Hoe diverser de buurt, hoe onveiliger en minder thuis de inwoners zich voelen. Dat is grof samengevat de belangrijkste conclusie van het vorige week verschenen wrr-rapport De nieuwe verscheidenheid. Veel ‘multiculti’-critici lazen het document als een bevestiging van hun grote gelijk en verbonden daaraan direct de conclusie dat we in de toekomst minder gastvrij moeten zijn. Zo’n pavlovreactie gaat voorbij aan de nieuwe realiteit die de onderzoekers beschrijven: ‘De diversiteit van de Nederlandse samenleving blijft de komende decennia toenemen, óók als er vanaf vandaag geen enkele immigrant meer bij zou komen.’ De vraag is, kortom, niet óf we een diverse samenleving willen. Daarin leven we al. De vraag is hoe we voorkomen dat zo’n diverse samenleving uiteenvalt.

Lees hier het hele onderzoek: Hoe racistisch is Nederland? De feiten spreken

Die vraag hangt al in de lucht sinds de jaren tachtig, toen duidelijk werd dat migranten uit Turkije, Marokko en ex-koloniën onderdeel zouden blijven van de Nederlandse samenleving. Destijds hadden beleidsmakers vooral oog voor het sociaal-economisch verhaal. De overheid moest gelijke kansen creëren zodat de nieuwkomers hun achterstand op het gebied van onderwijs en welvaart konden inlopen. Van dat streven is weinig terechtgekomen, blijkt uit ons onderzoek dat we deze week publiceren: Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond krijgen nog steeds moeilijker een baan of een huis en voor hun kinderen is de weg naar de universiteit vaak langer en lastiger.

Als we niets doen aan institutioneel racisme zal het volgende WRR-rapport een stuk somberder stemmen

Sinds de jaren negentig is de nadruk in het integratiebeleid verschoven naar de culturele tegenstellingen. Gastarbeiders werden allochtonen en moesten zich aanpassen aan ‘onze’ Leitkultur. Domineerden toen nog de vier ‘traditionele’ migrantengroepen (Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders), vorig jaar waren er migranten uit 223 herkomstlanden, aldus het wrr-rapport. Onze maatschappij is superdivers geworden. En ja, dat kan ten koste gaan van de sociale cohesie, maar vooral als we blijven hangen in het frame van een binnenlandse clash of civilizations. Zo’n culturalistische blik wakkert conflicten aan en verandert niets aan de hoge armoede- en werkloosheidscijfers onder ‘niet-westerse’ Nederlanders. Misschien, zo suggereren ook de wrr-onderzoekers, zouden we weer wat meer aandacht moeten besteden ‘aan het bestrijden van de sociaal-economische achterstand’. Dat betekent niet dat we migranten en Nederlanders van kleur zielig moeten vinden. Juist die ‘helping mode’ is onderdeel van wat hoogleraar Halleh Ghorashi in ons artikel ‘categoraal denken’ noemt, waarbij we enkel oog hebben voor de tekortkomingen van etnische minderheden. Zo blijven talenten en kwaliteiten onopgemerkt. Het betekent wél dat we inzien dat ons land, in tegenstelling tot wat we graag geloven, helemaal geen gelijke kansen biedt voor iedereen.

Dat geldt even goed voor de voormalige gastarbeiders als voor de nieuwe nieuwkomers. Syrische vluchtelingen worden op z’n best gezien als arme drommels en op z’n slechtst als wandelende tijdbommen. Tijdens ons eerdere onderzoek naar discriminatie op de woningmarkt zei een verhuurmakelaar doodleuk dat ‘je natuurlijk geen Polen of Litouwers in je huis wil hebben’. We vinden het prima dat goedkope arbeidskrachten uit Oost-Europa hier badkamers komen verbouwen of voor een hongerloontje zwoegen in distributiecentra, maar fatsoenlijke huisvesting is kennelijk te veel gevraagd. Dus bivakkeren ze op vakantieparken of in ‘Polenhotels’. Als we niets doen aan dit soort institutioneel racisme zal het volgende rapport over diversiteit ongetwijfeld een stuk somberder stemmen. Want, om te eindigen met de woorden van de wrr-onderzoekers: ‘Een oneerlijke behandeling ondermijnt interetnisch vertrouwen, tolerantie en aanpassing, draagt bij aan gevoelens van achterstelling en onveiligheid, leidt tot spanningen tussen groepen, en ondergraaft het gezag van instituties.’


Lees hier het complete onderzoek: