‘MAAR MULTATULI LEZEN lijkt mij niet meer van deze tijd.’ Wij, twee docenten Nederlands, zitten in een kantoortje alias papierwinkel. Tegenover ons zit een sollicitante, een vrouw van in de vijftig. Vroeger heeft ze - dat lazen we in haar cv - lesgegeven, daarna had ze een eigen tekstverwerkingsbedrijfje. Toen het daarmee minder ging, richtte ze haar blik weer op de middelbare school. Ze denkt dat ze haar oude beroep zonder enig probleem weer kan uitoefenen. Zoveel kan er toch niet veranderd zijn? Ik heb haar net een vraag gesteld over de noodzaak of de overbodigheid van literatuur en literatuurgeschiedenis. Ik zucht om haar suggestieve, modieuze antwoord. Grootspraak, losse flodder. Ze denkt dat ze ons naar de mond praat. Het zou me niet verbazen als ze Multatuli nog nooit heeft gelezen. Als ik nu zou zeggen dat ze een zoogdier is? Ondenkbaar dat ze opspringt en roept: Woutertje Pieterse!
‘Wat is het laatste boek dat u hebt gelezen?’
Ze denkt lang na en zegt dan dat ze het de laatste maanden druk heeft gehad met haar zaak en haar heroriëntatie op de arbeidsmarkt. Uiteindelijk nemen we haar aan als invalster. Wie zit te springen om personeel wordt snel weinig kieskeurig, hoewel mijn intuïtie zegt dat we haar moeten afwijzen. Multatuli exit? Dan zij ook.
Onze fout. Was ze maar weggebleven.
Ze ging lesgeven maar gaf ons handenvol extra werk. Niet alleen moesten we haar bijstaan bij het organiseren van groepsdiscussies in havo 4 (chaos in de klas) of bij de beoordeling van een klachtenbrief, ze bleek ook niet in staat tot het afnemen van mondelinge eindexamens literatuur. Niet alleen Multatuli was haar onbekend, de Nederlandse literatuur was, op een handvol gelezen schrijvers na, onontgonnen terrein voor haar - eerstegrader! - gebleven. Er zat niets anders op dan de leerlingen van haar klas onder twee andere docenten te verdelen. Nog meer extra werk. Konden slecht functionerende leraren die een spoor van vernieling achterlaten maar op staande voet ontslagen worden.
De tweede sollicitante moest ik door miscommunicatie alleen ontvangen en ondervragen. Ik was vastbesloten op mijn eerste indrukken af te gaan en me niets aan te trekken van verbale rookgordijnen of stupide opinies. In een vroeger leven bleek deze vrouw, een veertiger, reisleidster geweest. Nu was ze nog, als tweedegrader, verbonden aan een hotelschool in Rotterdam, maar het competentiegerichte onderwijs bleek niet aan haar besteed. Zo ongeveer omschreef ze haar visie, zonder opsmuk, met zakelijke blik. Op mijn vraag of ze de Nederlandse literatuur bijhield zei ze zonder aarzelen dat ze de recente romans van M. Februari en Tom Lanoye aan het lezen was. Waarna ze een paar zinnige dingen formuleerde over literatuur en politiek. Haar toon bleef zakelijk, zelfs een beetje laconiek, ook toen ze vertelde een eerstegraads opleiding te willen gaan volgen. Ik had haar in gedachten al aangenomen, maar zei dat natuurlijk niet. Het sollicitatiegesprek kent omslachtige rituelen. Aan het slot kwam een conrector haastig binnenwaaien en stelde een paar routineuze vragen, die ze met een vleugje humor beantwoordde.
Deze Februari- en Lanoye-lezer werkt nog steeds op onze bloembollenstreekschool. Zij is een aanwinst, haar eerstegraads studie verloopt voortvarend, en daarom mag ze in havo 5 en vwo 5 lesgeven. Bovendien is ze zelfkritisch, denkt ze mee en kan ze tegen kritiek.
Bij een derde sollicitatiegesprek kon ik niet aanwezig zijn. Was ik er maar wel bij geweest, dan hadden we ons veel ellende bespaard. Deze eerstegraads docente had jarenlang lesgegeven op een hogeschool. Waarom ze daar weg wilde? Bij een late reconstructie bleek niemand van de sectie Nederlands op het idee te zijn gekomen die voor de hand liggende vraag te stellen.
Deze oudere mevrouw was moeizaam in de omgang, om het eufemistisch uit te drukken. Ze hield niet op te melden, tegen een ieder die het wel of niet wilde horen, dat ze haar doctoraal met vlag en wimpel had gehaald (ruim dertig jaar geleden). In sommige bovenbouwklassen wist ze ook op bloedserieuze toon te melden dat de Apocalyps aanstaande was, in 2012 als ik het goed heb onthouden. Een paar leerlingen schrokken zich wild. Ik heb haar te verstaan gegeven dat ze zich tijdens haar lessen moest beperken tot het vak Nederlands, in de ruimste betekenis van het woord, en geen sektarische onzin moest verkondigen. Ik meende dat ze het begreep. Toch vertrouwde ik het, afgaande op geluiden van leerlingen, niet. Hoe zat het echt met haar kennis, taalkundig en literair? Ach, twee uur bijpraten en ze wist alles over de literatuur. Geen probleem. Een gigantisch probleem, bleek toen ze mondelinge examens Middeleeuwen, Renaissance en moderne literatuur moest afnemen. Ik zat erbij, als toehoorder, en constateerde dat haar vragen oppervlakkig en misleidend waren. Ze wist amper waar ze het over had. Haar belezenheid kende nog grotere hiaten dan ik al dacht. En ik zei het tegen haar.
Mijn bevindingen en een negatieve aanbeveling (geen vaste aanstelling) rapporteerde ik aan de rector. Daarna kwam het niet meer goed tussen de Apocalyps-adepte en mij. ‘Stalinist’, siste ze me toe in de sectiekamer (ze had me ‘gegoogled’ en mijn biografietje nagepluisd). Ik vatte het woord op als een geuzennaam. Ondertussen trok ze, als wraak, een spoor van vernieling door de school met de leerlingen als slachtoffer.
Ik vrees dat dit een representatief verhaal is. Goede docenten Nederlands, in welke graad dan ook, zijn dun gezaaid. Waar blijven ze? Er moet meer gebeuren dan het klaarzetten van een zak geld (die zak staat er trouwens niet). Straks zijn te veel ervaren docenten met pensioen. En niemand die hen terugvraagt als adviseur of senior teacher. Het middelbaar onderwijs in Nederland heeft geen behoefte aan louter lippendienst uit Den Haag (wij, D66/PVDA/VVD/GroenLinks, willen de kwaliteit verbeteren…) zonder uitgewerkt plan om de lerarenopleidingen aantrekkelijker en meer gericht op vakkennis en onderwijspraktijk te maken.