Drie dingen zijn opmerkelijk aan deze onafhankelijk gefinancierde productie in het rai-theater. Ten eerste dat er zoveel mensen naar de première kwamen. De toeloop bewijst dat er in Amsterdam een behoefte aan opera bestaat die door De Nederlandse Opera en de Zaterdag Matinee alleen niet gedekt wordt. Ten tweede dat het een ander publiek is dan je in het Muziektheater of het Concertgebouw aantreft, een publiek dat meer voor het entertainment dan voor het intellectuele discours komt. Als je afgaat op de gesprekken in de pauze, gaan de rai-gangers niet naar dno omdat ze het regietheater daar niet interessant vinden, terwijl in de rai ‘opera’ zo wordt gebracht dat het stuk herkenbaar is en de handeling te volgen. Bovendien wordt er door de producent, Viable Entertainment, grote nadruk gelegd op het bieden van een ‘Nederlandse topbezetting’ in plaats van de internationale zangers bij dno en de Matinee. Ook als je het woord ‘topbezetting’ van de pr-overdrijving ontdoet blijkt de cast in alle rollen op z’n minst heel behoorlijk, en in het geval van Hanneke de Wit (Pamina) zelfs uitzonderlijk goed. Ontoereikend waren alleen de bassen Hubert Claessens (Sarastro) en Frans Kokkelmans (Sprecher).
Het publiek is kennelijk overwegend door de televisie met opera in contact gekomen, en dus lokt impresario Saim Simsek met namen als Johanni van Oostrum, die bekend is uit Una voce particolare. In de Zauberflöte is ze als Erste Dame mee te maken, en ze klaart haar klus uitstekend. Ze heeft grote Spielfreude en daardoor zijn de scènes met de verder excellent bezette drie Dames hoogtepunten van de uitvoering. De invloed van televisie blijkt ook uit het gebruik van filmelementen in de enscenering. Als in een meer dan levensgrote videoclip loopt op de achtergrond non-stop een film, waardoor regisseur Machteld van Bronkhorst zich veel decorstukken bespaart en toch sfeervolle beelden kan creëren. Jammer genoeg worden die beeld-werelden in het verdere verloop niet consequent benut, en veel ziet er willekeurig uit. Maar het uitgangspunt, video-esthetiek met opera combineren, is te prijzen. Het zou (voor de toekomst) ook te prijzen zijn als de regisseur het libretto wat nauwkeuriger zou lezen, en ettelijke ongerijmdheden van haar enscenering zou corrigeren, zeker als ze zegt voor een ‘getrouwe weergave van het origineel’ te hebben gekozen.
De derde opmerkelijke ervaring van dit Zauberflöte-bezoek is hoe verrassend goed de akoestiek van het rai-theater is. Zangers en orkest zijn zonder moeite te horen. Ze worden geleid door dirigent Jan Stulen, die het orkest vakkundig langs alle wankele plekken stuurt, zonder overigens echt iets te berde te brengen over Mozarts geheimzinnige grootsheid, die juist de Zauberflöte zo sterk tekent. Desalniettemin is net als bij de bezetting ook bij het orkest sprake van een zeer behoorlijke prestatie. Voor een productie die geheel zonder overheidssubsidie tot stand komt en alleen uit het enthousiasme van producent Saim Simsek is ontsproten, is dat respectabel.
In januari volgt Verdi’s Otello en in maart La Rondine van Puccini. Aardig om te zien hoe de opera-scene in Amsterdam door deze interessante aanwinst zal veranderen. Misschien wil meneer Simsek zich met deze producties presenteren als nieuwe intendant voor dno?
W.A. Mozart, Die Zauberflöte, Rai Amsterdam, 1, 3 en 10 december. www.operas.nl