
Rond Internationale Vrouwendag regent het verontrustende statistieken over de positie van vrouwen. Het is een jaarlijks ritueel dat nauwelijks nieuws bevat en weinig teweegbrengt. Maar daarmee zijn de cijfers nog niet te negeren.
In het bijzonder verdient het onderzoek van het Europees Agentschap voor Grondrechten naar seksueel en fysiek geweld in 28 EU-lidstaten aandacht. Gemiddeld krijgt 33 procent van de Europese vrouwen sinds haar vijftiende hiermee één of meer keren te maken. Zet drie willekeurige vrouwen op een rij en één daarvan heeft een slechte ervaring die gerelateerd is aan de lichamelijke huls waarin zij sinds de geboorte huist.
In het Europees onderzoek is seksueel en fysiek geweld breed opgevat: van intimiderende opmerkingen op straat, grijpen in de kont in een café, aanranding en verkrachting tot levensbedreigend fysiek geweld. Bij het hele rijtje gaat het om vormen van seksisme, maar er is wel een groot verschil in ernst en impact.
De onderzoekers hebben een kans laten liggen om de glijdende schaal van intimidatie naar aanranding naar levensbedreigend geweld nauwkeurig te meten. Heel belangrijk om verkrachting en bruut fysiek geweld in de kiem te smoren. Dat Nederland samen met de Scandinavische landen het hoogst scoort binnen Europa – zo’n 45 procent zegt slachtoffer te zijn van geweld – betekent dan ook niet dat vrouwen hier slechter af zijn dan in macholanden. Deze hoge score geeft wel aan dat hoe meer (wettelijke) seksegelijkheid er in een land is, hoe meer de neiging bestaat om seksuele uitingen van mannen als ongewenst te bestempelen en daar eventueel aangifte van te doen. In Nederland is bijvoorbeeld verkrachting binnen het huwelijk sinds 1991 in de strafwet opgenomen. In Zweden moet er toestemming voor seks gevraagd worden, anders heet het dwang. In deze landen worden de grenzen van de lichamelijke soevereiniteit assertiever bewaakt.
De conclusie uit de cijfers is dat in alle landen winst te behalen is in een mentaliteitsverandering bij beide seksen. Dat klinkt sleets, we horen het in Nederland al decennia. In de jaren zeventig droegen pubermeisjes felgekleurde buttons met ‘Als een meisje nee zegt bedoelt ze nee’. Een suffe tekst misschien, maar het raakt nog altijd de kern. Dat geldt voor de alledaagse omgang: de buurman die zich opdringt, een stalkende ‘vriend’, een intimiderende baas op de werkvloer, een dronken jongen die in een disco zijn handen niet thuis kan houden, en zeker ook: huiselijk geweld van de partner of andere familieleden. Het laatste is een van de opmerkelijke inzichten uit het onderzoek: vrouwen lopen meer risico binnenshuis dan op straat. Juist dit stuit nog altijd op een ongeschreven sociale acceptatie van kracht- en machtsverschillen, ook in Nederland waar een kleine minderheid van de mannen vindt dat een klap tegen een onwillige vrouw best moet kunnen.
Een halve eeuw na de Dolle Mina’s laten de statistieken zien dat het met de emancipatie niet hard opschiet. Het zou daarom interessant zijn om onderzoek te doen naar de daders. Hoe denken mannen, gemeten per land en naar klasse en religie, over hun seksuele gedrag? Hoe vaak worden zij als ze hun zin niet krijgen verbaal voor lul gezet? Horen ze het eigenlijk wel vaak genoeg: nee is nee?