Half april mocht De Vrije Gedachte nog een kwartier vullen. Jan Vis vulde de zendtijd deze keer met een betoog over de vraag of godsdienst bestreden kan worden met wetenschap. Nee, zo luidde het antwoord, gelovigen trekken zich niets aan van de harde feiten van de wetenschap. Zelfs wetenschappers ‘schamen zich er soms niet voor godsdienstige onzin uit te kramen’, en andere wetenschappers ‘kruipen lafhartig in hun schulp en zeggen dat ze agnost zijn, dat wil zeggen: ze weten het niet’. Zo woekert de godsdienst voort. ‘Je kan alleen maar hopen op een groei naar volwassenheid.’
Het is alsof de toevallige kijker een kwartier lang naar televisie uit een andere wereld heeft gekeken: een wereld waar televisie dient tot lering en niet tot vermaak, een wereld waarin andere waarheden en waarden belangrijk zijn. Een wereld waar over het niet-bestaan van God wordt gesproken als over een zaak van leven en dood.
Via een postbusnummer kan de nieuwsgierig geworden kijker aan een informatiebulletin over de vrijdenkersvereniging komen en aan een paar afleveringen van het verenigingsblad. In het informatiebulletin valt te lezen dat vrijdenken omschreven kan worden als ‘verzet tegen vaststaande opvattingen of verplichte gedragingen’ of als ‘je laten leiden door de uitkomsten van de wetenschap’ of ‘je steeds op eigen kracht een mening vormen’. Ook is er een beginselverklaring, die gewag maakt van ‘een humanistisch-atheistische levenshouding’. Maar over elk van deze omschrijvingen blijkt in de vereniging heftig getwist te worden.
ELKE AFLEVERING van het maandblad bevat ook een agenda van lezingen die De Vrije Gedachte in den lande organiseert. Zo belandt de lezer op een zondagochtend in een vergaderzaaltje van een Amersfoorts bejaardentehuis. De vereniging is inderdaad wat vergrijsd, al is toch nog de helft van de vijftien mensen die vandaag zijn komen opdagen niet bejaard. Dit is de afdeling Amersfoort/Hilversum van De Vrije Gedachte. Een keer per maand komt die bij elkaar. Deze zondag voor een lezing over wat in het verenigingsblad was aangekondigd als een ‘belangwekkend onderwerp’: de haalbaarheid van het anarchisme.
‘Echt een onderwerp voor De Vrije Gedachte, ja’, zegt Huub Smeets, die de zondagse lezingen in Amersfoort organiseert. Voor de Tweede Wereldoorlog was de vrijdenkersvereniging bekend - en in sommige kringen berucht - onder de naam De Dageraad, en in die tijd verzamelde zich er alles wat links was en God loochende. Dat uitgesproken linkse is er inmiddels wel af, maar het anarchisme wordt in vrijdenkerskringen nog steeds als belangrijk beschouwd.
Smeets zelf is van na de oorlog, maar als hem gevraagd wordt hoe hij bij De Vrije Gedachte is terecht gekomen, verwijst hij toch naar het verleden: hij komt uit een rood nest, zijn grootvader was esperantist en zette zich in voor de SDAP. Hijzelf kent de vereniging van het kwartiertje televisie dat zij eens per drie maanden vulde. ‘Het ondogmatische sprak me aan. Als lid van De Vrije Gedachte zit je niet meteen in een hokje.’ Dat dat ondogmatische ook weer een dogma kan worden, geeft Smeets ongevraagd toe.
Het meest bindende dogma van De Vrije Gedachte is wel dat God niet bestaat. Godsgeloof is een waan, valt steeds weer in het verenigingsblad te lezen. Godsdienst houdt de mensen onnozel, en al lijkt hij zijn beste tijd te hebben gehad, nog steeds is het nodig de gevaren die deze waan in zich bergt aan de kaak te stellen. Uit de opkomst van een verschijnsel als Jomanda blijkt maar weer dat ‘de mensen’ zich nog steeds niet aan deze duistere krachten hebben ontworsteld. ‘Wat daar ten tonele wordt gevoerd grenst immers bijna aan massale waanzin.’ Het is ‘om moedeloos van te worden’.
Een ander opvallend kenmerk is de ernst waarmee vrijdenkers het leven, de wereld en zichzelf beschouwen. Het blad - opgemaakt in strenge jaren-vijftigstijl - staat vol met uitvoerige beschouwingen, door de leden doorgaans uit eigen beweging aan de redactie toegestuurd. Die betogen worden door de lezers minutieus uitgeplozen. Er zijn er zelfs die zo'n betoog als uitgangspunt voor een kleine studie nemen. Die vragen aan wetenschapsvoorlichters van een universiteit om een lijstje met literatuur over een in het maandblad aangesneden onderwerp en duiken daarmee vervolgens de bibliotheek in. Van de ergernis die dat oplevert, wordt dan verslag gedaan in een volgende aflevering van het blad.
‘Het komt bijna nooit voor dat wij artikelen niet willen plaatsen’, legt de redactie in het novembernummer uit. ‘Ons blad is er immers door en voor vrijdenkers!’ Het enige wat zij wil voorkomen, is dat de leden niet iemands gedachtengang maar de persoon zelf op de korrel nemen. Dat gebeurt af en toe, en de redactie overlegt dan met de betrokken schrijver. Meestal zonder resultaat, stelt de redactie met spijt vast, ‘omdat men geneigd is dat als censuur op te vatten en daarvoor zijn vrijdenkers uiterst gevoelig!’ En dus worden zulke artikelen meestal toch geplaatst. Subtiel zijn de bijdragen doorgaans dan ook niet. Er vallen stukken te lezen van het type: ‘Mijn reactie op de reactie van die en die op mijn artikel kan kort zijn: hij heeft er volstrekt niets van begrepen.’
HET LIJKT, naast de afkeer van alles wat naar godsdienst riekt, het tweede te zijn wat vrijdenkers bindt: de behoefte heftig te twisten. ‘De mensen van De Vrije Gedachte hebben nogal de neiging zich controversieel te uiten’, zegt ook Henk van Tilburg van het Humanistisch Verbond (HV). Deze zondagochtend is het HV medeverantwoordelijk voor het programma in Amersfoort, maar de HV-leden onder de aanwezigen komen er nauwelijks aan te pas. Van Tilburg: ‘Bij het Humanistisch Verbond gaat het er wat minder heftig aan toe. Vrijdenkers zetten wham! hun mening neer. Die hebben ieder zo hun eigen stokpaardje.’
In februari was de zondagochtend in Amersfoort gewijd aan een discussie over de verhouding tussen het Humanistisch Verbond en De Vrije Gedachte. Namens de vrijdenkers voerde regio-contactpersoon Bert van Til het woord, en Erik van Zwoll, trouw bezoeker van de vrijdenkerslezingen, grinnikt als hij erover vertelt. ‘Niet alleen inhoudelijk, maar ook in zijn presentatie maakte hij het verschil heel goed duidelijk. He Bert?’ Van Til - baardje, anarchistenkettinkje - kan er niet om lachen, maar begrijpt meteen waar Van Zwoll op doelt. Van Til: ‘Ik zeg het zoals ik het vind. Ik had het over de paus: dat die z'n pik niet gebruikt om te neuken. Toen waren er meteen mensen van het HV die vonden dat ik m'n mond moest gaan spoelen.’ Een derde vrijdenker, in Nietzsche-T-shirt, zegt grijnzend: ‘Bert is een soort doctorandus in de ongenuanceerdheid. He Bert?’ Van Til kijkt een andere kant op.
‘Dat was wel een onderwerp waar heel veel mensen op afkwamen, meer dan vijftig’, gaat Van Zwoll verder. ‘Ik heb er niets nieuws gehoord, en dat had ik ook niet verwacht, dus ik snap niet waarom die mensen er toen wel waren en nu niet. In ieder geval komen ze niet meer, zoals vroeger, louter en alleen omdat ze nu eenmaal lid zijn van De Vrije Gedachte. Ik doe dat wel; als ik geen lid zou zijn, was ik hier vanochtend zeker niet geweest.’
Eigenlijk trekken alleen de bijeenkomsten die samen met het HV georganiseerd worden nog genoeg mensen, vertelt Van Zwoll. Bij lezingen die alleen door De Vrije Gedachte zijn georganiseerd, zijn soms slechts de organisatoren aanwezig. ‘In Alkmaar loopt het goed, maar in Amsterdam is het al jaren niet gelukt om iets op poten te zetten, terwijl daar best veel leden zitten. En hier gaat het dus ook niet echt goed. Volgende maand hebben we Jan Vis hier. Als er dan weer zo weinig mensen zijn, moeten we er maar mee stoppen, vind ik.’
‘HET IS ONDER vrijdenkers altijd een beetje de vraag wat het betekent dat iemand de leiding heeft’, had Huub Smeets eerder al gezegd. Maar Jan Vis is onbetwistbaar de voorzitter en het gezicht van De Vrije Gedachte. Hij is al lid sinds eind jaren zestig en voorzitter vanaf halverwege de jaren zeventig. Hij blies de ingeslapen vereniging weer wat nieuw leven in. En hij verzorgt de televisieuitzendingen van de vereniging. Maar aan die laatste taak hoeft hij binnenkort zijn tijd niet meer te besteden, want het Commissariaat voor de Media wil de zendmachtiging van De Vrije Gedachte per 1 september intrekken. De achterban van de vereniging is te klein, oordeelt het commissariaat, en de versnippering van zendtijd te groot.
Buiten beeld blijkt Vis - nog onwetend van het dreigende besluit over de zendmachtiging - een stuk gemoedelijker dan de uitzendingen doen vermoeden. Op de vraag of dat nu eigenlijk nog nodig is, het aan de kaak stellen van het kwaad dat godsdienst is, zegt hij eerst eens rustig ‘ach’, en dan: ‘Godsdienst doet meer kwaad dan goed.’ Maar vervolgens stelt hij goedmoedig vast dat dat ‘tegenwoordig allemaal zo'n vaart niet meer loopt’. Met name onder christenen hebben ‘de wat ruimdenkender mensen’ nu wel de overhand. ‘Ik kom vaak mensen tegen die zeggen: er is wel iets, maar ik doe er niets meer aan. Dan zeg ik: mensen, doe niet flauw, hou er dan gewoon mee op. Maar je kunt verder redelijk met zulke mensen opschieten, hoor.’
Desondanks ziet Vis nog steeds een taak voor zijn vereniging weggelegd. Want de bedekte invloed van christenen is nog groot. In besturen van openbare scholen zitten ze vaak - ‘niet de ergsten, hoor’ - en dat speelt toch een rol. ‘Daar blijven wij op hameren. Wij zijn daar de aangewezen lui voor, niet het Humanistisch Verbond. Dat wil toch meer naast de godsdienst staan. Wij staan ertegenover.’
En dus bestookt De Vrije Gedachte de samenleving op gezette tijden met haar antigodsdienstige standpunten, bijvoorbeeld met de actie Vrijdenken per fax. Die houdt in dat alle leden van de vereniging hun vrijdenkersstandpunten voor verspreiding per fax kunnen voordragen aan het bestuur. De Tweede Kamer heeft al een fax mogen ontvangen waarin gevraagd werd of er niet eens gelet kon worden op de neiging van de kleine christelijke partijen om het steevast over zelfmoord hebben als het over zelfdoding gaat. De fax-actie loopt nog niet echt, zegt Vis: ‘De mensen moeten de weg nog vinden.’
HET LIJKEN de stramme stapjes van een grijsaard die het tempo van de tijd probeert bij te houden. En het Commissariaat voor de Media wil de grijsaard nu kennelijk ook zijn wandelstok afnemen. Zonder zendtijd zullen er weinig nieuwe leden meer bij komen, en dat zal voor de vergrijsde vereniging al snel de doodsstrijd inluiden. ‘Het is schofterig’, roept Vis nadat hij van het besluit gehoord heeft. ‘Lang leve paars! Ze flikkeren als eerste de atheisten eruit. Terwijl allerlei christelijke groepen er nota bene zendtijd bij krijgen!’
De Vrije Gedachte heeft zes weken de tijd om beroep aan te tekenen bij het commissariaat. Maar ook als de vereniging dan in het gelijk gesteld wordt, is het de vraag of ze nog lang aan de wandel kan blijven. De vereniging heeft waarschijnlijk meer verleden dan toekomst.
En een verleden heeft ze. Halverwege de vorige eeuw ontstond ze uit de Amsterdamse vrijmetselaarsloge Ex Nubile Lux: ‘Uit de duisternis het licht’. Aanvankelijk verzette De Dageraad, zoals de vereniging gedoopt was, zich vooral tegen de remmende werking van de godsdienst op de wetenschap. Rond de eeuwwisseling radicaliseerde ze. Ze werd uitgesproken atheistisch en kreeg ook een meer sociaal karakter. Het intellectuele en elitaire karakter was de vereniging toen al lang kwijt, en nog steeds zijn de hogere sociale lagen er niet overmatig vertegenwoordigd.
Na de Tweede Wereldoorlog werd door leden van De Dageraad het Humanistisch Verbond opgericht. De tijd waarin men elkaar te vuur en te zwaard bestreed was voorbij, zo was de gedachte. Er zou nu een nieuwe maatschappij worden opgebouwd. Ook De Dageraad deed pogingen zich aan de nieuwe tijd aan te passen: om van haar roemruchte imago af te komen doopte ze zich om tot De Vrije Gedachte. Desondanks leidde de vereniging lange tijd een kwijnend bestaan. Op een gegeven ogenblik was het ledental tot driehonderd gezakt.
‘Toen ik erbij kwam, was het een duf zooitje’, zegt Vis. Dat was rond 1968, ‘met al die toestanden aan de universiteiten’, toestanden die de vereniging overigens onberoerd lieten. ‘Er zaten veel ouderen bij, en die bleven maar teruggrijpen op Voltaire en Multatuli en zo. Die traditie moet je in ere houden, maar als men het over niets anders heeft, dan is dat een teken dat de boel aan het verzanden is.’
Er zijn nu een paar duizend leden, zegt Vis, en gaandeweg is er iets veranderd. ‘Hoewel, ik moet zeggen, verdomd langzaam, hoor.’ Toch durft hij van verjonging te spreken. ‘Je kunt bij een club als de onze niet verwachten dat er echt jongelui bij komen. Maar dertigers wel, lui die al een paar keer een kopstoot hebben gehad.’ Waar komen die op af? ‘Het is een kwestie van sfeer. Je voelt je thuis. Omdat we toch wel praterige mensen zijn, allemaal, en ook wel nadenkerige mensen. Dan merk je een soort geestverwantschap. We kunnen goed met elkaar overweg.’
Met de beginselverklaring van De Vrije Gedachte heeft die geestverwantschap niet veel te maken, zegt Vis, want die doet er in het verenigingsleven nauwelijks toe. Vis is daar blij om. Vooral de omschrijving van de ‘redelijkheid’ die de vereniging zegt na te streven, bevalt hem niets. ‘Het leren kennen van de werkelijkheid’, zo luidt die omschrijving, ‘volgens wetenschappelijke methoden, vrij van dogmatisme, maar gebonden aan principes van toetsing en bewijsvoering.’
‘Wetenschappelijk!’ meesmuilt Vis. ‘Wat is dat nou!? Zo'n zin wekt de suggestie dat je alleen maar op een wetenschappelijke manier in je vrijdenken kunt staan. Maar de meeste mensen doen dat niet. Die gebruiken gewoon hun boerenverstand, die zeggen: dat zie je toch? En dat vind ik een veel sterker argument voor vrijdenkers.’ Volgens Vis zou de beginselverklaring vooral moeten gaan over het ‘doorprikken van wanen’.
Meer nog dan vrijdenkersvoorzitter is Vis filosoof. Een diploma in de filosofie heeft hij nooit gehaald en zijn brood verdiende hij meestentijds met baantjes in een boekhandel of bij een drukker, maar hij noemt zich filosoof. ‘Ze vragen wel eens: waar heb je dan gestudeerd? Alsof dat er iets toe doet. Als je wilt weten hoe ik over de dingen denk, dan kom je maar naar de cursussen die ik geef. Ik heb er ook stencils over - zo noem ik dat nog steeds - dus je kan het ook nalezen.’ Hij wijst naar de boekenkast achter zich, naar een map met op de rug de titel Filosofie van de hak op de tak. ‘Kijk, dat is het. Zo gaat het denken ook: dan valt je dit op en dan weer dat, het gaat een beetje heen en weer in je kop.’ En een rode draad? ‘Dat zou dan toch iets zijn van: mensen, denk zelf, want dat kun je.’
Nadenkerige mensen
Binnenkort raakt vrijdenkersvereniging De Vrije Gedachte haar zendmachtiging kwijt. ‘Schofterig’, vindt de voorzitter van de vrijdenkers. Want er vallen nog steeds heel wat christelijke wanen door te prikken. En dat hoeft echt niet alleen op wetenschappelijke wijze te gebeuren. ‘We gebruiken gewoon ons boerenverstand.’
DE TIJD DAT ongeloof in Nederland iets vreemds was, is al zo lang voorbij dat niemand nog de behoefte voelt zich uitdrukkelijk atheist te noemen, laat staan dat er nog mensen zijn die zich geroepen voelen de godsdienst te bestrijden. Niemand? Bijna niemand. Want eens per kwartaal, laat op de woensdagavond, leende de publieke omroep een snippertje zendtijd aan vrijdenkersvereniging De Vrije Gedachte. Dan verscheen doorgaans ene Jan Vis in beeld, die een vol kwartier lang met een verbazingwekkende ernst verkondigde dat God niet bestond, dat er helaas nog steeds mensen waren die dat niet inzagen en dat dat een schrijnende misstand was.
www.groene.nl/1995/25