwarte lijn wordt gedragen. Die eigenaardige vorm kunnen we ook lezen als een onnavolgbare versmelting van rechthoeken. Ze is ook luchtig en zo gewichtloos als de witte kruitdamp naast het schip. Hoe licht trouwens op het vlakke water het gewicht drijft van het schip zien we ook beter als we Mondriaans balanceren van vorm goed in ons opnemen.

Intussen begint het schip bijna terloops toch langzaam in beweging te komen. Het kanon werd afgevuurd om het vertrek aan te kondigen. Na zachte wolken kruitdamp die ronddrijven, zien we nu hoe bij het hijsen de zeilen breed open vallen. Nog meer magistrale schildering van licht op fladderend linnen, door schaduwen vastgehouden. In Het kanonschot is het beweeglijk vallen van de zeilen een centraal en schilderkunstig spektakel. Ze vallen naar beneden met hun gewicht. Bij Verhoef zweven de gescheurde witte vlekken naar boven omdat zijn schilderij zonder horizon is en zonder zwaartekracht. Maar wat schilders mooi vinden, blijft door de eeuwen heen ook hetzelfde: het kaatsen bijvoorbeeld van licht op vlakken en scherven die bewegen.
PS. Het schilderij van Toon Verhoef was te zien bij Galerie Onrust in Amsterdam. Van de Velde hangt in het Rijksmuseum en Mondriaan in het Stedelijk. Ze zouden ook eens ergens samengebracht kunnen worden, zodat we dan meer kunnen zien