
‘De mens is een menigte van werkelijke en mogelijke personen’, aldus de Tsjechische schrijver en Nobelprijswinnaar Karel Čapek. De uitspraak vormt het fundament waarop de programmering van Dichters in de Prinsentuin dit jaar rust. Volgens Čapek is de mens ‘een bonte schaar, die (…) een gezamenlijke weg gaat’. Iemand kan ‘tegelijkertijd hypochonder, held en degene met de ellebogen zijn’. Maar, stelt Čapek, ‘altijd [heeft] een van hen de leiding en die gaat dan een eind voorop. (…) zolang hij die Ik is, heeft hij de heerschappij over de menigte’.
Geïnspireerd op deze uitspraak onderzoekt Dichters in de Prinsentuin waarom mensen neigen naar het bekende, en of het mogelijk is om hiervan af te wijken. De vraag die je hierbij kunt stellen is: welk ‘Ik’ floreert tijdens deze voortdurende wisseling van kortdurende dictaturen? En is de langstzittende machthebber degene die met de stroom meezwemt?
Dichters in de Prinsentuin zou plaatsvinden in aanwezigheid van schrijver en politicoloog Munganyende Hélène Christelle. Zij zou reflecteren op het thema vanuit het perspectief van code switching. Deze theorie vertoont parallellen met Čapeks mensopvatting, maar richt de blik hoofdzakelijk op sociale processen in relatie tot identiteit. Het richt zich op het ‘Ik’, maar laat – in tegenstelling tot Čapek hierboven – persoonlijke neurosen, moed of ledematen, achterwege. Code switching is een complex sociolinguïstisch fenomeen en heeft vooral te maken met de keuze om afhankelijk van de situatie te schakelen tussen taalgebruik of gedrag; op de aspecten van je sociale identiteit die je naar voren laat treden.
Munganyende legt het uit met een persoonlijk voorbeeld: ‘Acht jaar van mijn leven ben ik opgegroeid in Eindhoven en daar heb ik mijn zachte “g” aan overgehouden, maar wanneer ik ergens anders ben, dan treedt dat zachte accent onopgemerkt naar de achtergrond. Dat is code switching: je past jezelf, bewust of onbewust, aan anderen aan. Je gewoonten, je taal, je gebruiken. Je kiest die zorgvuldig om ervoor te zorgen dat de omgeving waarin je je bevindt je accepteert. Het is een soort kameleongedrag, en vooral een overlevingsstrategie.’
Code switchen is dus functioneel, maar het heeft ook duistere kanten. ‘Als je veel moet code switchen, draaien je hersenen overuren: je past je continu aan aan de wisselende sociaal-maatschappelijke normen.’ Munganyende heeft het hierbij niet zozeer over het relatief eenvoudige schakelen tussen formeel en informeel taalgebruik, maar over het tijdelijk afwijken van je van jongs af aan gevormde karakter. Deze handeling is volgens haar met name intensief wanneer je behoort tot een gemarginaliseerde groep met andere taal- en gedragsnormen. ‘Als een bepaalde manier van spreken en handelen in het grootste gedeelte van de samenleving gangbaar is, kom je vaak in een positie waar van je wordt verlangd om je aan te passen. Als je bijvoorbeeld bent opgegroeid in een van oorsprong niet-westers huishouden en je omgeving vraagt je om je continu te conformeren aan westerse ideeën over wat beschaafd spreken, denken en doen is, dan kan dat een bijkomende emotionele last met zich meebrengen.’
Munganyende vervolgt: ‘Dat code switching wordt gebruikt als overlevingsstrategie laat zien dat er een verschil wordt gemaakt tussen mensen; dat de culturele bagage gerangschikt wordt. Dat een bepaald accent of de gebruiken die horen bij een bepaalde culturele achtergrond, regio of sociaal-economische klasse als minder waardevol gekenmerkt kunnen worden. En dat weer ander jargon of gedrag leidt tot de perceptie dat je meer capabel bent, terwijl dat lang niet altijd zo hoeft te zijn.’
Een belangrijke nuance is dat van mensen die tot de dominante groep behoren niet wordt verwacht om te code switchen zodra zij een groep betreden waarin andere mores gangbaar zijn. Als minister-president Rutte zijn wekelijkse les geeft op een vmbo-school in de Schilderswijk van Den Haag, wordt van hem niet verlangd te zeggen dat een goede grap fatoe is. Hij zal er misschien respect van zijn leerlingen mee oogsten óf lacherig worden aangekeken, maar het zal zijn positie als minister-president niet ondermijnen als hij verder vasthoudt aan zijn degelijk-bestuurlijke spreektrant met bijbehorende tongval.
Mensen die niet op code switchen hoeven te vertrouwen om geaccepteerd te worden, hebben vaak ook niet door dat het iets is waar mensen uit gemarginaliseerde groepen continu rekening mee moeten houden. Deze focus leidt voor deze mensen tot een ‘dubbel bewustzijn’, zegt Munganyende, waarmee ze de woorden aanhaalt van de Amerikaanse socioloog, schrijver en burgerrechtenactivist W.E.B. Du Bois, geschreven in zijn auto-etnografische werk The Souls of Black Folk uit 1897. Dit dubbele bewustzijn beschrijft Du Bois als het ‘merkwaardige gevoel’ dat ‘je jezelf altijd bekijkt door de ogen van anderen’ en jezelf waardeert op basis van hoe anderen je definiëren. Hoewel hij doelde op de zwarte bevolking in de Verenigde Staten aan het eind van de negentiende eeuw, gaat Du Bois’ theorie volgens Munganyende vandaag de dag nog steeds op voor mensen die tot gemarginaliseerde groepen in een samenleving behoren.
‘Ik wil dat mensen leren kijken naar de wereld in gelaagde realiteiten’, zegt Munganyende, ‘op een manier waarbij jij jouw eigen vertrekpunt en realiteit niet voor norm aanneemt.’ En in het verlengde daarvan: dat de maatschappij niet alleen voorziet in de behoeften van degenen die zich voegen naar de dominante ideeën over hoe je moet leven, of je gedragen. ‘Waar dit toe moet leiden is een maatschappij waarin mensen die op verschillende kruispunten van identiteiten en realiteiten leven, een gelijkwaardige kans krijgen om hun leven op een zelfgekozen en waardevolle manier in te vullen. Ik weet dat dat heel abstract en breed is omschreven, maar dat doe ik omdat dit voor iedereen anders is. Het kan voor de een betekenen: gelijkwaardige kansen op de arbeidsmarkt. Voor weer een ander: gelijkwaardige representatie in de media. Maar ook: dat jouw kleur foundation te koop is bij Kruidvat.’
In De Groene Amsterdammer van 11 juni publiceerde Warda El-Kaddouri een profiel van de Amerikaanse dichter en essayist Audre Lorde. Zij beschrijft dat Lorde zich als ‘intersectioneel feminist avant la lettre’ altijd introduceerde als ‘zwart, lesbisch, moeder, strijder en dichter’. Zij weigerde om gereduceerd te worden tot één label, maar ook Lorde was een doorgewinterd code switcher. Gedurende haar hele leven ervoer ze dat ze binnen de intieme groepen waar ze deel van uitmaakte aspecten van haar identiteit moest verbloemen om op erkenning te rekenen. Haar hele leven streefde ze naar een werkelijkheid waarin al haar identiteiten voor vol werden gezien. Munganyende: ‘Lorde wilde zich in haar volledige mens-zijn presenteren om aan te geven dat dit haar volledige realiteit was; niet zozeer om zichzelf te definiëren als een opsomming van labels. Ze wilde dat al die aspecten van haar identiteit samen konden bestaan en probeerde dat op deze manier te normaliseren; zo bood ze tegengas aan het fenomeen dat zwarte mensen – professionals, kunstenaars en schrijvers – vaker eendimensionaal worden bekeken, namelijk in de eerste plaats als zwart.’
Vanuit het perspectief van code switching beschouwd klinkt het logisch dat mensen neigen naar dat wat bekend voor ze is; dat het ‘Ik’ dat het voortouw neemt bij mensen vaak in overeenstemming is met de dominante norm, omdat dit een grotere kans op succes in de samenleving geeft. Maar Munganyende benadrukt dat deze ‘weg van de minste weerstand’ juist extra veel energie kost voor mensen die van huis uit andere taal- en gedragscodes hebben meegekregen. Is het dan mogelijk om van die dominante norm af te wijken en toch geaccepteerd te worden? Het voorbeeld van Audre Lorde laat zien dat dit moeilijk is, maar Munganyende denkt dat bijvoorbeeld het werk van Lorde hier een belangrijke aanzet toe heeft gegeven, ook omdat ze zich altijd introduceerde vanuit de volledigheid van haar menselijkheid. Maar ook het werk van groepen zoals Black Lives Matter is onmisbaar. Munganyende: ‘Door het visualiseren van een gelijkwaardige toekomst helpen zij de norm te verschuiven.’
De ultieme oplossing is volgens Munganyende niet zozeer dat een nieuwe norm ontstaat door het veranderen of samensmelten van culturen, maar door het veranderen van de norm van wat geldt als waardevol. ‘Ik denk dat we ons er vooral bewust van moeten worden dat personen en samenlevingen complex en gelaagd zijn. Mensen trekken met elkaar op en delen ervaringen, en zo ontstaan subculturen. Mensen beleven daar plezier aan en dat is ook goed. Het gaat er niet om dat die realiteiten niet naast elkaar kunnen bestaan, het gaat er vooral om dat we af moeten van het idee dat de ene realiteit superieur is aan een andere.’