Hij begon zeven jaar geleden met de opbouw van zijn kunstcollectie, die hij vergaarde door wederrechtelijk kunstwerken mee te nemen uit musea, veilinghuizen en kastelen. Doorgaans stond zijn vriendin op wacht, terwijl Stéphane Breitwieser zelf de spijkers uit de lijst peuterde die het doek strak trekt. Daarna rolde hij het schilderij op en stopte het onder zijn trui. Voor de onderzoeksrechter gaf hij toe 66 keer te hebben toegeslagen in Zwitserland, 68 keer in Frankrijk, negentien keer in België en 21 keer verspreid over Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Denemarken. In totaal stal de ober op zijn rooftocht door Europa 239 kunstwerken, waaronder zestig schilderijen en 112 voorwerpen zoals kandelaren, muziekinstrumenten, Chinees porselein, jachthoorns, gouden en zilveren bokalen, wapens, vergulde kruithoorns, hellebaarden, enzovoort. De collectie heeft een geschatte waarde van anderhalf tot twee miljard euro. Pronkstuk vormt het zestiende-eeuwse portret dat Cranach de Oudere maakte van de prinses van Kleef als Sybille, dat hij gapte vlak voordat Sothebys het op een veiling bracht in het Duitse Baden-Baden. Ook bevatte de collectie een schilderij van Pieter Breughel de Jonge, een portret van Mary, koningin van Schotland, door Corneille van Lyon, en de slapende herder van François Boucher.
Medewerkers bij de gg&gd merken het telkens weer als een huis moet worden leeggehaald: geïsoleerde, ogenschijnlijk van de samenleving vervreemde individuen lijden dikwijls aan een enorme verzamelwoede. Psychoanalytici zijn voor de verandering eens helder in hun uitleg: voor eenzame zielen betekenen al dan niet rottende of stinkende spullen zowel een schild tegen als een brug naar de buitenwereld. Dat zou ook weleens de verzamelwoede van Breitwieser kunnen verklaren. Hoewel de 32-jarige Franse ober, die er met zijn aantrekkelijke voorkomen bepaald niet als een zwerver uitziet, al jaren een problematische, soms gewelddadige relatie met een vrouw onderhoudt, woonde hij tot afgelopen november bij zijn moeder in huis, met wie hij een afgezonderd bestaan leidt. Hun huis in Eschentzwiller bij Mulhouse, in de buurt van de Zwitserse grens, is omringd door bomen die het zicht op de ramen ontnemen. Ze groetten geen buren en kregen nooit vrienden over de vloer. De voordeur werd niet gebruikt: Stéphane en zijn moeder verlieten het huis altijd via de garage.
De schilderijen zijn bijna allemaal vernietigd door Mireille, de 51-jarige moeder van Breitwieser. Om bewijsmateriaal te vernietigen, zo leek het aanvankelijk. Maar afgelopen donderdag verklaarde ze voor de rechter dat ze de kunst vernietigde om haar verwende en soms gewelddadige zoon «een lesje te leren», kort nadat ze van zijn vriendin Anne-Cathérine Kleinklauss had vernomen van zijn arrestatie in Luzern, Zwitserland. Ze bleek geen flauw idee te hebben van de waarde van de collectie en kennelijk had Stéphanes verzamelwoede de relatie met zijn moeder geen goed gedaan.
Breitwiesers voorliefde voor figuratie en vooral voor portretten lijkt de psychoanalytische theorie te bevestigen: Breitwieser verving werkelijk bestaande, moeilijk te controleren en onaangenaam gedrag vertonende mensen door gemakkelijk te controleren en voorspelbaar gedrag vertonende figuren op schildersdoek en kunstvoorwerp. In elk geval hield hij van de geportretteerden die hij meenam naar huis. Als 22-jarige stal hij samen met zijn vriendin Kleinklauss uit het prachtige middeleeuwse kasteel van Gruyère in Zwitserland een portret van de achttiende-eeuwse Duitse kunstenaar Christian Wilhelm Dietrich. Het werk is niet kostbaar, maar Breitwieser was, zo verklaarde hij tegenover de rechter, «gefascineerd door haar schoonheid, door de persoonskenmerken van de vrouw in het portret en door haar ogen».
Breitwieser stal uit liefde voor de kunst, niet om er rijk van te worden. Nooit bood hij een van de gestolen voorwerpen te koop aan. Franse kranten spraken van een gentleman-inbreker, voor de rechtbank noemde hij zichzelf een «verlichte dief». Hij corrigeerde de rechter bovendien veelvuldig bij de beschrijving van een schilderij.
Doorgaans nam Breitwieser op zijn rooftochten ook de bijbehorende gegevensbordjes van de kunstwerken mee. Hij leerde de tekst uit zijn hoofd, om daarna het plaatje weg te gooien. Die kennis viel niet in een gat: voordat Stéphane ging bedienen in een Zwitsers restaurant, studeerde hij een jaar lang kunstgeschiedenis in Frankrijk en als kind groeide hij op in een omgeving waarin veel aandacht bestond voor kunst. Zijn vader verzamelde antiek, wapens en een enkel schilderij. Het psychologische rapport dat in opdracht van de rechter is opgesteld, vermeldt Stéphanes gevoel van leegte en teleurstelling toen zijn vaders collectie hem op zijn zevende werd ontnomen door de scheiding van zijn ouders. Wellicht niet voor niets begon Stéphane zijn rooftocht in 1994 met de diefstal van een pistool en een kruisboog in het kasteel van Gruyère, in de buurt van Bull, het Zwitserse plaatsje waar hij afgelopen week terechtstond.
Misschien werd de kiem voor zijn verzamelwoede echter al eerder gelegd, op zijn vierde, toen zijn oudoom, de bekende kunstenaar Robert Breitwieser, het portret van Stéphane nam. Later gaf Stéphane zich dikwijls uit als de kleinzoon van deze Elzas-kunstenaar, die in 1975 stierf, kort na voltooiing van het portret. Inmiddels overstijgt zijn bekendheid die van zijn oudoom, zeker nadat afgelopen vrijdag in menige internationale krant verslag werd gedaan van de veroordeling die een Zwitserse rechter hem oplegde. Breitwieser werd gevonnist tot vier jaar gevangenisstraf en tot de ontzegging van het recht, gedurende tien jaar, Zwitsers grondgebied te betreden. Er wachten hem trouwens nog rechtszaken in Frankrijk en Duitsland.
Hoogmoed leidde uiteindelijk tot zijn val. Hij werd gepakt twee dagen nadat hij uit het Wagner Museum in Luzern een jachthoorn uit 1584 had gestolen. Twee dagen daarna keerde hij terug om te zien of er nog meer van zijn gading was, en die terugkeer werd hem fataal.
Breitwieser sloeg zijn slag op de momenten dat een museum helemaal naar de smaak van Rudi Fuchs is: stil en leeg. De suppoost lag vaak te slapen, zo verklaarde Breitwieser voor de rechter. Maar ook in een belangrijk ander opzicht lijkt zijn kunst beleving op die van de voormalige Stedelijk-directeur Fuchs: in een stil museum kan de beleving worden verindividualiseerd. Zoals veel kunstenaars en schrijvers zich herinneren hoe vervelend ze het vonden dat ze niet als enigen diep werden getroffen door een kunstwerk als de Sixtijnse Kapel, of Die Leiden des jungen Werther, of als puber door Salingers Catcher in the Rye, zo vond Stéphane het wellicht ondraaglijk dat hij zijn diepe affectie voor bepaalde voorwerpen en portretten moest delen met anderen, met dikwijls ogenschijnlijk ongeïnteresseerd museumpubliek. Hij bracht zijn buit buiten het zicht van iedereen, in de twee kamers op de eerste verdieping van het huis van zijn moeder. In zijn privé-museum had hij al spoedig te veel om alles tegelijk op te hangen, en dus rouleerde de kunst en veranderde Breitwieser steeds de opstelling. Zo organiseerde hij keer op keer een nieuwe tentoonstelling, louter voor zichzelf.
Wellicht meende hij het zich te kunnen veroorloven anderen hun kunstgenot te misgunnen, net als de zonderlinge Japanner Ryoei Saito. Deze miljardair betaalde de hoogste prijs voor twee schilderijen ooit op een veiling afgehamerd: het portret van dokter Gachet van Vincent van Gogh, in 1990 geveild bij Christies in New York voor 82,5 miljoen dollar, en Au Moulin de la Galette van Auguste Renoir, een dag na «Gachet» geveild bij Sothebys in New York voor 78 miljoen dollar. Hij keek er enkele uren naar en liet de schilderijen vervolgens opbergen in een kluis. In zijn testament liet hij de bepaling opnemen samen met de twee kunstwerken te worden gecremeerd. Het noodlijdende bedrijf dat hij achterliet heeft volgens de Wall Street Journal deze wens genegeerd en de werken onderhands verkocht voor rond een kwart van de prijs die Saito ervoor betaalde.
Breitwieser deed hetzelfde: als hij bezeten was van een schilderij, eigende hij het zich toe. Zijn moeder heeft hem onbewust gesteund in dit streven. Toen hij van zijn vrijheid was beroofd, versneed ze de schilderijen en vermengde ze met het keukenafval. De rest kieperde ze in het Rijn-Rhône-Kanaal. (Ze vond hiervoor tijd in de drie weken dat het door Zwitserland aangevraagde huiszoekingsbevel door de Franse bureaucratische molen probeerde te komen.) Slechts een deel van de kunst werd teruggevonden, zestig mijl stroomafwaarts. Die moet Breitwieser nu weer delen met het publiek. Een beeld van een Madonna met kind plus nog enkele religieuze voorwerpen legde moeder Breitwieser te vondeling bij een klein kerkje, omdat ze het niet over haar hart kon verkrijgen ze in de rivier te gooien. De volgende ochtend werden ze door de schoonmaakster gevonden.
Een nadeel van stiekem verzamelen is dat er niet mee te pronken valt, maar daar lijken ook eerlijke rijke verzamelaars niet om te malen. Ook zij opereren het liefst in stilte en afzondering. Toen de kunstcritica Renée Steenbergen voor haar promotie onderzoek verrichtte naar particuliere verzamelaars, bleek dat menig collectioneur zich alleen door haar liet interviewen als ze volstrekte anonimiteit beloofde. (Het proefschrift droeg uiteindelijk de ook voor Breitwieser relevante titel Iets dat zoveel kost, is alles waard.) Het beeld dat Steenbergen van de verzamelaars schetst, staat niet ver af van het oordeel in het psychologisch rapport. Daarin heet Breitwieser «kinderlijk, a-sociaal en narcistisch». Toch koestert een obsessieve liefhebber als Breitwieser tegelijk met zijn zucht naar isolement ook een verlangen naar iemand met wie hij zijn liefde voor de kunst kan delen. Dat bevestigde de detective die er als eerste in is geslaagd Breitwieser aan het praten te krijgen. Hij praatte dagenlang met hem over kunst, nog voordat de verdachte iets had bekend. Pa na een dag of tien vroeg de speurneus Breitwieser naar enkele gestolen voorwerpen. Nadat hij had bekend, verzuchtte de verdachte tegen zijn Judas: «Jij bent de enige mens op aarde met wie ik ooit over mijn collectie heb gesproken.»