Al sinds 1963 probeert Turkije lid te worden van de Europese Unie. Maar keer op keer wordt het land afgewezen. De afgelopen twee decennia heeft de Europese Unie negentien nieuwe leden toegelaten, waaronder het merendeel der Oost-Europese landen, Slovenië en drie staten uit de voormalige Sovjet-Unie. Zelfs de grootste politieke en economische achterblijvers, zoals Roemenië en Bulgarije, zullen naar verwachting in 2007 hun lidmaatschap verkrijgen.
De Europeanen hadden al die tijd redenen om Turkije te weren. Zo ligt slechts vijf procent van het Turkse grondgebied in Europa, het overige gedeelte bevindt zich in Klein-Azië. Bovendien bedraagt het Turkse inkomen per hoofd slechts twintig procent van het Europese gemiddelde en ligt het inflatiecijfer rond de zeventig procent. Het Europese inflatiecijfer is twee à drie procent.
Maar het meest genoemde motief voor afwijzing was het feit dat de kemalistische staat, die als bolwerk tegen de politieke islam werd opgericht, ondemocratisch is. Het kemalistische Turkije verbood het dragen van moslimsluiers op scholen en door ambtenaren. Het legde beperkingen op aan religieuze gebruiken en kende het leger een formele rol in de regering toe. Op deze manier werd de weg geëffend naar de opheffing van islamitische partijen en het neerslaan van de opstanden in Koerdische gebieden langs de Turkse grens met Iran, Irak en Syrië. Evenmin deinsde de regering ervoor terug om gevangen genomen rebellen te martelen of zonder proces op te sluiten. Legerofficieren werden zorgvuldig gescreend op religieus enthousiasme en uit hun functie gezet zodra er bewijs werd gevonden van islamitische sentimenten of ongewenst bezoek aan moskeeën.
De Turken wilden echter nooit geloven dat hun ondemocratische regering de werkelijke reden was voor uitsluiting uit de EU. In 1997 beschuldigde voormalig premier Mesut Yilmaz de Duitse bondskanselier Helmut Kohl ervan Turkije als moslimstaat uit het christelijke bolwerk Europa te weren.
Een decennium geleden stelde de Europese Unie haar «Kopenhaagse criteria» op. Volgens deze criteria had aspirant-kandidaat Turkije geen kans omdat het land op het gebied van democratie, mensenrechten, rechtspraak, religie en inzake Cyprus fouten maakte. Niemand was dan ook bezorgd toen Turkije in 1995 zijn eerste islamitische regering kreeg. Evenmin maakte men zich zorgen toen de regering onder druk van het leger een deel van haar macht moest prijsgeven. De Turken kregen zelfs meer handelsprivileges om de bittere pil van een leven buiten Europa wat te vergulden. Rond 1999, toen het officieel de status kandidaat kreeg, was Turkije begonnen te schipperen tussen kemalisme en islamisme. Die impasse leek voor de buitenwereld gunstig. Turkije kon immers niet tot de Europese Unie toetreden zonder te voldoen aan de Kopenhaagse criteria. En geen Turkse regering kon voldoen aan de Kopenhaagse criteria zonder sociaal en politiek verval te riskeren.
Maar de tijden zijn inmiddels veranderd. Joschka Fischer, de Duitse minister van Buitenlandse Zaken, pleit voor het Turkse lidmaatschap. Hij gaat ervan uit dat globalisering tot jihad zal leiden als er geen gematigde alternatieven worden geboden. Ook Jacques Chirac en Tony Blair zien Turkije graag als EU-lid.

Er zijn niettemin nog steeds argumenten tegen een eventueel lidmaatschap van Turkije.
Ten eerste demografie. Bevolkingsproblemen vormen een belangrijke reden om Turkije uit de EU te blijven weren. Sinds de invoering van de gastarbeiderswetten in de vroege jaren zestig telt Duitsland enkele miljoenen inzittenden van Turkse afkomst. Deze nieuwkomers bleken uiterst honkvast en integreerden maar mondjesmaat. In Turkije wonen 69 miljoen mensen. Het groeipercentage van de bevolking gaat gelijk op met dat van ontwikkelingslanden. Mocht Turkije lid worden van de EU, dan zal het land tegen die tijd aanzienlijk groter zijn dan welk Europees land ook. Dit zou kunnen resulteren in een instroom van tientallen miljoenen Turken in een Europa dat reeds met werkloosheid te kampen heeft. Hoewel het bruto binnenlands product per hoofd van de Turkse bevolking een stijgende lijn vertoont, ligt het nog steeds onder de 3400 dollar. De Turkse toetreding zal daarom met de nodige kosten gepaard gaan.
Ten tweede geografie. Sinds 11 september 2001 vormt veiligheid het belangrijkste Europese thema. Toelating van Turkije tot de Europese club zou ervoor zorgen dat Iran, Irak en Syrië plotseling buren van Europa worden. De bomaanslagen in Istanboel door al-Qaeda in november vorig jaar hadden een ontnuchterende invloed op de Europeanen, die er wellicht voor zullen terugdeinzen om deel uit te maken van een politieke unie die grenzen met probleemlanden kent.
Zo verliest Israël met de dag aan populariteit in Turkije. Nadat de Israëlische veiligheidsdienst de oprichter en leider van Hamas sjeik Yassin had geëlimineerd, trok Turkije zijn ambassadeur uit Tel Aviv terug voor beraad en beschuldigde premier Erdogan Israël van «staats terrorisme». Toen iemand opmerkte dat dergelijke hardvochtige taal nogal ongebruikelijk was voor Turkije was Erdogans commentaar: «Onze houding is in lijn met die van de EU.»
De Koerdische roep om onafhankelijkheid zou na toetreding van Turkije voor Europa eveneens een binnenlandse kwestie kunnen worden.
Een gerelateerd probleem is dat de toelating van Turkije tot de EU zou betekenen dat er geen redenen meer zijn om geen Afrikaanse en Aziatische landen toe te laten. Op die manier zou de EU tot een wereldrijk uitgroeien of tot een handelsblok verworden.
Onder druk van de internationale gemeenschap probeert Turkije weliswaar een oplossing te vinden voor de soevereiniteit van Turks Koerdistan en tegelijkertijd de hand te reiken naar Iraaks Koerdistan. Maar Ankara ziet het olierijke Kirkoek, waarover het in de jaren twintig van de vorige eeuw de soevereiniteit verloor, nog steeds als een Turkse of Turkmeense stad. Om problemen te voorkomen riepen de Irakezen in 2003 de Verenigde Staten op om beleefd nee te zeggen tegen het Turkse aanbod om vijftienduizend troepen naar de regio te zenden.

Ten derde religie. Hoewel Turkije de afgelopen tachtig jaar een wereldlijke staat was, is het nooit een seculaire maatschappij geweest. Turkije is nog steeds een soennitisch islamitisch land met oriëntalistische tradities en gebruiken. Het land vormde immers het centrum van het Ottomaanse Rijk en het islamitische kalifaat. Historisch gezien is Turkije alleen maar in Europa geïnteresseerd geweest wegens de mogelijkheden tot expansie. Het afgelopen decennium stond zelfs in het teken van een groeiende interesse van de midden klasse voor het religieuze leven en verdieping van de devotie.
Veertien maanden na 11 september kwam in Turkije de AK-partij aan de macht. De partij wordt aangevoerd door Recep Tayyip Erdogan, de onkreukbare en efficiënte ex-burgemeester van Istanboel. AK is een acroniem voor Justitie en Ontwikkeling, maar ook het Turkse woord voor «wit» of «schoon». De naam doet een «schone» regering vermoeden die geleid wordt door vrome moslims. Erdogan is inderdaad een godsdienstig man. Maar meer dan een religieuze politicus is hij een getalenteerde coalitiebouwer die bovendien goede banden heeft met het Turkse bedrijfsleven. Zijn partij wordt wel eens vergeleken met de Christen Democratische Unie (CDU/CSU) in het Duitsland van weleer, toen de kerken nog een religieuze macht vormden in het Duitse openbare leven. Ook Erdogan probeert een democratisch instrument te vinden waarmee hij de islam in het openbare Turkse leven kan integreren. De Turkse islam is in veel opzichten inderdaad gematigd. Pas in de jaren tachtig maakte de Turkse president Turgut Özal de hajj, zijn pelgrimstocht naar Mekka. Volgens een denktank in Istanboel is slechts één van de vijf Turkse moslims voor een radicale vorm van de sharia, de islamitische rechtspraak. Zelfs de meest extreem conservatieve politici hebben er geen bezwaar tegen om vrouwelijke buitenlandse correspondenten de hand te schudden. Hoewel de soennitische islam het officiële geloof is van de nationale religieuze autoriteiten, wordt de Turkse islam ook gekenmerkt door alevi-stromingen uit het Centraal-Aziatische sjamanisme en door de zogenaamde fethullahci. Deze moderne vormen van de islam, met hun nadruk op onderwijs en burgerschap, vinden hun weg in de doelstelling van de AK-partij om niet te streven naar «een islamitische staat, maar naar een door moslims geleide staat». Of, zoals Erdogan het zegt: «Tijdens het uitoefenen van mijn functie ben ik een democraat, maar thuis ben ik moslim.»
De AK-partij probeert de Turkse man in de straat zo te geven wat hij wil. Wat die man in de straat wil, is meer religie in het openbare leven.

Het paramilitaire bewind dat Kemal Atatürk in de jaren twintig van de vorige eeuw in het zadel hielp, heeft in Turkije voor veel verwarring gezorgd. Volgens artikel 159 van de Turkse strafwet is het een misdaad de regering, de ministers, het leger of de politie te bekritiseren. Dezelfde macht waarmee imams werden onderdrukt, werd ook aangewend om communisten, journalisten en Koerden de mond te snoeren. Veel Turken geloven nu dat het leven veel vrijer en moderner kan worden als de islam juist meer ruimte krijgt. Om deze reden wonnen de islamisten tien jaar geleden de gemeenteverkiezingen en werd Erdogan tot burgemeester van Istanboel gekozen.
Toen de Welvaartspartij van Necmettin Erbakan in 1994 de nationale regering overnam, ging hij direct in de vijfde versnelling door een islamitisch buitenlands beleid te voeren. Hij bracht staatsbezoeken aan Libië en Iran, voerde opnieuw de koran in op openbare scholen en verbood alcoholgebruik in openbare ruimten. Erdogan op zijn beurt weet dat hij zijn land moet klaarstomen voor de EU, maar is zich tegelijkertijd bewust van zijn verplichtingen jegens de Turken. Dit jaar had hij zich bijvoorbeeld voorgenomen om de positie van de openbare imam-hatip-scholen te verbeteren, waar onderwijs wordt gegeven op basis van de koran en Arabische beginselen. Al snel trok hij zijn wetsvoorstel in, maar hij beloofde tegelijkertijd om het te zijner tijd opnieuw in te dienen. Ooit vertelde Erdogan een journalist dat hij democratie met een tram vergeleek: «Je rijdt erin totdat je je bestemming bereikt, en vervolgens stap je uit.»
Volgens een enquête door de European Values Survey, die onlangs in de Frankfurter Allgemeine Zeitung werd gepubliceerd, bestaan er nog steeds fundamentele verschillen tussen de basiswaarden van Europa en Turkije. Voorlopig heeft Turkije dan ook meer gemeen met de Verenigde Staten – een kapitalistische democratie waar religie nauw is verweven met het leven van de hogere middenklasse – dan met de Europese Unie.