PRECIES EEN JAAR geleden reisde Natalia Estemirova met haar dochter naar Engeland voor een zomerreces. In het vrije academische klimaat van Oxford kon ze bijkomen van haar werk als activiste bij de Russische mensenrechtenorganisatie Memorial en als journaliste in de Tsjetsjeense hoofdstad Grozny. Van haar vrienden kreeg Estemirova, geboren uit een Russische moeder en een Tsjetsjeense vader, het dwingende advies niet terug te keren naar haar vaderland, waar ze de afgelopen tien jaar openlijk de misdaden aan de kaak stelde die werden gepleegd door de Russische troepen.

Maar ze ging toch. Vlak voor de herfst inzette was ze weer thuis en stortte ze zich op het onderzoeksrapport waarin onder anderen de voormalige Russische president Poetin en diens Tsjetsjeense handlangers worden beschuldigd van medeverantwoordelijkheid voor de slachtpartijen onder haar landgenoten. ‘Ze kón niet anders’, zegt een vriendin vanuit Engeland door de telefoon. ‘Ze wilde terug, hoewel ze permanent met de dood werd bedreigd. Tijdens een bijeenkomst zei de Tsjetsjeense president Ramzan Kadyrov direct tegen haar: “Mijn handen zitten tot aan mijn ellebogen vol bloed en ik schaam me daar niet voor. Ik dood iedere terrorist en ieder slecht mens”, waarbij hij haar recht in de ogen keek. Ze bleef kalm onder de bedreigingen en werd er nog vastberadener van. Ze wilde aan de buitenwereld bekendmaken wat er was gebeurd tijdens de oorlogen in haar land en dat het schenden van de rechten van burgers in de achtertuin van Europa iedere dag doorgaat. Om de feiten boven tafel te krijgen doorbrak ze de Kremlin-propaganda en de mist van stilzwijgen in Rusland.’

Het bericht van haar dood, op 15 juli, kwam op dezelfde dag dat het lang verwachte rapport, waaraan zij samen met zeven mensenrechtenorganisaties had gewerkt, verscheen. Haar vrienden waren niet verbaasd, maar ze verkeren allemaal nog in shock. ‘Ze was een van de meest aardige, humane, dappere en oprechte mensen die we kennen. Nooit werd ze boos of toonde ze zich vanwege de politiek cynisch. Ze wist precies wat ze deed en kende veel van haar tegenstanders persoonlijk. Als ze met hen in discussie ging, kreeg ze van hen meestal gelijk. Maar als het gesprek was beëindigd, wist ze dat het geweer in haar rug stond.’

Haar vrienden praten voorzichtig en willen niet hun naam vermeld zien. Niet dat ze zelf bang zijn, maar wel vanwege de vijftienjarige dochter die Estemirova achterlaat. Ze zeggen dat zij zich vooral om haar grote zorgen maakte. Haar dochter vormde waarschijnlijk de echte reden van haar uitstapje naar het veilige Westen. ‘Ze kwam hier nauwelijks tot rust en dacht voortdurend aan haar collega’s van Memorial in Grozny. Hoe deze kleine club van twintig mensen nu verder moet, is nauwelijks voor te stellen zonder aan hun dood te denken.’

Estemirova behoort tot een slag mensen in de geschiedenis die met recht de titel held dragen. Moed – wat betekent dat werkelijk? In haar geval dat ze bleef doorgaan nadat mensenrechtenadvocaat Stanislav Markelov, de jonge journaliste Anastasia Baboerova en onderzoeksjournaliste Anna Politkovskaja in koelen bloede werden vermoord en de daders vrijuit gingen. Ze was iedere angst voorbij, zeggen haar vrienden. Ze liep als een lady door de straten van de geruïneerde stad, op hoge hakken, in een rok, met een handtasje om de schouder en lippenstift op – alsof ze zoals ieder ander mens naar kantoor ging. Met een glimlach passeerde ze de militia, terwijl haar werktas vol zat met beladen dossiers over gruweldaden die zo sinister zijn dat het iedere verbeelding tart. De feiten tekende ze op uit verhalen van nabestaanden van vermoorde burgers en rebellen. Ze trok de bergen in om hen thuis te bezoeken. Als ze slachtoffers bij haar thuis of op kantoor ontving, maakte ze zich zorgen over hun veiligheid. Net als de buitenlandse journalisten die bij haar een standplaats vonden om hun reportages te maken, vroeg ze haar bezoekers altijd haar te bellen over hun thuiskomst.

Het draaide bij Estemirova, afgestudeerd als historica aan de Universiteit van Grozny, puur om de feiten. Ze koos nooit partij. Haar inzet bleef om haar bevindingen zo objectief mogelijk te presenteren. Dat deed ze in goed gedocumenteerde verslagen voor onder meer de internetkrant Kaukasische Knoop of op persconferenties. Russische journalisten durfden daar al lang niet meer te verschijnen. Bij het uitbreken van de Tweede Tsjetsjeense Oorlog, in 1999, zette ze zich tevens in voor Memorial. Terwijl ze onderzoek deed naar de gebeurtenissen tijdens de Eerste Tsjetsjeense Oorlog (1994-1996) kon ze meteen beginnen met het vastleggen van nieuwe moordpartijen om haar heen. ‘Ze had een sterke maag, een onweerlegbare pen en een zachte stem’, schreef de correspondent van The Herald Tribune vorige week op de dag van haar begrafenis. ‘Met haar verliest Tsjetsjenië de laatste stem tot de buitenwereld.’

Over de daders twijfelt niemand. De vinger wijst naar president Kadyrov en daarmee ook naar Poetin en diens kliek. Van het Kremlin kreeg Kadyrov begin dit jaar carte blanche, als er maar ‘rust’ heerst in de kleine republiek met slechts een paar honderdduizend inwoners, die toch van groot belang is voor Moskou vanwege de olie en de separatistische islamitische rebellen. Medvedev, sinds vorig jaar de opvolger van Poetin, heeft ‘een diepgaand onderzoek’ naar haar dood beloofd. Maar de staatsterreur tegen de Tsjetsjeense burgers zal er niet door veranderen. Misschien worden de huurmoordenaars gepakt die haar vorige week voor haar huis in een auto sleurden, haar meenamen naar een stille plek om haar als een hond af te maken. Ze bleef achter in de berm, haar handtasje werd niet eens meegenomen.
Volgens islamitische traditie werd ze een dag later voor zonsondergang naast haar vader begraven in haar geboortedorp Koshkeldi.