Monument in Willemstad ter herinnering aan de grote slavenopstand onder leiding van Tula op 17 augustus 1795 © ANP/ Robin Utrecht

Door de aanvrager van het debat, PVV-coryfee Martin Bosma, uitgebreid met meer algemene kritiek op ‘de slavernij-industrie’ en het ‘leugenpaleis’ waarin het toekomstige Slavernijmuseum door zijn eenzijdige opzet zou ontaarden. Het pièce de résistance van zijn betoog was een tirade tegen eerherstel voor slaafgemaakten die in opstand zijn gekomen, iets wat bepleit wordt door het kabinet en een meerderheid in het parlement.

Zo iemand als de Curaçaose opstandelingenleider Tula dus. Dat Tula geen held mocht worden genoemd illustreerde Bosma door uitgebreid, minutenlang en tot in de gruwelijkste details te vertellen over de mishandeling en dood van schoolmeester Gerrit Sabel tijdens de slavenopstand van 1795. De arme man werd ontkleed, geslagen, opgehangen, een oor en zijn geslachtsdelen werden afgehakt en in zijn mond gepropt, urenlang achter een paard voortgesleept. Waarom? ‘Hij is blank, hij hoort bij de groep’, verklaarde een van de daders terwijl ze met hem bezig waren. Bosma herhaalde die woorden nog maar eens, voor extra nadruk, en met een veelbetekenende blik naar de lege Kamer. Alvorens de vraag te stellen: ‘Wat denkt de overheid te doen aan het lerarentekort als de overheid standbeelden gaat bouwen voor racistische moordenaars van onderwijzers?’

Minister van Onderwijs Robert Dijkgraaf gaf wijselijk geen antwoord. Maar het filmpje met Bosma’s toespraak wordt via alternatieve media als GeenStijl en Blackbox aanbevolen en is op YouTube al zo’n honderdduizend keer bekeken. Het wordt daar bejubeld als de waarheid of ten minste als ‘de andere kant’ van het slavernijverleden.

Zijn informatie haalde Bosma naar eigen zeggen uit het werk van ‘professor Goslinga’. Steeds weer noemt hij nadrukkelijk de universitaire titel van die bron, om te benadrukken dat hij zich op heuse wetenschap baseert. Cornelis Goslinga (1910-2000) was leraar geschiedenis op Curaçao, promoveerde in Nijmegen en bekleedde leerstoelen in de Verenigde Staten. Maar naast zijn wetenschappelijke werk had hij ook literaire ambities. Hij schreef een roman en publiceerde korte verhalen, soms gebaseerd op historische gebeurtenissen maar voorzien van extra kleur en gedramatiseerd. Misschien had het meteen al argwaan mogen wekken dat het PVV-Kamerlid wist te citeren uit een dialoog op een afgelegen plantage in 1795 die heus niet is genotuleerd. Wat hij voordroeg blijkt dan ook een passage uit een verhaal dat in 1991 in het literaire tijdschrift Maatstaf verscheen. Fictie dus, ook al heeft Gerrit Sabel wel degelijk bestaan en was hij een van de twee blanken die tijdens de opstand zijn vermoord.

Wanneer Bosma de literaire auteur Cornelis Goslinga werkelijk recht had willen doen, zou hij ook aan de Handelingen hebben toevertrouwd hoe Tula daarop in diens verhaal regeerde: ‘Toen hij hoorde wat er met de schoolmeester had plaatsgevonden kende zijn woede geen grenzen.’ En hij zou vermeld hebben hoe het met de dertig mannen en vrouwen afliep die voor hun aandeel in de opstand veroordeeld werden: handen afgehakt, lichamen geradbraakt tot de botten braken, opgehangen, gezichten met flambouwen verbrand, schedels met een moker verbrijzeld en ja, ook de oren, de neus en de geslachtsdelen moesten eraan geloven. Daar had Goslinga zijn fantasie niet voor nodig, de martelingen staan ook in het bewaard gebleven vonnis van de Nederlandse rechter opgesomd.

En ten slotte had Bosma natuurlijk het academische werk van zijn professor kunnen raadplegen. In het ruim tweeduizend pagina’s tellende The Dutch in the Caribbean and Surinam komt Tula uiteraard ook aan de orde en dan komt de geleerde welhaast woorden tekort om hem te prijzen. Tula is wijs, dapper, heroïsch, moedig, creatief, visionair et cetera. Ook van Goslinga had hij een standbeeld mogen krijgen, als het er niet al stond, sinds 1997, op Curaçao.

De strapatsen van Martin Bosma maken duidelijk waar politieke retoriek omslaat in het debiteren van regelrechte onwaarheden. En dat nepnieuws wel degelijk bestaat en onweersproken kan worden uitgevent in het parlement. Maar je zou de man die, ten onrechte, wel wordt gezien als de intellectueel van zijn fractie ook dankbaar kunnen zijn voor de waarschuwing die hij onbedoeld heeft afgegeven.

Misbruik van historische gebeurtenissen is zo oud als de geschiedschrijving zelf, eerder regel dan uitzondering. Nederland is nog maar amper bekomen van nationale mythes als de eensgezinde opstand tegen de Spaanse overheerser (toch eerder een burgeroorlog waarin een fanatieke minderheid haar godsdienst probeerde op te leggen met de hulp van buitenlandse huurlingen onder leiding van een Duitse vorst die liefst Frans sprak). Het is nog steeds wennen aan kanttekeningen bij de Gouden Eeuw (waar het slavernijverleden nu eenmaal bij hoort en waarin lang niet iedereen een rijke koopman was). En nee, niet alle Nederlanders zaten tijdens de Tweede Wereldoorlog in het verzet. Heel wat helden zijn nu eenmaal net mensen, soms zit er zelfs onmiskenbaar een steekje aan los.

Dat er verlate eer betoond wordt aan hen die in opstand kwamen tegen de slavernij is niet meer dan terecht. Richt rustig standbeelden op voor Boni, Baron, Joli Coeur en Tula om te vieren dat ze een juiste beslissing namen. Maar wees niet al te scheutig met de fantasie en doe niet net of ze heiligen waren. Dat zou ze onbedoeld kwetsbaar maken. Want natuurlijk vielen er bij de overval op een plantage onschuldige doden, werd er gemarteld en waarschijnlijk ook verkracht. Dat hoeft niet weggepoetst of verdoezeld te worden. Leugens bestrijd je niet met leugens maar met feiten. Dat is iets wat ze binnen de PVV nog niet maar in het toekomstige Slavernijmuseum hopelijk wel begrijpen.