De eerste nachtmerrie is dat kunst ergens anders voor nodig is dan voor genieten, luisteren, kijken, huiveren en nadenken. ‘De potentie van cultuur en creativiteit’, aldus de minister, ‘kan breder worden benut, met een prioriteit voor de maatschappelijke waarde in andere sectoren van de samenleving.’ En: ‘Creativiteit en innovatie zijn voorwaarden voor de verdere groei van onze kennismaatschappij.’ Dat riekt naar een overtreding van Thorbecke’s vuistregel dat de overheid met zijn tengels van de inhoud van kunst moet afblijven.

Verder zullen de kunstenaars in de toekomst niet zozeer worden afgerekend op hun plannen, als wel op hun prestaties, geturfd in bezoekcijfers, aantallen voorstellingen en eigen inkomsten, waarin immers hun ‘waarde voor de samenleving’ wordt uitgedrukt. De minister gaat erop toezien dat niet alleen háár ambtenaren en adviseurs zo gaan beoordelen, maar ook de subsidiefondsen, gemeenten en provincies. Dit wurgende, op een enge gelijkschakeling gebaseerd cultuurframe is de tweede nachtmerrie in Bussemakers brief. De suikertante die de herinvoering van de cultuurkortingskaart voor scholieren tot haar uithangbord maakte, ontpopt zich nu als een enge staatssocialistische heks die met liberale praatjes iedereen in haar koekjeshuis probeert te lokken.

En alles moet bij haar groot, de publiekswaardering, de ontwikkeling van talenten, de nevenfuncties (zoals cultuureducatie) en de internationalisering. Want groot, dat is het sleutelwoord geworden. En tevens de derde nachtmerrie in Bussemakers brief. De Staat der Nederlanden besteedt weliswaar maar enkele tienden van één procent van haar totale budget aan de kunsten, daar is afgelopen jaren weliswaar een derde van afgehakt (driehonderd miljoen, evenveel als wat het minister Schippers heeft gekost om het elektronisch patiëntendossier niet in te voeren), maar toch moeten wij met vereende krachten streven naar een cultuur van bestsellers, blockbusters en op internationale fora scorende topkunst. Massacultuur waarin de muzen verpieteren tot wat schamel rouge op de tronie van een hoer.

Ondertussen zijn belangrijke (veelal kleine) spelers al uit het kunstenlandschap verdwenen, wordt er steeds angstiger geprogrammeerd en worden individuele kunstenaars onder druk gezet het avontuur te mijden en te verruilen voor een jodelahietie-toer naar de horizon van de oppervlakkigheid. De jonge talenten mogen hun kunsten voortaan gaan vertonen in lege kartonnen dozen waarop ambtenaren van Jet Bussemaker met grote letters ‘talentontwikkeling’ hebben gekalkt.

Wie overigens al succes heeft, moet ook gaan oppassen: ergens in het struikgewas ligt het vvd-Kamerlid Arno Rutte (geen familie) op de loer, die bij het door de overheid verstrekken van reisvergoedingen aan succesvolle vogels als Caro Emerald en Wouter Hamel voor optredens in het buitenland moord en brand schreeuwt met de onvergetelijke oneliner: ‘De Beatles zijn ook niet met subsidie doorgebroken.’

Kunst politiek in Nederland, het was altijd al een weinig vreugdevolle relatie. Onder Bussemaker c.s. zal het nog een behoorlijk grimmig vechthuwelijk worden.