De transactie levert niet alleen geld op voor Defensie, ook de Nederlandse wapenindustrie pikt een graantje mee. Hoofdaannemer bij de verkoop aan Abu Dhabi is HSA uit Hengelo. Het bedrijf, gespecialiseerd in defensie-elektronica, gaat onder meer trainingsfaciliteiten, radarsystemen en twee peperdure Goalkeepers (snelvuurkanonnen) leveren. Voordat de fregatten worden opgeleverd, krijgen ze een grote onderhoudsbeurt bij De Schelde in Vlissingen. Dat levert de werf 250.000 manuren werk op.
De Nederlandse overheid heeft kosten noch moeite gespaard om de mammoetorder in de wacht te slepen. De laatste jaren zijn regelmatig fregatten en onderzeeboten naar de grote wapenshow Idex in Abu Dhabi gestuurd, vaak vergezeld door de staatssecretaris van Defensie. Ook premier Kok leverde cruciale inspanningen om de order rond te krijgen. Dat leverde hem een brief op vol dankbetuigingen van Sheik Mohammed bin Zayed al Mahyan, chef defensiestaf van de Verenigde Arabische Emiraten.
EEN EN ANDER heeft ertoe bijgedragen dat Nederland een zwaargewicht is in de internationale wapenhandel. Het gerenommeerde Zweedse onderzoeksinstituut SIPRI meldt dat ons land in de periode 1990-1994 de zevende plaats bekleedde op de ranglijst van exporteurs van grote wapensystemen.
Volgens Niek van Essen, verbonden aan het Antimilitaristies Onderzoekskollektief (Amok), is Nederland inmiddels afgegleden naar de negende plaats. ‘Maar het is opvallend genoeg dat we bij de eerste tien horen. Dat is vooral het gevolg van de dumping van overtollig legermaterieel. Gezien de omvang van de industrie zou een twaalfde of dertiende plaats logischer zijn.
De wapenexport beslaat slechts één procent van de totale Nederlandse export. Belangrijker is de functie als center of excellence, speerpunt voor technologie en onderzoek. En aangezien de wapenproduktie de vraag van de Nederlandse krijgsmacht ruimschoots overstijgt, wordt er geëxporteerd. Niek van Essen schat dat zo'n driehonderd Nederlandse bedrijven actief zijn op de internationale wapenmarkt, waaronder HSA, Daf Special Products, Eurometaal en Fokker voor het faillissement.
De grootste wapenexporteur is op dit moment echter de Nederlandse staat. Als gevolg van het CFE-verdrag over de beperking van de conventionele wapens in Europa en de bezuinigingen sinds 1991 moet de Nederlandse krijgsmacht drastisch inkrimpen. De dienst Domeinen, een onderdeel van het ministerie van Defensie, begeeft zich de laatste jaren op de internationale wapenmarkt om overtollig en verouderd materieel te verkopen, daarmee de Defensie-kas jaarlijks spekkend met zo,n 200 miljoen gulden. In de periode 1992-1995 sleet Defensie onder meer een bevoorradingsschip aan Pakistan, meer dan 900 pantserrupsvoertuigen aan Egypte, Griekenland, Portugal en Bahrein, 172 Leopard-gevechtstanks en drie standaardfregatten aan Griekenland. Verder werden houwitsers, Aloutte-helikopters en een mijnenveger verkocht. De opbrengst wordt aangewend voor nieuwe investeringen, zoals de uitrusting van de Luchtmobiele Brigade.
Het Nederlandse wapenexportbeleid is wel onderhevig aan een aantal beperkingen. De Nederlandse industrie levert over het algemeen niet aan 'vrije jongens’ - wapenhandelaren met afzetmarkten in voornamelijk het Midden-Oosten, Zuid-Amerika en Afrika. Er wordt over het algemeen slechts zaken gedaan met regeringen. Dat geldt in elk geval voor de Nederlandse staat. Al in 1975 stelde minister van Buitenlandse Zaken Van der Stoel dat Nederland ‘een selectief wapenexportbeleid’ voert, ‘waarbij overwegingen van vredesbeleidprevaleren boven strikt commerciële belangen’.
In de Wapenexportnota uit 1991 is vastgelegd onder welke voorwaarden Defensie en bedrijven militair materiaal mogen exporteren. De drie belangrijkste daarvan houden in dat niet wordt geleverd aan landen waartegen een internationaal wapenembargo van kracht is, noch aan landen waar een conflictdreiging is (spanningsgebieden) of waar gevaar bestaat dat de wapens worden gebruikt ter onderdrukking van de eigen bevolking (mensenrechtencriterium). Wie militaire goederen wil exporteren, moet daartoe een vergunning aanvragen bij Economische Zaken. Die wordt pas gegeven als Buitenlandse Zaken heeft vastgesteld dat de leverantie niet in strijd is met de criteria uit de Wapenexportnota. Op papier ziet het er erg fraai uit, maar in de praktijk pakt dat wel eens anders uit.
Nederland leverde als een koopman des duivels overtollig legermaterieel aan bijvoorbeeld Griekenland en Turkije en droeg zo bij aan een gevaarlijke wapenwedloop op de zuidflank van de Navo. Dat tussen deze landen, ondanks hun beider Navo-lidmaatschap, wel eens een gewapend conflict zou kunnen uitbreken, betwijfelt niemand meer na het recente incident in de Egeïsche Zee. Leveranties aan Turkije zijn, in verband met de strijd tegen de Koerden, bovendien strijdig met het mensenrechtencriterium. Bij offensieven in Oost-Turkije heeft het land Nederlandse Starfighters ingezet. Ook worden er waarschijnlijk door Eurometaal geleverde M483-granaten gebruikt - erg geschikt om de bergachtige Koerdische gebieden ‘uit te kammen’, omdat ze uiteenspatten in tachtig kleinere granaatjes. Televisiebeelden laten zien dat de houwitsers die nodig zijn om dergelijke granaten af te vuren, met helikopters de bergen in werden gevlogen.
OOK BIJ DE levering van 611 YPR-pantserwagens aan Egypte begin dit jaar interpreteerde Buitenlandse Zaken de Wapenexportnota zeer ruim. Egypte ligt in een spanningsgebied (Soedan) en voert een burgeroorlog tegen islamitische fundamentalisten waarbij de veiligheidstroepen het met de mensenrechten niet bepaald nauw nemen. De Nederlandse YPR’s zijn prima in te zetten bij binnenlandse onlusten; de Nederlandse marechaussee gebruikte ze bij grootschalige krakersrellen. Bovendien meldt Onze Wereld dat Egypte de YPR’s wel eens zou kunnen doorverkopen aan een ander Afrikaans land. Het land is niet alleen overbewapend - Egypte produceert zelf pantserwagens - maar staat ook bekend als belangrijk wapenexporteur binnen Afrika.
En met Egypte is meer aan de hand. Het land ontvangt jaarlijks voor 35 miljoen gulden Nederlandse ontwikkelingshulp. De pantserwagen-deal behelsde 246,6 miljoen - een mooie manier om het geld weer terug te halen, maar de ontwikkelingshulp staat wel voor aap. Een zelfde geval deed zich voor bij de levering van Leopard-tanks, vrachtwagens en anti-tankgeschut aan Botswana eind 1995. Met die levering was minstens evenveel geld gemoeid als de jaarlijkse tien miljoen gulden die Botswana van Nederland aan ontwikkelingshulp ontvangt. Novib-directeur Max van den Berg merkte dat ook in Bangladesh, toen hij daar op werkbezoek was: ‘Een beschamende inconsistentie. Aan de ene kant het land streng toespreken omdat het ontwikkelingsgeld ontvangt, maar aan de andere kant aan de garanties. Uiteindelijk kreeg ik een slordig A4'tje met de acht criteria uit de Wapenexportnota. , Haar voorstel om de criteria aan te scherpen wordt binnen de vaste kamercommissie voor Buitenlandse Zaken breed ondersteund. Sipkes: 'Voor omstreden leveranties zou van tevoren toestemming door achterdeur je wapens proberen te slijten. De mensen die zich in het land bezighouden met armoedebestrijding, voelen zich in de rug aangevallen.’
Dit soort dingen gebeurt ondanks een afspraak uit 1993 tussen kabinet en Kamer dat koopovereenkomsten met ontwikkelingslanden worden voorgelegd aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking. Bij landen met ‘een bovenmatige defensie-inspanning’ dient Defensie terughoudend te zijn als het gaat om het leveren van materieel. Een woordvoerster van Ontwikkelingssamenwerking: ‘Het primaat ligt nog steeds bij Buitenlandse Zaken en Economische Zaken. Onze stem is nu eenmaal niet doorslaggevend.’ Verzet van Pronk tegen de levering van tanks en vrachtwagens aan Botswana werd dan ook terzijde geschoven met het argument dat het materieel was bestemd voor ,vredesdoeleinden’.
HET PARLEMENT kan weinig doen tegen zulke twijfelachtige wapentransacties. De Tweede Kamer kan de uitvoer van militaire apparatuur alleen achteraf controleren en krijgt slechts sporadisch overzichten van wat er is verkocht. Met het argument van economische of strategische belangen houdt de regering bijna alle informatie binnenskamers. En er worden ondemocratische spelletjes gespeeld. Zo vroeg staatssecretaris Frinking van Defensie parlementaire goedkeuring voor de deal met Egypte, iets waartoe hij niet eens verplicht was. Hij verstuurde zijn brief tijdens het zomerreces van 1994, dat werd gevolgd door de coalitieonderhandelingen waaruit het paarse kabinet voortkwam - zijn brief ontging de Kamer dus volledig. En dan zijn de spelregels simpel: omdat niet binnen de gestelde termijn werd gereageerd, was de transactie automatisch parlementair goedgekeurd. Daarmee werd het voor de kamerleden moeilijk om de regering achteraf op de vingers te tikken.
Max van den Berg: ‘Er moet op zijn minst een volwassen debat gevoerd kunnen worden in de Kamer. Dit soort verkopen kun je niet in achterkamertjes beklinken., PvdA-kamerlid Hamid Houda kan zich daarin vinden: 'Ik kan mij voorstellen dat er vooraf overlegd wordt over bepaalde transacties. Dus vanaf een bepaald bedrag en bij een bepaald soort wapens aan bepaalde landen.’
Ook GroenLinks-Tweede Kamerlid Leoni Sipkes wil, liefst nog voor het zomerreces, een uitvoerige discussie over het de wapenexportbeleid. Sipkes: ‘Ik heb Van Mierlo drie keer gevraagd wat voor criteria nu eigenlijk worden gehanteerd bij wapenleveranties. Uiteindelijk kreeg ik een slordig A4'tje met acht criteria uit de Wapenexportnota.’
Haar voorstel om de criteria aan te scherpen wordt binnen de vaste kamercommissie voor Buitenlandse Zaken breed ondersteund. Sipkes: `Voor omstreden leveranties zou van te voren toestemming door de Kamer moeten worden gegeven. Beter nog is jaarlijks te besluiten aan welke landen geen exportvergunningen kunnen worden afgegeven. Wat mij betreft vallen Turkije en Indonesië daar zonder meer onder.‘
HET WAPENEXPORTBELEID van de Nederlandse regering zou binnenkort wel eens zwaar op de proef gesteld kunnen worden. Berichten over een op handen zijnde verkoop van HSA-apparatuur aan de Indonesische marine verontrusten verschillende actiegroepen en parlementariërs al enige tijd. Hamid Houda van de PvdA volgt de zaak met argusogen; Sipkes heeft Van Mierlo reeds vragen gesteld. Zijn antwoorden noemt ze 'vrij onbevredigend’. Op Sipkes vraag: ‘Hoe beoordeelt u de recente uitspraak van de opperbevelhebber van de Indonesische strijdkrachten, generaal Tanjung, dat de vloot deels tot taak heeft “to overcome disturbances from within?” ’ antwoordde Van Mierlo: ‘De in deze vraag geciteerde uitspraak opent geen nieuwe gezichtspunten en behoeft op zich niet ten principale een belemmering te vormen voor een eventuele leverantie. ’ Sipkes moest meer dan een maand op de beantwoording wachten. In de tussentijd bracht de Indonesische minister van Buitenlandse Zaken, Alatas, een bezoek aan Nederland, en vroeg hij Van Mierlo of er ten aanzien van de HSA-leverantie nog problemen te verwachten waren. Van Mierlo antwoordde zijn ambtgenoot ‘niet te verwachten dat - rebus sic stantibus - een aanvraag door HSA van een exportvergunning op bezwaren zou stuiten ’. HSA in Hengelo meldt joviaal: ‘Ja hoor, we gaan zoekradar, vuurgeleidingsradar en command-and-control.computersystemen leveren, ter waarde van zo'n 75 miljoen. En we gaan niet failliet als we de order niet krijgen. De apparatuur is bestemd voor Indonesische patrouilleboten die opereren in de territoriale wateren.’ De opdracht is al getekend, maar nog niet van kracht. Er moeten nog wat zaken geregeld worden, waaronder de precieze financiering. Er ligt dan ook nog geen aanvraag voor een exportvergunning. HSA heeft geen boodschap aan het risico dat de apparatuur wordt ingezet ter onderdrukking van de bevolking: ‘De beoordeling van de politieke situatie is niet aan een individueel bedrijf. Dat doet de overheid en daar leggen wij ons uiteraard bij neer. De Nederlandse staat is een van onze belangrijkste afnemers. Er is een goed Hollands spreekwoord dat zegt dat je nooit de hand moet bijten die je voedt.’