Je kunt een verhaal over ruimtevaart beginnen met een beschrijving van de Apollo 11-missie, hoe de eerste mensen naar de maan reisden, het ongeloof daarover en hoe Amerika daarmee Rusland aftroefde in de ruimtewedloop. Maar beter is het om Norman Mailer dat te laten doen. De Amerikaanse schrijver volgde de hele onderneming op verzoek van tijdschrift Life, ging daags voor de lancering van 16 juli 1969 naar een persconferentie in Houston waar de drie bemanningsleden Neil Armstrong, Edwin ‘Buzz’ Aldrin en Michael Collins aanwezig waren, en schreef toen: ‘De astronauten liepen met de soepele tred van atleten. (…) Toen ze eenmaal waren gaan zitten veranderde de stemming. Nu waren ze er om vragen te beantwoorden over een fenomeen dat zelfs tien jaar geleden nog als ongeschikt voor serieuze discussies werd beschouwd. Volwassen mannen, volkomen normaal ogend, gingen nu praten over hun reis naar de maan. Het maakte iedereen ongemakkelijk. Want de relatie van de aanwezigen tot elkaar en tot de gebeurtenis was niet helemaal echt. Het was alsof een man was gestorven en vervolgens was teruggebracht uit de dood. Wat als hij bij het ondervragen een doodnormale vent bleek te zijn? “Nou, weet je”, zou hij kunnen zeggen, “na de dood te hebben bezocht, kom ik terug met de volgende conclusies…”’

Nog iets verder terug in de tijd. De Amerikaanse president John F. Kennedy staat op 25 mei 1961 gespannen in Washington, in Capitol Hill om precies te zijn. Hij heeft een ‘special message to the Congress on urgent national needs’. Kennedy begint zijn speech met de woorden: ‘De grondwet legt me de verplichting op om “van tijd tot tijd aan het Congres informatie te geven over de State of the Union”. Hoewel dit traditioneel wordt geïnterpreteerd als een jaarlijkse aangelegenheid wordt deze traditie in buitengewone tijden gebroken.’ En het zijn buitengewone tijden, volgens Kennedy. De wereld wordt verdeeld tussen aan de ene kant landen die voor vrijheid staan en waarvan Amerika volgens de president de leider is, en aan de andere kant hen die juist ‘opponenten van de vrijheid zijn’. En daarom staat hij hier weer, de tweede keer sinds hij vier maanden eerder aantrad als president. Hij is er niet om ‘een nieuwe militaire doctrine voor te stellen, die een naam draagt of op een bepaald gebied is gericht. Ik ben hier om de vrijheidsleer te promoten.’

Het moment is niet toevallig gekozen – en de woorden ook niet. Ruim een maand eerder zijn de Verenigde Staten opnieuw afgetroefd: de Russische kosmonaut Joeri Gagarin heeft als eerste mens ooit een ruimtereis gemaakt. Hij is in 108 minuten om de aarde gereisd en is vervolgens in een oranje pak en aan een parachute geland in de Saratov-regio. In 1957 hebben de Russen al bewezen dat ze ook qua technologie met Amerika kunnen wedijveren door met de Sputnik de eerste kunstmatige satelliet de ruimte in te schieten. De president van dat moment, Eisenhower, van wie later spotprenten verschijnen waarop hij aan het golfen is terwijl er een Sputnik over vliegt, verliest in één klap zijn populariteit onder zijn landgenoten. Die voelen zich vernederd en verslagen door het staaltje technologie van de Grote Vijand.

Zeker, Kennedy houdt van competitie, maar zijn enorme hang naar het overtreffen van de Russen is vooral ingegeven door het feit dat in de Koude Oorlog vooruitgang in de ruimtevaart gelijkstaat aan vooruitgang op militair gebied. En de trip van Gagarin heeft om die reden weinig goeds gedaan met het zelfvertrouwen van het Amerikaanse volk. Volgens de Duitse raketgeleerde Wernher von Braun, die zich aan het eind van de Tweede Wereldoorlog had overgegeven aan de Amerikanen en in zijn nieuwe thuisland de interesse voor raketten aanwakkerde, kon een ruimteschip worden omgebouwd tot een uiterst doeltreffende atoombommenwerper. Daar kwam volgens de Duitser bij dat het ‘in staat is over alle bewoonde regio’s op aarde te vliegen en zo het grootste tactische en strategische voordeel uit de militaire geschiedenis biedt’.

En dus kon je maar beter voorlopen. Maar feitelijk was de hele onderneming vooral een prestigeproject voor het oog van de wereld. En een succesje kon Kennedy wel gebruiken. Enkele weken eerder probeerden Cubaanse ballingen, met steun van Amerika, bij de Varkensbaai aan land te komen en het regime van Fidel Castro omver te halen. Het mislukte echter faliekant en het dreef Cuba nog verder in de armen van Rusland; zijn handelen in de zaak kwam Kennedy op veel kritiek te staan.

Hij stond hier voor het Congres dan ook niet alleen vanwege de verplichting om informatie te geven, hij ging iets doen wat nog geen enkele Amerikaanse president had gedaan. En na een pakket ingrijpende maatregelen kwam het hoge woord eruit: ‘Ik geloof dat deze natie zichzelf tot doel moet stellen om, voordat dit decennium voorbij is, een man op de maan te laten landen en hem veilig terug naar de aarde te brengen.’ Vervolgens vroeg hij geld om de vooruitgang in de ruimtevaart een enorme push te geven. En hoewel er genoeg andere zaken waren waar het geld aan kon worden uitgegeven, denk alleen al aan de oorlog in Vietnam en de onrustige tijden die het land doormaakte op het gebied van burgerrechten, gingen zelfs de Republikeinen akkoord met het hoogste bedrag dat tot dat moment ooit was gevraagd door een president. Het federale ruimtebudget werd verdubbeld en een jaar later had de Nasa een budget van ruim vijf miljard dollar.

Als Rusland een rondje om de aarde kon vliegen, dan moest Amerika op z’n minst de eerste voetstappen op de maan zetten. Voor andere naties was het weer een bewijs dat die twee landen de dienst uitmaakten, ook op het gebied van technologie, zeker nadat Armstrong en Aldrin inderdaad op de maan waren geweest. Na het ongeloof en het ontzag kwamen steeds vaker de vragen. Want: wat was de volgende stap in de ruimtevaart? Een volksverhuizing naar een andere planeet was niet mogelijk en moesten we dat wel willen? En waarom zouden we opnieuw mensen naar de maan sturen? Was het al die miljarden die erin werden geïnvesteerd wel waard? Want: wat had het de mens nou echt gebracht? De belangstelling nam af en de grotendeels gedeelde opvatting was dat het geld aan betere en belangrijker zaken kon worden besteed. En zo werd ruimtevaart langzaam iets uit het verleden dat vooral nog na-echoode in films, boeken en speelgoed als Lego.

Jeff Bezos: ‘Als we de ruimte niet in gaan, blijft de mensheid stilstaan en dat vind ik erg demotiverend’

Je kunt een verhaal over ruimtevaart tegenwoordig ook beginnen met Elon Musk aan een tafeltje met vriend en investeerder George Zachary, zo ergens rond de millenniumwisseling. De twee zitten te lunchen en Musk spreekt over zijn wens om iets wezenlijks te doen met zijn leven, iets blijvends, zo valt te lezen in zijn door Ashlee Vance geschreven biografie Elon Musk: Hoe de topman van SpaceX en Tesla onze toekomst vormgeeft. Hij begint gezeten aan het tafeltje eerst over zonne-energie, maar hoe kun je daar nou geld mee verdienen? Vervolgens switcht Musk van onderwerp, het gaat ineens over ruimte en zijn vriend Zachary denkt dat hij het over kantoorruimte heeft en wil investeren in onroerend goed.

Een misrekening: Musk wil muizen naar Mars sturen en hij heeft er al goed over nagedacht, zo blijkt. Het mag miljoenen kosten en hij verzamelt steeds meer knappe koppen uit de ruimtevaartsector om zich heen. Het moet een reis worden van een paar maanden waarbij de muizen zich ook moeten voortplanten. Als de plannen bekend worden, wordt Musk het slachtoffer van grappen. Zo koopt Jeff Skoll, die miljardair is geworden met eBay, een enorme kaas voor zijn vriend Musk, want die zouden de copulerende muizen wel nodig hebben.

Musk vindt het prima dat hij het slachtoffer is van practical jokes, hij raakt ervan overtuigd dat interplanetaire reizen van levensbelang zullen worden. Het plan met de muizen wordt in de kiem gesmoord, maar Musk heeft inmiddels al grotere ambities. Het probleem is dat het grote publiek verkenning van de ruimte is gaan zien als verspilling van tijd en geld. Maar Musk wil de interesse in de ruimte weer aanwakkeren, zoals in de jaren van de Koude Oorlog.

Hij is lang niet de eerste innovatieve ondernemer die is uitgelachen om zijn ideeën. Toen Jeff Bezos halverwege de jaren negentig zijn baan als hedgefondsmanager opgaf om een online boekenwinkel te beginnen werd hij voor gek verklaard. Inmiddels is de baas van Amazone de rijkste mens die ooit geleefd heeft met een geschat vermogen van ruim honderd miljard euro. En hij is bereid om al dat geld in de ruimtevaart te stoppen, zo liet hij onlangs weten. ‘Ik ga niet twee keer op één avond uit eten en ik geloof dat we de ruimte nodig hebben om als mensheid vooruit te gaan. Als we de ruimte niet in gaan, blijft de mensheid stilstaan en dat vind ik erg demotiverend. Dat is niet wat ik zou willen voor mijn achterkleinkinderen.’

Bezos gelooft dat in de toekomst miljoenen mensen in de ruimte zullen werken en wonen. Om dat proces te versnellen richtte hij al in 2000 het ruimtevaartbedrijf Blue Origin op. Het is de bedoeling dat er dit jaar mensen naar de ruimte gaan met de New Shepard, een herbruikbare draagraket-en-ruimteschipcombinatie die is vernoemd naar Alan Shepard, de eerste Amerikaan in de ruimte. Vanaf volgend jaar staan er commerciële trips op de agenda. De bedrijven van Musk en Bezos worden veel met elkaar vergeleken, krijgen bijvoorbeeld beide veel overheidssteun, en zijn druk met het ontwikkelen van herbruikbare raketten om zo de kosten van ruimtereizen enorm te drukken.

De steenrijke entrepreneurs – Musk en Bezos zijn lang niet de enigen – die veel geld pompen in de ruimtevaart gaan in tegen de tijdgeest, die volgens Peter Thiel, zelf een miljardair die rijk werd met innovaties als PayPal en Facebook, wordt gekenmerkt door technologische stagnatie. Bestaande uitvindingen worden verder verfijnd, er wordt op safe gespeeld, waardoor het ontbreekt aan echte innovaties die de wereld veranderen. Er wordt vooral gezocht naar nieuwigheden waardoor men op nog meer advertenties zal klikken. En daarmee heeft de technologie-industrie de mensen in de steek gelaten, volgens Thiel.

Van hem is de beroemde uitspraak: ‘We wilden vliegende auto’s en we kregen in plaats daarvan 140 tekens.’ Het werd ook het motto van zijn participatiemaatschappij. Uitvindingen als Twitter hadden het publiek verraden, schreef Thiel in een essay met de titel What Happened to the Future. Waar sciencefiction eerst werd omarmd als de toekomst was die nu dystopisch geworden, omdat men niet meer optimistisch is over het vermogen van de technologie om de wereld te veranderen.

Terug naar Elon Musk en de vraag waarom hij wel volhardde. Of beter gezegd: wat hem beïnvloedde. Het antwoord: The Hitchhiker’s Guide to the Galaxy van Douglas Adams. Musk werd geraakt doordat Adams in het boek betoogt dat een van de echt moeilijke dingen is om erachter te komen welke vragen je moet stellen. Heb je eenmaal de vraag, dan is het antwoord relatief gemakkelijk, aldus de schrijver. Door het lezen van het boek raakte Musk ervan overtuigd dat we ernaar zouden moeten streven ‘om de reikwijdte en de schaal van het menselijk bewustzijn te vergroten, zodat we beter begrijpen welke vragen we moeten stellen’. Musk kwam tot de simpele conclusie dat het enige zinnige om naar te streven ‘een grotere collectieve verlichting’ is.

In zijn biografie staat over de jeugd van de geboren Zuid-Afrikaan: ‘Een jongen die fantaseert over de ruimte en over de strijd tussen goed en kwaad is niet echt uitzonderlijk. Een jongen die deze fantasieën serieus neemt, is opmerkelijker.’ En dat was het geval bij de jonge Elon Musk. Zo halverwege zijn tienerjaren had hij de fantasie en de werkelijkheid zozeer met elkaar verweven dat ze voor hem nog nauwelijks te scheiden waren. Musk ging verbetering van het lot van de mensheid in het universum als een persoonlijke verplichting zien. Als dat betekende dat je op zoek moest naar schonere energie of dat je ruimteschepen moest bouwen om de actieradius van het menselijk ras te vergroten, dan moest dat maar. Musk moest en zou een manier vinden om deze dingen te verwezenlijken. ‘Misschien dat ik als kind te veel stripverhalen heb gelezen’, zei hij. ‘Daarin lijkt iedereen altijd bezig de wereld te redden. Het leek mij dat iemand moest proberen de wereld tot een betere plek te maken, want het omgekeerde is zinloos.’

‘Er is een heimwee naar de Koude Oorlog, om glanzende voorwerpen in de ruimte te schieten’

Langzaamaan groeit bij Musk de overtuiging dat de toekomst van de mensheid niet alleen op aarde is, maar ook elders in de ruimte. Hij biedt met zijn SpaceX ruimtereizen aan en wil een kolonie stichten op Mars. Het is niet alleen een wat gekke hobby van een absurd rijke man, maar Musk gelooft dat het de enige manier is om de mensheid voor uitsterven te behoeden.

Je kunt een verhaal over de ruimtevaart eindigen met de conclusie dat entrepreneurs met miljarden de rol van landen hebben overgenomen. Of met een beschrijving van de lancering van de SpaceX Falcon Heavy-raket afgelopen februari, met aan boord een rode Tesla Roadster die een nummer van David Bowie afspeelt en de quote ‘Don’t Panic’ uit The Hitchhiker’s Guide to the Galaxy op het dashboard heeft en dat de negentig miljoen die elke Falcon Heavy kost een koopje is in de wereld van buitenaardse verkenning. Je kunt het ook door The Seattle Times laten doen. De krant beschrijft de enorme stappen voorwaarts die de ruimtevaart maakt sinds de entrepreneurs haar omarmd hebben en hoe zij elkaar nu proberen af te troeven zoals ooit Amerika en Rusland deden. ‘Als deze “New-Space”-ondernemers op betrouwbare wijze raketten kunnen hergebruiken, kunnen de kosten van ruimtevaart drastisch dalen, een belangrijke stap in de richting van het realiseren van hun dromen van democratisering van de ruimte en op een dag toeristen die naar de kosmos vliegen. De zoektocht naar iets wat ooit als onmogelijk werd beschouwd heeft een post-Koude-Oorlog-ruimtewedloop tussen Bezos en Musk aangewakkerd, techmiljardairs die nu rivalen in de ruimtevaart zijn.’

Maar als dat het einde was, zouden belangrijke punten onbenoemd blijven. Want wat zegt het over onze tijd dat steeds minder naar overheden wordt gekeken voor echte innovatie en meer naar kapitaalkrachtige durfals? En is het wel terecht dat Musk, die als gezegd een kolonie op Mars wil stichten, waardering krijgt voor zijn visionaire beleid?

Natuurlijk, dat is deels terecht want net als Bezos hoeft hij het niet te doen. Maar ook anderen, zoals Paul Allen en Steve Ballmer die binnenliepen dankzij Microsoft, Eric Schmidt en Larry Page van Google en eerder al ‘oer’-entrepreneur Richard Branson, hebben of hadden dezelfde ambitie: de ruimtevaart verder brengen. Wat ze nog meer gemeen hebben, behalve hun enorme vermogens, is hun oog voor de commerciële kant van de ruimtevaart. Ze weten hoe ze begraven ambities weer aantrekkelijk kunnen maken voor de massa. En ze willen ook met elkaar concurreren.

Het blijven handige ondernemers die weten hoe ze de ogen op zich gericht krijgen. Ze bieden al commerciële ruimtereizen aan, schermen met namen van wereldsterren, want dat genereert aandacht. Het dient natuurlijk geen enkel doel om een Tesla de ruimte in te schieten, behalve een publicitair doel. En als het echt puur om de vooruitgang ging, hadden ze minder werk gemaakt van bijvoorbeeld het voornemen om mensen de ruimte in te sturen voor verkenning. Voor het geld dat het kost om een persoon naar Mars te sturen kunnen meerdere robots die reis maken. Robots die niet eten en niet slapen, maar ook minder of geen last hebben van straling en gewichtloosheid. En, eerlijk is eerlijk, het verdriet is minder als er een robot achterblijft. Maar goed, ‘robot naar Mars’ verkoopt minder dan ‘Tesla-tycoon wil naar Mars’.

En hoe terecht is het verhaal van een laffe overheid die innovaties ‘remt’ en haar taken uit handen geeft? Niet helemaal terecht, aldus Kate Aronoff. In haar essay The Case for Nationalizing Elon Musk pleit ze voor het nationaliseren van de Tesla-baas. Zeker, hij stopt veel van zijn eigen geld in zijn ruimteprojecten, maar zijn op de toekomst gerichte imperium heeft ongeveer vijf miljard dollar aan overheidssteun ontvangen, om nog maar te zwijgen van het gebruik dat er wordt gemaakt van de vele jaren van publiek onderzoek naar programma’s zoals rakettechnologie. ‘Waar de publieke sector in het verleden in staat was om toptalent aan te trekken, heeft de mythe dat de private sector kan doen wat de staat niet kan ervoor gezorgd dat slimme jonge wetenschappers en ingenieurs massaal naar bedrijven als SpaceX trekken, die zo hun reputatie in stand houden en vergroten als de plaats waar de echte innovatie plaatsvindt.’

Het alternatief is, volgens Aronoff, om zowel risico als beloning te socialiseren, in plaats van bedrijven de voordelen van publieke innovatie te laten genieten om vervolgens hun winsten te laten doorsijpelen in zaken als het terugkopen van aandelen of ze te laten stallen in belastingparadijzen. Als de eerder genoemde bedrijven publiek geld gebruiken om iets tot een succes te maken, zouden ze ook verplicht moeten worden gesteld om een deel van de winst terug te laten vloeien naar de publieke sector.

Dit alles wil overigens niet zeggen dat mensen als Bezos en Musk niet van cruciaal belang zijn bij het op de markt brengen van nieuwe technologie. Naar alle waarschijnlijkheid zullen zij (ook) in de toekomst een sleutelrol spelen bij veel innovaties, zoals de overgang van fossiele brandstoffen naar klimaatvriendelijker energie. Maar doen alsof zij als enige verantwoordelijk zijn voor dergelijke vooruitstrevende ontwikkeling is gevaarlijk, aldus Aronoff. Staten kunnen een cruciale rol spelen in het vormgeven en creëren van markten voor de technologieën die we nodig hebben om de 21ste eeuw te doorkruisen. Dit kan niet alleen door onderzoek gebeuren, maar ook door ontwikkelingen zoals brandstofefficiëntienormen, die autofabrikanten aanmoedigen om voorrang te geven aan voertuigen die gebruik maken van oplaadbare energie.

‘Er is een heimwee naar de Koude Oorlog, om glanzende voorwerpen in de ruimte te schieten – een telegenieke show van de technologische suprematie van Amerika’, aldus Aronoff. ‘Maar in de komende decennia worden woningen onleefbaar gemaakt door een mix van extreem weer en afbrokkelende, verouderde infrastructuur. En als je de afgelopen jaren een aantal sci-fi-producties hebt gezien, is het niet moeilijk je voor te stellen dat de Mars-kolonie van Musk zich wentelt in een of andere Elysium-stijl van eco-apartheid, waar de rijken – voor de juiste prijs – kunnen ontsnappen naar nieuwe werelden terwijl we hier een planeet hebben van dystopische sloppenwijken, moerassen en woestijnen.’

En dan hebben we het nog niet eens gehad over nieuwe grootmachten als China en India, die ook in de ruimtevaart flink aan de weg timmeren, wat natuurlijk ook alles zegt over de verschuivende verhoudingen in de wereld. Ook zij willen meer met hun groeiende vermogens. Ook zij willen hun spierballen aan de wereld laten zien. Natuurlijk kunnen alle partijen de handen ineen slaan. Maar waarom zouden ze? Met elkaars handen vast is het moeilijk om te doen wat ze nog leuker vinden dan innoveren: armpje drukken.