Wat een pontificale titel! Maar het boek belooft meer dan het te bieden heeft. Wie neemt er afscheid? Of nam, en waar dan en wanneer? In de eerste plaats kennelijk een bepaald soort literatuurwetenschapper, zoals meneer William Marx (1966), docent literatuur aan de Universiteit van Orléans. De feiten waarmee hij begint zijn onmiskenbaar; de diagnose van de ‘ontwaarding’ is dubieus. Daarmee bedoelt hij in feite niet meer dan een vermindering in waardering in de samenleving voor literatuur, schrijvers en literaire kritiek. Teloorgang, ja in vergelijking met de achttiende eeuw, toen het allemaal nog botertje tot den boom zou zijn geweest. Het is waar, aan de universiteiten is literatuur tot bijvak van culturele studies afgezakt; op tv staan zelfs populaire schrijvers in de schaduw van popsterren. Maar is er zoveel aan verbeurd als schrijvers zich geen profeten of hogepriesters wanen? Curieus dat het type Grass, Mulisch, Handke, Wiesel, Kertesz, Kundera, De Winter zich juist nu opblaast.
Marx onderscheidt drie stadia in zijn vogelvlucht over drie eeuwen. Na een tijd van expansie, waarin de literatuur een religieuze status en de literator priesterlijk aanzien verwierf, keerde de schrijver zich hooghartig van de maatschappij af om zich in de ivoren toren van de vorm (l’art pour l’art) op te sluiten. Geen wonder dat – in de derde ronde, sinds begin vorige eeuw – schrijven, schrijver en literaire kritiek (als sociaal commentaar) ten dode zijn opgeschreven. Eigen schuld, dikke bult. Want, zegt Marx er uitdrukkelijk bij, dat is niet het gevolg van sociale druk en maatschappelijke verschuivingen, maar van de richting die de literatuur is ingeslagen – eenrichtingsverkeer eigen navel.
En almaar gaat het over DE literatuur, alsof het één grootgruttersbedrijf was en is. Een van de boosdoeners was Rimbaud, die zomaar de literatuur vaarwel zei. Maar meer nog Valéry met zijn Meneer Teste, na hem ongeveer alle moeilijkdoeners van de afgelopen eeuw; en de formalistische kritiek niet te vergeten (T.S. Eliot). Er is durf voor nodig om de hele moderne literatuur in één gesloten verhaal te willen vertellen; keerzijde is dat alle details die niet in het totaalbeeld passen óf aangepast óf genegeerd worden. Het compendium mag met voetnoten en literatuurlijsten behangen zijn, maar kijk je wat beter, dan worden er vrijwel op elke bladzijde dingen weggemoffeld. En in de grote worp wordt alleen maar telkenmale de uitgangsstelling over de collectieve zelfmoord in termijnen bevestigd. Retour afzender, zou ik zeggen: het boek leent zich niet eens voor discussie.