Het zevenhonderd pagina’s dikke epos over vriendschap en misbruik heeft me deze herfst zo hulpeloos aan het huilen gekregen dat het, zo vrees ik nu, moeilijk moet zijn geweest om onmiddellijk een afgewogen oordeel te vellen. (Misschien zouden we boeken sowieso eens wat langer op ons moeten laten inwerken voordat we ze bespreken in de krant.)
Dat overvloedige sentiment, de perverse opeenstapeling van misère die Yanagihara zich permitteert diskwalificeerde de roman voor veel lezers en critici al bij voorbaat. Toch belandde hij op allerlei shortlists en best of-lijsten. Zo ook op deze. Yanagihara’s tweede roman mag gemankeerd zijn, en manipulatief, maar ik heb dit jaar over geen enkel boek zo veel gepraat en nagedacht als over A Little Life.
En dan gaat het me niet eens zozeer om het verhaal. De hoge dosering grafische details en pathetiek is maar één aspect van het totaal ongebruikelijke procedé dat Yanagihara koos om dat verhaal te vertellen. Verwacht in dit boek geen treffende tijdsbeelden, zoals we die in zoveel andere ‘geëngageerde’, realistische romans aantreffen. Het verhaal van Jude St. Francis en zijn vrienden is een sprookje. Soms dromerig, soms gruwelijk. Er komen haast geen vrouwen in voor. Evenmin als jaartallen of typische tijdsmarkeerders. A Little Life schept een nieuw soort werkelijkheid, nét naast de bestaande. Het boek doet daarmee – niet opzichtig – wat de interessantste romans doen: het vergroot je besef van wat een roman kan en mag.
Er waren dit jaar overigens meer boeken die dat deden. Jenny Offils onlangs vertaalde Dept. of Speculation, bijvoorbeeld, waarin korte, krachtige fragmenten de gaten en verbindingen van een huwelijk onthullen. In zijn spaarzaamheid is het een tegenpool van Yanagihara’s pil, maar beide boeken wekken een stijl en taal tot leven waaruit de liefde (want daarover gaan ze allebei) naar voren komt als iets wat je niet eerder als zodanig had herkend.