
In de volle najaarszon ligt het oude Philips-fabrieksterrein Strijp-S er glorieus bij. De strak witte gevels van de Hoge Rug, een aaneengesloten rij identieke gebouwen uit de jaren twintig, weerkaatst het zonlicht. Aan de houten picknicktafels op het terras van Café Allee wordt bourgondisch geluncht. Binnen is de inrichting strak en licht, volgens de laatste trends van het Dutch design. In de hoek van het café staan designtafels, vazen, klerenhangers en stoelen van bordkarton, producten van het Eindhovense ontwerpbureau Yksi.
Na een rijke geschiedenis als productiefaciliteit voor radio’s, tv’s en de glasbollen van de gloeilampen biedt Strijp-S sinds kort onderdak aan hippe bedrijven, cafés, designwinkels en de bewoners van tientallen loftwoningen. Centraal staan de gebouwen Anton en Gerard, naar de broers die Philips oprichtten en groot maakten, waar ook Café Allee is te vinden. Hier werden radio’s en tv’s geassembleerd, beeldbuizen gefabriceerd en glaspeertjes geblazen.
‘Tien jaar geleden zijn we begonnen met het opknappen van de oude Philips-gebouwen.’ Wethouder Monique List zit samen met Joep Brouwers van Brainport Development aan een tafel in haar werkkamer in het stadhuis. Allebei met een iPad opengeklapt naast een koffiekopje. Ze vertellen graag over de transformatie die de stad heeft doorgemaakt in de 21ste eeuw. ‘Sinds Operatie Centurion was Strijp-S een gapend gat in de stad’, vertelt List, verwijzend naar de grootscheepse reorganisatie van Philips in 1991, die 45.000 medewerkers de kop kostte, en het einde betekende van de dominante aanwezigheid van het elektronicabedrijf in Eindhoven.
‘De verboden stad’, zo werd Strijp-S genoemd. Met grote hekken werd het afgeschermd van de buitenwereld, uit angst voor spionage, diefstal van bedrijfsgeheimen. Want behalve een belangrijk productiecentrum was Strijp-S ook de thuisbasis van het wereldberoemde Philips Natuurkundig Laboratorium, beter bekend als het NatLab. Wetenschappers uit de hele wereld werkten in deze kweektuin zonder grenzen. In alle vrijheid en met budgetten zonder beperking deden ze fundamenteel onderzoek. Een concreet doel hoefde er niet te zijn. Innovaties, zo redeneerde men binnen Philips, ontstaan daar waar je ze niet direct zoekt. Groten der aarde als Albert Einstein kwamen langs. Onder leiding van natuurkundige Gilles Holst en later vakgenoot Hendrik Casimir groeide het laboratorium uit tot een onderzoeksinstituut van wereldformaat. Op het hoogtepunt in de jaren zeventig telde het tweeduizend medewerkers. In 1963 verhuisde het naar een geheel eigen campusterrein, in de wijk Waalre.
In oktober werd het heropend als centrum van kunst en cultuur. In de ruimtes waar enkele van de grootste natuurkundigen en wiskundigen van de twintigste eeuw rondliepen, kun je nu terecht voor arthousefilms, muziek, exposities, koffie en nog veel meer. Voorzieningen die twintig jaar geleden moeilijk te vinden waren in de stad.
‘Toen ik hier opgroeide, was Eindhoven een saaie stad. Er gebeurde nooit iets. Maar nu overweeg ik om terug te verhuizen naar de stad. Je voelt dat het bruist.’ Guus Frericks, 41, zakenman en ondernemer, zit strak in het pak in een kantoorruimte van Ernst Young. Hij kijkt uit over een kale doorgaande weg aan de rand van het centrum. Aan de overkant begint de campus van de TU Eindhoven. De zoon van Philips-ouders reisde meer dan tien jaar de wereld rond voor het elektronicabedrijf. Op z’n 25ste gaf hij al leiding aan een afdeling met 85 mensen. ‘Ik studeerde in Nijmegen en wilde na mijn scriptie gaan reizen. Maar Philips belde dat ze voorstellen uit mijn scriptie wilden implementeren en ik kreeg een baan aangeboden. Twee jaar later wilde ik alsnog met de rugzak op pad, maar toen ik kreeg ik die managersfunctie aangeboden en daar kon ik geen nee tegen zeggen.’
‘Je moet begrijpen dat Philips voor Eindhovenaren geen bedrijf was, geen werkgever, maar een familie.’ Henri de Groot, opgegroeid in Brabant maar nu hoogleraar ruimtelijke economie aan de Vrije Universiteit, herkent het gevoel. ‘Het Philipsdorp, dat werd gebouwd voor de werknemers, is in Eindhoven een begrip. psv speelt niet tegen Ajax, Philips speelt tegen Ajax. Mensen gingen naar de apotheek van Philips, er waren sportverenigingen, scholen, bibliotheken, winkels, Eindhoven wás Philips.’ En, vertelt hij, eigenlijk is dat toeval. ‘Het lag misschien wel meer voor de hand dat oprichter Gerard Philips de fabriek in Breda had gevestigd. Maar Eindhoven was armer en daarom waren de arbeidskrachten goedkoper.’ Het gemiddelde weekloon aan het einde van de negentiende eeuw, zo valt te lezen in het boek Het wonder van Eindhoven van journalist Arno Kantelberg, dat eerder dit jaar verscheen, was 1,60 euro. Het landelijk gemiddelde was aanzienlijk hoger: 2,70 euro. En dat was geen toeval. Eindhoven was in die tijd een donkere uithoek, die verstoken was van de economische en culturele bloei die bijvoorbeeld Amsterdam doormaakte. Kantelberg schrijft over die tijd: ‘In de Rechtestraat staan de statige herenhuizen van de patriciërs, maar daar omheen staan nog, net als in de omliggende dorpen Strijp, Stratum en Woensel, kleine uit hout en leem opgetrokken hutjes. (…) De gemiddelde levensverwachting ligt er niet hoger dan veertig.’
Afgaande op dat gemiddelde zou Guus Frericks in de stad van toen zijn beste tijd wel hebben gehad. Nu zit hij met zijn iPhone 5 voor zich in het kantoor van Ernst Young. Bij Philips maakte hij een bliksemcarrière, vertelt hij, mede door de opkomst van de mobiele telefonie. Bij Philips Semiconductors, de bedrijfstak die voorzag in hoogwaardige technologische onderdelen voor de halfgeleiderindustrie, kwam een bestelling van Nokia binnen, herinnert hij zich. ‘Wij hadden net een power amplifier ontwikkeld, die zij wilden gebruiken voor hun nieuwste model, de Nokia 3310. Wij waren ongeveer het enige bedrijf ter wereld dat precies dat onderdeel maakte.’ De deal werd gesloten en geheel onverwacht bleek de telefoon een wereldwijd verkoopsucces. ‘Die baksteen, die iedereen wel heeft gehad en die onverwoestbaar was’, omschrijft Frericks het toestel. Verkoopcijfers explodeerden niet alleen bij Nokia maar ook bij Philips Semiconductors. ‘Het was een bizarre tijd. Nokia was daarna jarenlang marktleider. En het is net zo bizar dat ze nu bijna geen rol meer spelen. Een paar foute keuzes en je bent alles wat je hebt opgebouwd weer kwijt. Zo snel gaat het in deze industrie.’

Op een bedrijventerrein in Veldhoven, op een steenworp afstand van de stadsgrens van Eindhoven, loopt Niclas Mika door de brede gangen van de cleanroom van asml. Net als iedereen in het laboratorium is hij van top tot teen gehuld in een mintgroene stofjas. Een mondkapje hangt onder zijn kin. ‘Dat hebben we hier op de gang niet nodig’, legt Mika uit. De bescherming is niet voor zijn eigen veiligheid, maar voor die van de chipmachines die hier worden geproduceerd. ‘Als er een stofje op een lens komt, wordt dat duizenden keren uitvergroot en dan komen er misvormde chips uit.’ Hij stopt voor het raam van een van de tientallen testruimtes. Achter het glas staat een beest van een machine, met de naam nxt:1970Ci, de nieuwste telg uit de asml-stal. ‘Deze week wordt hij getest en als het goed is, vliegt hij volgende week vanaf Schiphol naar Azië of de Verenigde Staten. De regio’s met de meeste chipfabrikanten en daarom vanzelfsprekend de grootste afzetmarkten van de Nederlandse fabrikant.’
Het apparaat is zo’n 35 miljoen euro waard. Chips worden steeds kleiner en krachtiger; de beroemde supercomputer Cray 1 had in 1976 de afmetingen van een flink schoollokaal. ‘Nu heeft de chip in dit apparaat dezelfde denkkracht’, vertelt Mika trots terwijl hij zijn smartphone toont.
Van de constante halveringen in omvang die volgens de beroemde Moore’s Law elke 18 maanden in de technologiesector plaatsvinden, leeft asml. Consumenten willen kleinere en krachtiger apparaten, chipfabrikanten gaan in die verwachting mee en daarom zijn alle ogen gericht op de fabrikanten van de machines die de chips produceren. Daar moet de innovatie vandaan komen. ‘Niet Samsung bepaalt hoe groot smartphones zijn, niet Intel bepaalt hoe groot computers zijn, asml bepaalt dat’, aldus Egbert-Jan Sol, directeur High-Tech Systems bij tno en hoogleraar aan de Radboud Universiteit. ‘Het zou eigenlijk logisch zijn als op iedere telefoon van Samsung en op iedere computer met een processor van Intel ook de naam van asml zou staan.’
asml is een van de belangrijkste paradepaardjes van de Brainportregio Eindhoven. Het bedrijf begon in 1985 als joint venture tussen Philips en asmi in een houten noodgebouw op het NatLab-terrein. Chief Technology Officer Martin van den Brink, ook wel de Nederlandse Steve Jobs genoemd, was erbij vanaf de eerste spannende weken, maanden, jaren. ‘Hij heeft dezelfde genialiteit als Jobs’, vertelt Ron van Baden, als fnv-bestuurder in de regio nauw betrokken bij het bedrijf. ‘En hij heeft ook dezelfde harde rechtlijnigheid als de oprichter van Apple.’ Aan de hand van Van den Brink en directeur Willem Maris maakte asml aanvankelijk moeizame jaren door. Eerst als afdeling binnen Philips en daarna ook als zelfstandig bedrijf. ‘Pas in 1989 werd er voor het eerst winst gemaakt’, weet Joep Brouwers, adjunct-directeur van de Eindhovense ontwikkelingsorganisatie Brainport Development. Philips wilde het bedrijf sluiten. Nu heeft het een omzet van vijf miljard euro en is het een van de economische motoren van de regio.’
Het was een dubbeltje op z’n kant, zoals dat eigenlijk in de jaren negentig voor heel de regio gold. ‘Kijk naar Detroit’, zegt Harry Lintsen. ‘Die stad heeft lange tijd gefloreerd en is nu failliet. Dat had Eindhoven ook kunnen overkomen. De stad heeft aan de rand van de afgrond gestaan.’ Lintsen vervulde verschillende wetenschappelijke en bestuursfuncties aan de TU/e en redigeerde als hoogleraar techniekgeschiedenis een zesdelig boekwerk over de industriële geschiedenis van Nederland. Inmiddels is hij met emeritaat, maar over het wel en wee van zijn regio praat hij nog altijd graag. ‘Is in Detroit de auto-industrie aan zijn lot overgelaten en is er onvoldoende naar samenwerkingen gezocht? In de regio Eindhoven is men juist heel zorgvuldig te werk gegaan.’
De problemen aan het begin van de jaren negentig beperkten zich niet tot Philips. Autofabrikant daf, de andere economische reus in de lokale economie, ging failliet en dat leidde niet alleen tot vijfduizend ontslagen, een heel economisch systeem stortte in, legt Lintsen uit: ‘De regio had een duale economie, met twee economische netwerken. Het katholieke netwerk waar daf deel van uitmaakte, dat oorspronkelijk is ontstaan uit de textiel-, leer- en sigarenindustrie. En het Philips-netwerk. Binnen het ecosysteem van die netwerken werd opgeleid, aan sport gedaan, huisvesting georganiseerd, Philips had zelfs een eigen politie. In de laatste decennia van de vorige eeuw brokkelden die netwerken beide geleidelijk af. Operatie Centurion betekende het einde van het Philips-netwerk en het faillissement van daf was het einde van het katholieke netwerk.’
‘Ik kan het me nog heel goed herinneren’, zegt Guus Frericks. ‘Een klasgenootje van me had een bijbaantje als postbode en moest soms drie ontslagbrieven in één brievenbus doen. Moet je voorstellen wat dat betekende voor die gezinnen. Het was geen vrolijke tijd in de stad.’
Het was dan ook met grote trots dat het gemeentebestuur in september van dit jaar de 220.000ste inwoner van de stad verwelkomde. ‘Een Indiase kenniswerker met zijn gezin’, weet wethouder List. Ondanks de moeilijke jaren wist de stad zijn positie te behouden en groeide uit tot de vijfde stad van het land. Om het rijke industriële verleden van de stad te benadrukken, werd dit jaar het Philips Museum geopend. In een van haar laatste optredens als staatshoofd opende koning Beatrix in april de deuren van het pand aan de Emmasingel, in het hart van de stad. De locatie, een pittoresk fabrieksgebouw uit de negentiende eeuw waar ooit de eerste Philips-gloeilamp werd gemaakt, stond jarenlang leeg. Net als de rest van het Philips-erfgoed in de straat – de Witte Dame, waar vijftig jaar lang gloeilampen werden geproduceerd, de Lichttoren, waar de lampen werden getest, en de Bruine Heer, het voormalige hoofdkantoor van het elektronicabedrijf. Nu zijn hier gevestigd een luxe hotel, allerhande kantoren voor veelal de creatieve sector en de toonaangevende Design Academy Eindhoven.
De renovatie van de vele Philips-panden kostte de gemeente vele miljoenen, maar de investeringen werpen hun vruchten af. ‘Prachtig om te zien’, vindt wethouder List het. Zelf werkte ze eind jaren tachtig op de personeelsafdeling van Philips. Centurion maakte ze net niet mee. Sinds kort wordt Strijp-R ontwikkeld, de wijk waar ontwerper Piet Hein Eek enkele jaren geleden neerstreek met zijn werkplaats, winkel en café-restaurant. Het Drents Dorp, in de jaren dertig gebouwd voor Philips-werknemers uit Drenthe, wordt opgeknapt en een kleinschalige nieuwbouwwijk met riante vrijstaande bungalows is al verrezen.
Er ligt nog een flink stuk grond braak, en een aantal oude fabrieksgebouwen heeft zich nog niet ontworsteld aan het verleden. Shapeways, een bedrijf dat in 2007 begon als spin-off van Philips en nu zeer succesvol is in 3D-printen, heeft het terrein op het oog. ‘Ze zitten nu op bedrijventerrein De Hurk, maar willen uitbreiden en dan graag in de buurt van de designactiviteiten in de stad’, vertelt List.

Daarmee benoemt ze meteen de tweede pijler van de revival: Eindhoven is nu een internationaal erkende designstad. Dat blijkt uit de Dutch Design Week, eind oktober weer gehouden, en natuurlijk de Design Academy Eindhoven. In maart 2005 riep het toonaangevende Engelse designmagazine Icon de Design Academy Eindhoven uit tot een van de meest invloedrijke spelers in de internationale designwereld. Na onder andere Ikea en de stad Milaan eindigde het op de vijfde plaats. ‘After a few years in the doldrums, the Dutch design scene is back as a major force – and Design Academy Eindhoven is the crucible of it all. Since Li Edelkoort took over as chairwoman in 1999, it has eclipsed the Royal College of Art in London as the school turning out the hottest young prospects’, schreef het tijdschrift.
De opleiding is gevestigd in de Witte Dame, het oude fabrieksgebouw in het hart van de stad. Twintig jaar geleden wilde Philips het gebouw slopen. Maar na felle protesten van de bevolking weigerde de gemeente een sloopvergunning af te geven. ‘We hadden al een groot leeg stuk in de stad en als de Witte Dame gesloopt zou worden, zou dat te veel worden’, zo citeert journalist Arno Kantelberg oud-burgemeester Rein Welschen in Het wonder van Eindhoven. Het was een cruciale stap in de wederopstanding van de stad, nadien werd besloten een flink aantal andere Philips-gebouwen te renoveren en te herbestemmen als broedplaatsen voor de creatieve industrie.
Kan één persoon doorslaggevend zijn in het lot van een stad? Veel Eindhovenaren denken van wel. ‘Toen iedereen de regio al had opgegeven, heeft Welschen het verschil gemaakt’, meent bijvoorbeeld Henri de Groot. In bijna ieder gesprek over het succes van Eindhoven komt de naam van de onlangs overleden oud-burgemeester naar voren. Een daadkrachtige visionair, met hart voor zijn stad, die kansen zag waar niemand ze voor mogelijk hield. De duale economie die de regio kende, moest worden vervangen door een netwerkeconomie van tientallen, honderden spelers die samen een nieuw economisch ecosysteem creëerden. Hij was de initiator van een intensieve samenwerking tussen gemeente, onderwijsinstellingen en bedrijfsleven. Dit alles volgens het concept van de triple helix, een wiskundig model waarbij drie helices in een spiraal rondom dezelfde as omhoog bewegen, dat begin jaren negentig is gebruikt als symbool van een vernieuwend model voor regionale ontwikkeling.
Het Amerikaans-Nederlandse onderzoeksduo Henry Etzkowitz en Loet Leidesdorff toonde aan hoe een industriële economie met behulp van deze ‘triadische samenwerking’ kan worden omgevormd tot een succesvolle kenniseconomie. ‘Vanuit deze gedachte heeft Welschen heel bewust en met veel gevoel bruggen geslagen tussen de partijen’, weet Harry Lintsen. ‘Japan en Korea kwamen op in de auto-industrie, Philips had de ene na de andere mislukking achter de rug. Wat moest je nog in Eindhoven? Welschen heeft samen met Henk de Wilt van de TU/e en Theo Hurks van de Kamer van Koophandel een soort samenzweringen opgezet, ze hebben een grote buffer voor investeringen aangetrokken en TNO Industries naar Eindhoven gehaald. Van daaruit is verder gebouwd.’ De Groot vult aan: ‘Welschen heeft goed aangevoeld waar de kracht van de regio ligt, wat het dna van Eindhoven is. Wat moet je wel doen en wat vooral ook niet? Op een heel subtiele manier is hij erin geslaagd om een gevoel van uniciteit en eigenwaarde te creëren. Dat heeft hij een extra impuls gegeven door een gemeenschappelijke vijand te creëren: de Randstad.’ Het was altijd wij tegen zij.
Niclas Mika heeft zijn blauwe stofjas ingeruild voor een spijkerbroek en trui en staat voor een raam op de zestiende verdieping van de ‘grote toren’ op de campus van asml. Een paar minuten eerder reageerde de woordvoerder fel op de vraag of de chipfabrikant wel eens overweegt om net als Philips het hoofdkantoor te verplaatsen naar Amsterdam. ‘Kijk nou naar buiten!’ Onder hem ligt de uitgestrekte campus, met vier kantoorvleugels, twee honderden meters lange clean rooms. ‘Hier gebeurt alles. Wat moeten wij in Amsterdam?’ Een vrachtwagen draait het campusterrein op, op weg naar het magazijn van de clean room. Mika: ‘Die komt waarschijnlijk iets afleveren van een van onze leveranciers hier in de regio. Wij laten de onderdelen van onze machines maken door andere bedrijven, die laten onderdelen van die onderdelen soms ook weer maken door suppliers.’ Zo maakt asml deel uit van een ecosysteem waarin iedereen elkaar nodig heeft. Precies zoals Welschen, De Wilt en Hurks het voor ogen hadden. In het boek De grenzeloze regio uit 2007 schrijven Edgar van Leest, Jean-Paul Kroese en Ton Rutjens: ‘Niet alleen is concurrentie tussen individuele bedrijven van belang (bijvoorbeeld Siemens versus Philips), het gaat steeds meer ook om de samenhang binnen gehele bedrijfsketens. De beschikbaarheid van voorzieningen en kennis vormt een gezamenlijk belang. Bepalend voor Brainport is het samenspel tussen producenten, industriële toeleveranciers en productontwerpers onderling, en de verbinding met de zakelijke dienstverleners en kapitaalverstrekkers. Ook is het aanbod van kennis en talent vanuit onderzoeks- en onderwijsinstellingen belangrijk.’
Binnen het ecosysteem van de Brainportregio Eindhoven zijn er grote spelers als asml, fei en nxp. fei, ontwikkelaar van elektronenmicroscopen, is het product van een fusie tussen Philips Elektronenoptica en het Amerikaanse fei en nxp is de verzelfstandigde vorm van het voormalige Philips Semiconductors. Zij verwerken de producten van leveranciers zoals VDL Enabling Technologies Group, hofleverancier van onder andere asml. In totaal betaalde asml in 2012 3,2 miljard euro aan zijn ruim vierduizend leveranciers, waarvan er zevenhonderd ‘productgerelateerd’ zijn. Bedrijven dus die onderdelen of diensten leveren die van direct belang zijn bij de productie van de machines. Van dat bedrag werd 1,5 miljard uitgegeven aan diensten en producten van Nederlandse leveranciers. En zo is ook een samenspel ontstaan tussen de bedrijven en de TU/e. asml investeerde de afgelopen jaren 1,7 miljoen euro in gezamenlijke onderzoeksprojecten met de universiteit, een aantal wetenschappers van het bedrijf werkt in deeltijd bij de TU/e, en ook aan de UvA en de Universiteit Twente. ‘De bedrijven en de opleidingen in de regio zijn inmiddels zo op elkaar afgestemd dat er een heel specialistisch ecosysteem is ontstaan’, legt Joep Brouwers van Brainport Development uit. ‘Niemand bij asml die er dan ook over piekert om de productie of de ontwikkeling naar het buitenland te verhuizen.’
Terwijl PHILIPS en ook andere high-tech bedrijven nog regelmatig afdelingen naar Azië verplaaten, blijft asml vooralsnog dus gebonden aan de regio. Voorwaarde is dan wel dat asml Moore’s Law, over de voordurende halvering van de chipsomvang, kan blijven bijbenen. De wet zorgt niet alleen voor een sterke groei, maar vormt ook een bedreiging voor het bedrijf en zelfs de hele regio. Als de chipmachinefabrikant het vereiste tempo van ontwikkelen niet haalt en dus wegvalt, zal de rest van het economische netwerk de klap moeten opvangen. Is die daar sterk genoeg voor? Volgens het Planbureau voor de Leefomgeving valt dat te betwijfelen. In de publicatie De internationale concurrentiepositie van de topsectoren uit 2011 constateert het nationale onderzoeksinstituut dat er nog wel het een en ander valt aan te merken op de Brainportregio. Hoewel Eindhoven in 2011 door het Intelligent Community Forum werd uitgeroepen tot de slimste stad ter wereld en door het Amerikaanse zakenblad Forbes tot een van de regio’s die kan uitgroeien tot het nieuwe Silicon Valley, en ondanks het feit dat de regio door het rijk is benoemd tot een van de drie pijlers van de landelijke economie wijst het pbl op de lage positie van de regio op de Europese ranglijsten. ‘De hightechindustrie neemt zowel bij het aantrekken van buitenlandse bedrijven als voor exportkracht een positie in net buiten de top-vijftien. Met andere woorden, er zijn ongeveer vijftien regio’s in Europa die meer hightechproducten exporteren en meer buitenlandse bedrijven aantrekken.’ Op basis van vergelijkend onderzoek met de andere Europese regio’s concludeert het pbl dat dit het gevolg is van het gebrek aan agglomeratiekracht (massa, dichtheid), de slechte bereikbaarheid door de lucht en de gebrekkige aanwezigheid van financiële diensten. Henri de Groot kan zich ten dele vinden in de kritiek: ‘Het is helemaal geen gekke vraag aan asml of ze overwegen om naar Amsterdam te gaan. Daar sta je via Schiphol direct in contact met je zakenpartners over de hele wereld. Een extra treinreis naar Eindhoven kan een obstakel vormen.’
‘Het heeft inderdaad geen zin om Eindhoven te vergelijken met München of Parijs, de topregio’s in Europa’, vindt Egbert-Jan Sol van tno. ‘Zoals het ook geen zin heeft om te proberen te concurreren met de auto-industrie in Duitsland of de vliegtuigindustrie in Frankrijk. Daar ontbreek hier inderdaad de massa voor.’ Maar, zo benadrukt hij, dat hoeft geen probleem te zijn: ‘Door ons hoge opleidingsniveau en het gebrek aan hiërarchie is Nederland heel goed in het ontwikkelen van complexe producten, die ze nergens anders kunnen maken.’ Zoals de chipmachines van asml of de power amplifiers die Philips Semicondutors begin van de eeuw leverde aan Nokia.
‘De regio is niet heel groot. Maar de hoeveelheid kennis en talent die je hier vindt, dat is uniek’, vindt ook Guus Frericks, de voormalige manager bij Philips Semiconductors. Voor Philips en nxp reisde hij de wereld rond, maar sinds kort is hij helemaal terug in Eindhoven. ‘Schiphol is voor mij om de hoek, vanaf Eindhoven Airport ben ik in een uur in Londen en als ik in Antwerpen op de trein naar Parijs stap, ben ik ’s avonds op tijd terug om de kinderen naar bed te brengen. Waar hebben we het over?’
In zijn kantoor bij Ernst Young is op een grote breedbeeldmonitor een wereldkaart te zien, met verspreid over de continenten tientallen rode stippen. Het zijn de locaties van de startups die zich hebben aangemeld voor zijn Startupbootcamp HighTechXL. In samenwerking met een aantal grote bedrijven en zakenpartners zoekt hij wereldwijd naar de meest veelbelovende startups in de hightechsector, haalt ze een half jaar naar Eindhoven en begeleidt ze bij het marktklaar maken van een product en het creëren van een succesvol businessplan. ‘Techneuten hebben de neiging om te lang door te gaan met ontwikkelen. Het zijn perfectionisten. Maar ze vergeten na te denken over de vraag vanuit de markt.’ Frericks helpt de startups bij het maken van de juiste keuzes. ‘Als ze het goed doen, hebben ze na drie maanden een businessplan dat het waard is om in te investeren.’ Dutch Expansion Capital, het investeringsbedrijf van Frericks en zijn partners, is in dat geval bereid flink in de buidel te tasten. ‘Veel startups richten zich op websites en apps. Dat is relatief snel te ontwikkelen en kost niet zoveel geld. Wij zoeken startups die zich echt op hightechproducten richten. Daar is veel meer tijd en geld voor nodig. We zijn bereid om een half tot 2,5 miljoen te investeren.’ Hij werkt toe naar de laatste selectieronde, die uiteindelijk tien kandidaten zal opleveren. Zij vestigen zich een halfjaar op de HichTechCampus, het pronkstuk van de Brainportregio. Het terrein waar het NatLab in 1963 neerstreek, werd de afgelopen jaren ontwikkeld tot campusterrein voor hightechbedrijven. Meer dan negentig op één vierkante kilometer, werknemers van tientallen verschillende nationaliteiten, samen goed voor vijftig procent van de patenten die in Nederland worden aangevraagd.
Met zijn initiatief speelt Frericks in op het gebrek aan durfkapitaal in de regio. Een probleem dat ook wordt geconstateerd door Joep Brouwers van Brainport Development. ‘We zijn vorig jaar naar New York geweest om daar contacten te leggen met potentiële investeerders.’ En door Egbert-Jan Sol. ‘In deze branche moet je hoge investeringen doen met een hoog risico, zoals dat gebeurde in het NatLab. Maar vind maar eens een investeerder die dat aandurft. Dat zit niet in de cultuur van Nederland en zeker niet in die van Brabant.’
Frericks is dan ook een wereldburger en dat geldt ook voor zijn zakenpartners. Hij zette overal ter wereld vestigingen en afdelingen op en ziet naast risico’s vooral ook kansen. ‘Deze regio heeft zoveel potentie. Nu gaat het om het aantrekken van internationaal talent en ondernemerschap.’ Maar, weet hij, het kan ook verkeerd aflopen: ‘De ontwikkelingen gaan zo snel. Kijk nou naar asml. Je moet zo hard rennen om de ontwikkelingen bij te benen. Naar het casino gaan en bij de roulettetafel alles op rood zetten. Iedere dag weer alles of niets. In de periode dat ik bij Philips Semiconductors werkte en wij groot werden door het succes van Nokia smeekte Samsung ons om hetzelfde onderdeel dat we aan Nokia leverden. Maar Samsung was een kleine speler op de markt van mobiele telefoons, dus we zeiden nee. Nu zijn ze met Apple de grootste en is Nokia van het speelveld verdwenen.’ De Finse regio waar Nokia groot werd, zonk mee, weg in het moeras. Of dat Eindhoven ook kan gebeuren? Harry Lintsen denkt dat er een spannende tijd aanbreekt: ‘De grote bedrijven in de regio zijn nog altijd spin-offs van Philips. Nu is het de vraag of er ook nieuwe grote bedrijven kunnen worden aangetrokken of dat kleine bedrijven van nu groot kunnen worden gemaakt.’
Mede mogelijk gemaakt door het Fonds voor Bijzondere Journalistieke projecten, fondsbjp.nl