Stelling 1: Image is de carnavalskledij van het ik.
Stelling 2: Een mens heeft twee levens. Het eerste toont hij aan de ander. Het tweede leeft hij.
Stelling 3: Image is belangrijk. Het leeft door als wij dood zijn.
Stelling 4: Een grendel op de deur houdt ellende buiten. Een grendel op de ziel houdt ellende binnen.
Stelling 5: Een enkeling leert de eeuwigheid kennen door zich al bij leven stierlijk te vervelen.
Stelling 6: De mens zoekt liever naar de schuldige dan naar de oplossing.
Stelling 7: Net zoals de bladeren bekennen de mensen pas in de herfst van hun leven kleur.
Stelling 8: ‘Alles bij het oude’, zeggen de mensen als ze niet willen toegeven dat ze weer een stukje dichter bij het graf zijn gekomen.
Stelling 9: Zullen we nog in staat zijn de depressie te preciseren als we haar allemaal te pakken hebben?
Stelling 10: Laat wie hopeloos verliefd op zichzelf is met beide handen masturberen. Anders zullen ze nog slaags raken.