Ik schaam me voor het boek dat ik aan het lezen ben. Het meisjesboek ben ik wel te boven gekomen, maar een oerpatroon is kennelijk uitgestanst in mijn hypofyse. Iets met eeuwig hongerig heen en weer galopperen tussen buurman en kunstenaar. Als ik voel dat ik in slaap aan het vallen ben, ben ik nog net slinks genoeg om het boek dicht te slaan en er andere boeken op te leggen.

De echte lezer herken je aan de boeken waarin alleen hij iets ziet. Het raakt aan wansmaak, maar gaat verder nog dan dat. Het gaat richting weerloosheid.

In mijn boekenkast staan een paar van die boeken, ik denk een stuk of zes, misschien zijn het er meer, ja ik denk dat het er meer zijn, twintig, in verschillende gradaties van idiotie. Ik ben me er nu weer meer van bewust, omdat ik aan het verhuizen ben en de boeken een nieuwe plaats moet geven. Hoe kan ik de boeken waar het me om gaat niet doen opvallen, wat een eufemisme is voor verstoppen? Mijn oude boekenbezit stond gewoon schots en scheef en driedubbeldik in mijn werkkamer. Nu is er weer een gedeelde boekenkast, shiny en out in the open, verlicht door drie beweeglijke spotjes, er is geen dekking.

En nog iets. In ongeveer een kwart – of misschien is het wel de helft – van mijn boeken heb ik zitten krabbelen, bij wijze van oceanisch dagboek. Het is niet de bedoeling dat ooit iemand anders die boeken openslaat. Er zijn dingen voorin geschreven, en achterin, alles in hanenpoten, alles in kennelijke nood genoteerd bij het licht van een stompe, flakkerende kaars. Ik kan die boeken niet wegdoen, precies om die reden, maar waar moet ik ze bergen?

De ruzies die ik heb gehad in mijn leven, de echte, ongemakkelijke ruzies, waren het gevolg van de ontdekking van exclamaties, aantekeningen, briefjes, nooit bestemd geweest voor andermans ogen. Waar verstoppen mensen hun leven? Hoe zorg je dat je lades dicht blijven voor… ik wilde zeggen vreemde ogen, maar het zijn natuurlijk geen vreemde ogen, dat is ’t ’m juist.

Waar verstoppen mensen hun leven? Hoe zorg je dat je lades dicht blijven?

Ik zoek zelf ook weleens naar sporen, naar tekenen van leven. Ik ben weleens gaan bladeren in het boek dat de ander aan het lezen was. Kijken op welke bladzijde hij was blijven hangen, of er aantekeningen waren, tekeningetjes. Verder dan dat durf ik niet te gaan.

Ik was uit eten met iemand die tijdens de maaltijd werd gebeld door degene met wie ze een hond, een huis en twee kinderen heeft, met wie ze in drie verschillende landen heeft gewoond, met wie ze denk ik zo’n dertig jaar lang het bed deelt. Hij belde haar om te zeggen dat hij haar computer had geopend en haar mail had gelezen en ‘genoeg wist’.

Wat doen mensen met de dingen die ze voor zichzelf willen houden? Ik heb het nu niet over gevoelens, maar over persoonlijke zaken die alleen door de bril van de buitenwereld belastend materiaal worden. Boeken, dvd’s, foto’s, kleding, brieven. Waar bewaar je wat alleen van en voor jou is?

Een van de boeken waarmee ik de boel afdek is de nieuwe bundeling faxen van Nicolien Mizee, Allesverpletterende. Een keurig boek waarmee je voor de dag kunt komen, hoe privé de schrijfster ook klinkt. ‘Het is allemaal voor niks, de schaamte en het verbergen’, schrijft ze. ‘Elke verboden kamer in onze geest leidt tot een verboden kamer in onze creativiteit.’

Er staan aantekeningen achter in dat boek, in mijn nachthandschrift. Dat ik geschiedenis had kunnen schrijven, maar de kans niet heb gegrepen. Ik had toch weer gewoon bij een feministische enquête ingevuld dat A.F.Th. van der Heijden de beste schrijver van Nederland is, uit trouw aan de lezer die ik ooit was. Ook staat er dat ik nooit meer bedrogen wil worden. Het had te maken met niet-eetrijpe avocado’s, en een meubelmaker die zijn afspraken niet nakwam. En dat ik de dag vrees naar vroeger te verlangen. De dag vrees dat hij niet meer van me houdt.