Kom bij Jan Reinier de Jong niet aanzetten met geklaag dat het Nederlandse landschap zo achteruit gaat en dat er niks aan wordt gedaan. In zijn omgeving, in het oosten van Drenthe vlak boven Emmen, is er de laatste tijd flink wat veranderd. ‘De afgelopen jaren is tien procent van de landbouwgrond in de buurt omgezet in natuur’, vertelt hij. Velden waar eerst aren wuifden, overgroeien nu langzaam met struiken en kleine bomen, om meer ruimte te geven aan andere vogels. ‘Ik zie nu vooral nog distels en brandnetels, maar goed, natuurontwikkeling duurt even.’
De Jong werkt zelf ook aan mee aan natuurherstel op zijn honderd hectare grote boerderij, die hij deelt met zijn vrouw en drie dochters. Samen met Agrarische Natuur Drenthe en veertien andere boeren zet hij zich in om de knoflookpad te redden, een ernstig bedreigde diersoort waarvan de grootste Nederlands populatie zich in en rond Valthe bevindt, vlak bij de Jongs woonplaats Odoorn in oostelijk Drenthe. Zo leggen ze poeltjes aan, en creëren dertien kilometer aan onbewerkte akkerranden waar de pad zich doorheen kan bewegen. ‘Onlangs ben ik met reptielen- en amfibieënvereniging RAVON ‘s nachts op pad geweest om padden te tellen. Ze zijn moeilijk te zien, maar met onderwatermicrofoon wel te horen. Wij zagen er ook een paar. Dat was bijzonder.’
Er worden in het gebied bovendien allerlei oude landschapselementen teruggebracht. Dat gaat bijvoorbeeld om houtwallen, met struiken en bomen begroeide wallen, die vroeger de scheiding tussen percelen aanduidden en gebruikt werden om wild buiten de deur te houden, maar die door de schaalvergroting en ruilverkaveling grotendeels verdwenen zijn. Ze herbergden vaak een bijzondere flora en fauna. ‘Zulke houtwallen zijn al minstens zestig jaar weg, ik kan me niet herinneren dat ik ze in grote getale heb gezien’, zegt De Jong, die op Twitter met regelmaat de biodiversiteit op zijn boerderij deelt, van hazen tot kerkuilen en vlinders . ‘Ik vind het soms jammer dat de uitgestrektheid verdwijnt door de nieuwe wallen, maar het went ook wel weer.’
Sinds een aantal jaar liggen er om zijn gewassen linten vol bloemen, zogenaamde akkerranden. De drie tot zes meter brede stroken trekken veel insecten en andere dieren aan. Ze helpen zo de biodiversiteit verbeteren, bovendien zijn ze mooi om te zien. De Jong doet dit niet uit liefdadigheid. ‘De akkerranden betekenen dat ik land uit productie moet nemen waar ik geen gewassen meer op kan groeien. Dat betekent verlies aan inkomsten’, zegt hij. Daarom betaalt de Europese Unie boeren die hier aan meewerken: tweeduizend euro per hectare. ‘Dat is een prima bedrag, meer dan ik met graan zou verdienen, maar minder dan met aardappelen. Bovendien geeft het zekerheid: ik ben niet afhankelijk van een oogst, en krijg het ongeacht of de strook het doet.’
De akkerranden worden nauwkeurig in de gaten gehouden door medewerkers van De Vlinderstichting, die weer betaald worden door het grote chemiebedrijf BASF. ‘Zij vonden maar liefst 350 verschillende insecten, waaronder elf bijen en hommels, en acht vlindersoorten. Zelfs de zeldzame harsbij, die in dit gebied normaal helemaal niet voorkomt, is gespot’, zegt De Jong. ‘Eerder vonden ze veertien verschillende zweefvliegen en acht soorten vlinders. Ik kan niet verwacht dat er zo veel te vinden zou zijn.’
Het idee achter akkerranden is dat ze niet alleen mooi zijn, maar ook nuttig. Zo zijn zweefvliegen de natuurlijke vijanden van luizen, die gewassen beschadigen. Boeren zouden op die manier minder hoeven te spuiten: beter voor de milieu en voor de portemonnee. Of dat daadwerkelijk zo is, durft De Jong nog niet te zeggen. ‘Daarvoor doe ik het nog te kort en zit er te veel variabiliteit tussen de jaren. 2018 was bijvoorbeeld erg droog en dat verminderde sowieso het aantal insecten. Om te weten of ik echt minder gewasbeschermingsmiddelen gebruik moeten we dit minstens tien jaar doen. Eerder onderzoek van het Louis Bolk Instituut heeft laten zien dat natuurlijke bestrijders het aantal schadelijke insecten op een perceel wel kan verlagen, dus wie weet.’
En het effect is niet alleen maar positief. ‘Ik zeg wel eens voor de grap dat een goede bloemenrand telen moeilijker is dan een veld aardappelen,’ zegt De Jong. ‘Aan een bloemenrand mag je natuurlijk niks doen, dus ook niet spuiten of ploegen tegen onkruid, dat veel minder insecten aantrekt. Dat is best lastig, want onkruid groeit doorgaans sneller dan de gezaaide bloemen en kan je hele bloemenrand overgroeien.’ Het probleem wordt groter als een boer meerdere jaren een bloemenrand inzaait, dan zit het onkruid van het jaar daarvoor nog in de grond en maken bloemen helemaal geen schijn van kans. ‘Ik heb nu een paar randen weer in gebruik om gewassen op te verbouwen, om de onkruiddruk te verminderen, maar je ziet het wel terug in de opbrengst.’
Een ander probleem zijn aaltjes, kleine wormachtig diertjes, die zich te goed doen aan met name aardappelen. Sommige planten in de akkerranden kunnen dienen als ‘waardplant’, een gastheer waar de aaltjes zich rond vermeerderen. Dat levert het jaar erop problemen op als er een gewoon gewas op staat. Zo blijkt verfraaiing van het landschap nog niet direct heel makkelijk. Dat heeft ook met lacune in kennis te maken. Er zijn veel verschillende bloemen om in te zaaien, die allemaal hun eigen natuurlijke bestrijders aantrekken: welke werkt het best voor welk gewas? Sommige bloemen staan er bovendien om bekend dat ze sommige soorten aaltjes juist onderdrukken. ‘Het is zoeken naar de perfecte mix van bloemen in de akkerrand, daar gaat flink wat tijd in zitten.’
De Jong zou graag meer doen om de natuur te helpen maar merkt dat er te weinig consumenten zijn die daar voor willen betalen. ‘Er zijn een paar nicheboeren, die heel natuurvriendelijk kunnen telen voor dure, specialistische producten zoals spelt. Maar als je echt impact wilt maken, moet de bulkproductie duurzamer’, zegt hij. ‘Daar blijkt alleen weinig markt voor. Onlangs is een Nederlandse bierbrouwer na zeven jaar gestopt met een project waarin het samen met Stichting Veldleeuwerik, een stichting die boeren helpt te verduurzamen, telers van brouwgerst zoals ik voorzag van bloemenzaad, omdat zelfs de kleine prijsverhoging voor een biertje niet geaccepteerd werd door consumenten. Volgens mij kunnen boeren, in ieder geval zij die er gevoel mee hebben, net zulke goede natuur leveren als natuurorganisaties. Maar wie gaat het betalen?’