Marien bioloog Michał Czub (rechts) bereidt binnengehaald sediment voor op onderzoek naar micro-organismen. Oostzee, Polen

Miłosz Grabowski laat de drone dieper duiken. Kwallen zwemmen voor de lens en weerkaatsen het licht. Grabowski, een man van midden dertig in een T-shirt en met een bril, zit op het benedendek van het onderzoeksschip Oceania en staart naar het beeld dat afkomstig is van de drone. Negentig meter onder hem is het sediment omhoog aan het wervelen. Er is hier nauwelijks een spoor van leven, op een van de diepste plekken in de Oostzee. Maar de drone moet ook geen leven vinden, hij moet een mosterdgasbom vinden.

De 49 meter lange Oceania ligt rustig in de golven. Aan de horizon is alleen de zee te zien. De Poolse havenstad Gdansk ligt op zestig zeemijl afstand. Een dozijn wetenschappers wacht aan boord op het resultaat van de duik. Ze hebben de hele dag naar dit moment toegewerkt, waarbij ze de zeebodem hebben gescand met een autonome sonde en naar objecten hebben gezocht op hun sonarbeelden. Onder hen zweeft de drone nu in de richting van een van die objecten.

‘Jarenlang werd het als een legende beschouwd dat zich op deze plaats chemische wapens bevonden’, zegt Jacek Bełdowski, een geochemicus aan het Instituut voor Oceanologie in Sopot en coördinator van het Daimon2-onderzoeksproject. Hij rookt op het dek van de Oceania tussen glazen cilinders voor sedimentstalen en een kraan. De pijp zit vast in de hoek van zijn mond en laat hem er, samen met zijn paardenstaart, een beetje als een nerdy piraat uitzien. ‘De legende bleek op waarheid te berusten.’

Bełdowski en zijn team varen al jaren door de Oostzee om te proberen alle legenden over ten minste veertigduizend ton chemische wapens op de zeebodem te bevestigen of te ontkrachten. Het onderzoeksteam werkt met schattingen, want hoeveel objecten de geallieerden hier precies hebben laten zinken wordt niet duidelijk uit de historische documenten. De wetenschappers zijn vooral geïnteresseerd in drie vragen: waar zijn de wapens? Hoe snel corroderen ze, en hoe gevaarlijk zijn ze voor het ecosysteem?

Bełdowski hoorde van de wapens door een ongeluk. In het Poolse kustplaatsje Darłówko spoelde in 1955, uitgerekend in vakantietijd, een vat vol mosterdgas aan. Kinderen begonnen met het vat te spelen. Vier van hen werden blind, 102 kinderen verbrandden hun huid. Bełdowski’s professor ontsmette het strand en vertelde er jaren later over in een lezing. ‘Ik was verbaasd over hoe weinig we wisten over die wapens’, zegt Bełdowski. Het onderwerp liet hem niet meer los.

Na zijn afstuderen bouwde hij een internationaal netwerk op. Samen met Duitse, Finse, Noorse, Deense en Zweedse instituten verandert hij de Oostzee geleidelijk in een petrischaal voor onderzoek naar chemische wapens. Hier bevindt zich slechts een fractie van de gedumpte chemische wapens in de wereld, maar hier ontstaan bijna alle methoden voor het onderzoek ernaar. De afgelopen jaren heeft Bełdowski drie door de EU gefinancierde onderzoeksprojecten geleid, waaronder het huidige Daimon2-project, en heeft hij een navo-project gecoördineerd.

Op het benedendek van de Oceania, tussen de monotoon piepende apparaten, kabels, laptops en monitoren, gaat drone-piloot Grabowski verder met het zoeken naar het doelobject. Hij ziet eruit als een gamer: op zijn knieën houdt hij de afstandsbediening vast, zes schermen verlichten zijn gezicht. De drone zendt een dof, vervormd beeld uit. Na een paar minuten verschijnt er een schaduw. Het lijdt geen twijfel dat de zee het doelobject dat Grabowski op de sonarbeelden zag, heeft aangetast. Maar het is geen mosterdgasbom, alleen maar een steen.

Grabowski lijkt nauwelijks verrast. ‘Ik heb op deze plek oude gasflessen en containers gevonden, maar nooit een wapen’, zegt hij. Op de twee officiële dumpplaatsen, die ook in historische documenten voorkomen, hoeft hij niet lang naar de wapens te zoeken. Hier, in Poolse wateren, verbergt een dunne laag modder de voorwerpen. Zijn collega’s troffen mosterdgas aan in de sedimenten. Zij bewezen dat er een derde, onofficiële stortplaats is in het bekken van Gdansk, dat tot 112 meter diep is.

De wapens zijn waarschijnlijk voor het laatst gezien door sovjetsoldaten. 75 jaar geleden besloten de geallieerden in Potsdam om Duitsland te ontwapenen. Zij dumpten een groot deel van de nazi-wapens op de bodem van de Oostzee. Sovjetsoldaten zouden artilleriegranaten, bommen en vaten met chemische wapens laten zinken op twee diepe plaatsen, bij het Deense eiland Bornholm en ten zuiden van het Zweedse eiland Gotland. Dat ging snel en was goedkoop. En het werkte goed, want de wapens verdwenen voor langere tijd uit het bewustzijn.

De Oostzee is de jongste zee op aarde. Gletsjers hebben tijdens de laatste ijstijd bekkens in de bodem uitgeslepen, en vervolgens smolten ze en vormden ze een zoetwatermeer, waarin uiteindelijk zout water uit de Noordzee stroomde. Hierdoor ontstond ongeveer achtduizend jaar geleden een binnenzee, die vandaag gemiddeld slechts 52 meter diep is. Het Bornholm-bekken en het Gotland-bassin, twee van de diepste bekkens in de Oostzee, leken de geallieerden goede dumpplaatsen. Later bleek dat de soldaten de chemische wapens ook overboord gooiden op weg naar de dumpplaatsen, soms dicht bij de kust.

Al lange tijd is de Oostzee een economisch sterk ontwikkeld gebied. Het intensieve gebruik ervan verhoogt het risico dat de wapens blootgelegd worden. Acht EU-landen en Rusland hebben directe toegang tot de zee. Pijpleidingen pompen gas over de bodem. Sleepnetten schuimen de zeebodem af op zoek naar de nu schaarse visbestanden. Betonblokken dragen windturbines en boorplatforms. En de wapens duiken dus weer op – daar waar een deel van de Nord Stream-pijpleiding moet worden aangelegd, en telkens weer in de netten van vissers.

In de haven van Gdynia, midden in een vissersnet dat naar bederf riekt, staat visser Bogdan. Hij amuseert zijn gezelschap met verhalen die hij zo levendig weet te brengen dat ze niet eens een punchline nodig hebben. Vrienden hebben hem gevraagd om te helpen een visnet te maken. De 58-jarige Bogdan, die al dertig jaar visser is, brengt urenlang de ene maas na de andere aan, ondanks de vrieskou, terwijl de anderen het net voor hem vasthouden en om zijn anekdotes lachen.

Wanneer Bogdan spreekt over de gevaren voor de Oostzee, maakt hij geen grapjes, zijn stem wordt dan zacht. Hij herinnert zich nog goed de gemiddelde vangst in 1984. Het lange net zag eruit als een glinsterende zilveren worst toen de destijds nog jonge Bogdan het op de kotter trok. Drie ton kabeljauw kronkelde erin. Een steen van ongeveer driehonderd kilo was ook in het net terechtgekomen. Dit gebeurt van tijd tot tijd, als de sleepnetten de stenige gebieden boven het Poolse schiereiland Hel afstruinen.

‘De steen was bedekt met een vreemde substantie. Het leek op glijmiddel, en was volkomen reukloos’, herinnert Bogdan zich nu. ‘We hadden nog nooit zoiets gezien.’ Een collega spoelde het net uit en de steen af. Drie uur later ontstonden er zweren op zijn handen, kuiten en kruis. Ook Bogdan bleef niet gespaard: een brandende plek bedekte zijn wang. De marine loste het mysterie even later op: de vreemde substantie was mosterdgas. >

Vandaag is er geen spoor meer van te zien onder de stoppels. Bogdan en zijn collega’s hadden geluk: ze kwamen nauwelijks in contact met de stof. Het mosterdgas moet los op de zeebodem hebben gelegen en zich met het sediment hebben vermengd, verklaart een deskundige op het gebied van strijdgassen. Gewoonlijk kristalliseert het waterafstotende mosterdgas in water en ontstaan er vormen die op barnsteen lijken. Andere vissers hebben voor en na Bogdan hele brokken van uit het water gehaald. Sommigen moesten wekenlang in een militair hospitaal worden behandeld.

Mosterdgas, ‘de koning onder de strijdgassen’, doodde tienduizenden soldaten in de Eerste Wereldoorlog en is onlangs ook weer door de terroristische militie IS gebruikt. Slechts tien jaar na het eerste gebruik kwamen diplomaten een verbod overeen. Mosterdgas maakt het leeuwendeel uit van de chemische stoffen die in de Oostzee zijn gedumpt. KC-250 bommen, artilleriegranaten en soms ook louter vaten omhulden het strijdgas toen het in zee belandde. Het mosterdgas kan het milieu aantasten zodra het metaal is gecorrodeerd. Drone-piloot Grabowski toont foto’s van zijn eerste grote bomvondst bij Bornholm: een van de twee KC-250 bommen is zwaar gecorrodeerd, van de tweede is alleen de romp over.

‘Ik was verrast dat we ook wapens op het sediment zagen liggen’, zegt projectleider Bełdowski. ‘Voorheen werd altijd gezegd dat ze in het sediment lagen, waar ze niet zo snel corroderen.’ Het team van Bełdowski wilde weten hoeveel tijd er nog restte voordat de beschermende omhulsels uiteenvielen. Een museum leverde het metaal waarvan de wapens zijn gemaakt. Het team observeerde hoe snel het materiaal op verschillende plaatsen in de Oostzee corrodeerde. ‘We hebben ontdekt dat tot nu toe slechts een kleine hoeveelheid van de chemicaliën is weggelekt’, zegt Bełdowski. ‘Een klein aantal vaten is weggeroest, de bommen zullen tegen 2030 uiteengevallen zijn, en de granaten tegen 2100.’

Voor vakantiegangers aan de Oostzee-kust is dit in eerste instantie geruststellend nieuws. Het is onwaarschijnlijk dat er vandaag nog een vat op het strand zal aanspoelen zoals in 1955 in Polen. De zware bommen en granaten wijken niet van hun dumpplaatsen. Wetenschappers vinden sporen van de strijdgassen alleen in de onmiddellijke nabijheid van de voorwerpen. Maar de vraag blijft welk effect de strijdgassen op het zeeleven hebben. De wetenschappers hebben pas een begin van een antwoord geformuleerd.

Wetenschappers takelen op het schip de Oceania een object op. Oostzee, Polen
De meeste chemische wapens bevinden zich in Deense wateren. Volgens het internationaal recht is niemand verantwoordelijk voor het bergen ervan

Op het benedendek van de Oceania toont marien bioloog Michał Czub een vers sedimentmonster. Een enkele nematode glijdt over de petrischaal. ‘Er leeft hier beneden bijna niets, nauwelijks microfauna, nauwelijks meiofauna, behalve wanneer zuurstofrijk water uit de Noordzee binnenstroomt, om de tien jaar of zo’, zegt hij. Czub wil weten of de wapens die zeldzame opleving bedreigen. ‘Je kunt zeggen: als hier nauwelijks iets leeft, is het dan wel zo belangrijk om dat leven te beschermen?’ zegt hij. ‘Maar je kunt net zo goed zeggen: daarom is het juist zo belangrijk.’

Czub hoorde net als vele anderen voor het eerst over de wapens door een half waargebeurd verhaal. Zijn oom werkte op het Poolse boorplatform in de Oostzee. Daar zag hij vissen met zweren die onder hun schubben groeiden. Dat moest beslist iets met die nazi-wapens te maken hebben, mompelden de arbeiders. Czub was gefascineerd toen hij erover hoorde, maar nog te jong om het te onderzoeken. Hij weet inmiddels dat de zweren niet aan de wapens te wijten zijn, maar waarschijnlijk aan bacteriën.

Als lid van Bełdowski’s team onderzoekt hij hoe gevaarlijk mosterdgas in water is. In een laboratorium in Warschau stelde hij daphnia magna, de grote watervlo, bloot aan mosterdgas en zes van de afbraakproducten daarvan. Zijn collega’s hadden alle zeven verbindingen in het sediment van de Oostzee aangetroffen. Hoewel de watervlo niet in de Oostzee leeft, maar in zoetwatermeren, is hij zeer geschikt voor wetenschappelijke experimenten omdat de nakomelingen klonen van de moeder zijn.

Czub stelde acht watervlooien bloot aan een van de verbindingen, in maatbekers. Hij observeerde welke concentraties de helft van de dieren verlamden, teneinde de toxiciteit te kunnen bepalen. Zelfs kleine hoeveelheden mosterdgas volstonden om de watervlooien te laten verstarren. ‘We hebben kunnen aantonen, in tegenstelling tot wat sommigen beweren, dat mosterdgas ook giftig is in water’, zegt Czub. ‘Twee van de afbraakproducten zijn zelfs giftiger dan mosterdgas, wat betekent dat mosterdgas niet onschadelijk is in water, maar zelfs gevaarlijker.’

De bevindingen van Czub zijn bijzonder interessant wanneer zij worden gecombineerd met die van de Finse partnerinstituten. De Finnen vonden mosterdgas in de spieren van vissen uit verschillende streken van de Oostzee. ‘We hebben de toxiciteit van de verbindingen bewezen en tegelijkertijd geleerd dat ze in de spieren van vissen voorkomen’, zegt Czub. ‘Dit leidt ertoe dat ik als bioloog zo langzamerhand niet meer weet wat we nog meer moeten bewijzen om duidelijk te maken dat dit een probleem is.’

Toch zijn de hoeveelheden in visvlees zeer klein. Mensen kunnen het veilig eten. Maar projectleider Bełdowski is ervan overtuigd dat de concentraties zullen toenemen naarmate meer wapens desintegreren. Hij formuleert scenario’s. ‘In het beste geval gebeurt er niets. In het ergste geval wordt de vis oneetbaar als de concentraties te hoog zijn’, zegt hij. Hij denkt even na en corrigeert zichzelf: ‘Of nee, in het ergste geval zijn er geen vissen meer over, omdat de strijdgassen hun voortplanting of nageslacht aantasten.’

Het ecosysteem van de Oostzee is soortenarm en gevoelig voor veranderingen. Het is ook uniek: soorten uit de Noordzee en de vele rivieren emigreerden na de ijstijd naar het nieuwe waterlichaam. Ze pasten zich aan de moeilijke omstandigheden aan en vormden een gemeenschappelijk ecosysteem. Het water van de Oostzee is brak, het bevat weinig zuurstof, en naar het oosten toe wordt het steeds zoeter. Tegenwoordig leven er in de Oostzee bruinvissen, ringelrobben, haring, kabeljauw en sprot.

Jarenlang hebben landbouw, visserij en klimaatverandering het mariene leven onder druk gezet. Keer op keer was er sprake van overbevissing. Vorig jaar heeft de Raad van Ministers van de EU de vangstquota voor kabeljauw definitief op nul vastgesteld. ‘Vroeger liep je veel risico als je met sleepnetten viste in de rotsachtige gebieden waar kabeljauw zich graag terugtrekt’, legt visser Bogdan uit. ‘De een kwam met tien ton vis thuis, de ander met een gescheurd net.’ Toen kwamen er nieuwe netten op de markt, die als gordijnen door het water vielen. Die konden overal een muur vormen waar de vis in vast kwam te zitten, ongeacht de bodem. Er waren geen plekken meer waar de vis zich kon verbergen.

De dieren en planten in de Oostzee hebben steeds meer moeite om te ademen. Pesticiden, die via rivieren in de Oostzee terechtkomen, doen algen groeien, die de schaarse zuurstof verbruiken. Ook door de gevolgen van de klimaatcrisis daalt het zuurstofgehalte in de Oostzee: hoe warmer het water is, hoe minder zuurstof het kan bevatten. In de afgelopen veertig jaar is de temperatuur van de Oostzee met twee graden Celcius gestegen, ofwel met 0,4 tot 0,5 graden Celcius per decennium.

‘Toen ik begon, woog de kop van een kabeljauw drie kilo, en de hele vis woog vijf tot zes kilo’, zegt visser Bogdan. ‘Dat is geen sprookje! Ik heb foto’s! Niet alleen in de Noordzee hadden we deze grote kabeljauw, ook in de Oostzee hadden we ze, maar dat is verleden tijd.’ Hij heeft drie jaar geleden de pensioengerechtigde leeftijd voor vissers bereikt, maar houdt het nauwelijks twee weken aan wal uit. Toch zou hij vandaag de dag niemand aanraden om visser in de Oostzee te worden. ‘Het ziet er erg slecht uit voor de Baltische staten’, zegt hij. ‘De chemische wapens vormen een extra bedreiging, een tijdbom.’

Tussendoor, tijdens de gezamenlijke lunch in de eetzaal, en tijdens het roken ’s avonds, duikt aan boord van de Oceania een meer filosofische vraag op: zal iemand ooit de bevindingen van de wetenschappers gebruiken om de wapens uit zee te halen? ‘Ik vind het verbazingwekkend hoezeer wij mensen ons denken beperken tot de landmassa’s’, zegt marien bioloog Czub. In feite is er niet veel veranderd sinds de geallieerden hun beslissing namen: in plaats van wapens komen er nu motorolie van cruiseschepen en tonnen plastic in de oceanen terecht. Bijna niemand hoeft rekening te houden met straffen.

‘Ik zou graag zien dat men op basis van onze gegevens op z’n minst over berging gaat praten’, zegt projectleider Bełdowski. ‘Ons onderzoek toont aan dat sommige wapens, ook al zijn het er maar een paar, zwaar gecorrodeerd zijn en dus gevaarlijk.’ Bełdowski beschouwt zichzelf in de eerste plaats als wetenschapper. Maar hij is ook medevoorzitter van een speciaal comité van de Helsinki-Commissie, dat zich inzet voor de bescherming van de Oostzee. ‘In die rol zou ik willen dat we het geld en de technologie hadden om een wapen weg te halen als we daartoe besluiten, en vooral dat we een besluit nemen, zelfs als dat is om de wapens in zee te laten’, zegt hij.

In het huidige onderzoeksproject heeft hij bijzondere aandacht besteed aan het omzetten van de bevindingen in potentiële oplossingen. Volgens Bełdowski is het belangrijkste resultaat van Daimon2 een algoritme dat objecten categoriseert. Aan boord van de Oceania bevindt zich dus ook een computerwetenschapper. Hij werkt aan een interactieve kaart waarop alle voorwerpen moeten worden ingevoerd die onderzoekers, vissers of bedrijven tijdens hun bouwprojecten vinden. Een paar muisklikken moeten besluitvormers vertellen waar de gevaarlijkste voorwerpen zich bevinden, die eerst moeten worden geborgen. Maar vóór de eerste berging zou iemand de verantwoordelijkheid voor de wapens op zich moeten nemen.

Tegen de avond is het Tweede Wereldoorlog in de buik van de Oceania. Een deel van de bemanning kijkt naar de cultserie Vier soldaten en een hond, soms tot twee uur ’s nachts. Daarin vechten vier Poolse soldaten, hun commandant en hun hond tegen de Wehrmacht. De grappen gaan ten koste van de Duitsers. De serie werd tussen 1966 en 1970 gemaakt in de Volksrepubliek Polen, toen Moskou graag anti-Duitse ressentimenten in zijn satellietstaten zag. De bemanning kent de plot uit het hoofd. De mannen zitten voor de televisie met hun armen over elkaar, af en toe mopperend op kleine spoilers.

Er schuilt een zekere ironie in deze serie-avonden. De nazi’s produceerden immers de wapens waar de bemanning overdag zorgvuldig naar zoekt. Aan de Poolse kust spreken de vissers vaak alleen over de ‘nazi-bommen’. Maar het waren de geallieerden die besloten dat de wapens afgezonken moesten worden. En sovjetsoldaten duwden ze uiteindelijk van de schepen, zelfs buiten de officiële dumpzones. De meeste chemische wapens bevinden zich vandaag niet in Duitse en niet in Poolse, maar in Deense wateren. Volgens het internationaal recht is niemand verantwoordelijk voor het bergen van de wapens.

Berging is kostbaar, maar het zou een signaal kunnen afgeven. Niet alleen op de bodem van de Oostzee liggen chemische wapens. Tussen 1919 en 1980 is ten minste 76.000 ton mosterdgas terechtgekomen op de kusten van Europa, Afrika, Australië, Azië en de Verenigde Staten. Behalve nazi-Duitsland, produceerden ook de VS, Groot-Brittannië, de Sovjet-Unie en Japan tienduizenden tonnen van het strijdgas.

Tot dusver is Japan het enige land dat de gedumpte chemische wapens uit zee heeft geborgen. Japan ontwikkelde een onderwatervoertuig dat de wapens naar binnen haalde, waar ze veilig konden vergaan of ontploffen. Een aanpak die andere naties willen kopiëren. In Polen ontstond enkele jaren geleden een plan om de berging te combineren met politieke pr. Een schip dat naar de verongelukte ex-president Lech Kaczyński zal worden vernoemd, zou een onderwatervoertuig gebruiken om de nazi-wapens uit de Poolse wateren te halen, waar ze door de Sovjets tot zinken waren gebracht. Het idee is nooit gerealiseerd.

In Duitsland willen de parlementaire fracties van de fdp en de Groenen dat hun land het goede voorbeeld geeft. Zij dienden eind februari een motie in, waarin de federale regering wordt opgeroepen de berging van conventionele en chemische wapens uit Duitse wateren te steunen. Onderzoeker Jacek Bełdowski is daarentegen van mening dat een internationale aanpak zinvol is, waarbij de gevaarlijkste voorwerpen met gezamenlijke middelen geleidelijk worden geborgen.

Totdat een politiek besluit is genomen, zullen Bełdowski en een deel van het Poolse team verdere kennis van de bodem van de Oostzee naar boven halen. Zij ronden hun project in juni af. Daarna zullen zij onder leiding van Duitse onderzoekers een nieuw project beginnen: samen zullen zij driedimensionale modellen van de wapens maken en de voorwerpen met behulp van kunstmatige intelligentie categoriseren, waarbij zij steeds hopen dat hun bevindingen zullen worden toegepast voordat nog meer wapens desintegreren.


Vertaling Menno Grootveld