Jacobus Vrel, Vrouw die uit een raam leunt, 1654. Paneel, 67 x 47 cm © Wenen, Kunsthistorisches Museum, Gemäldegalerie

Er bestaat een tiental schilderijen gemaakt door ene Jacobus Vrel, die het interieur van gewone Nederlandse huizen tonen. Vrel was tussen 1640 en 1660 actief, meestal in het oosten van het land, verder is er vrijwel niets over hem bekend. Omdat zijn signatuur, JV, lijkt op die van Johannes Vermeer zijn sommige van die schilderijtjes wel aan Vermeer toegeschreven geweest. In het Mauritshuis hangen ze eigenlijk voor het eerst op eigen doft bijeen. Het is gezien de Vermeer-drukte dezer dagen leuk om dat kleine oeuvretje te vergelijken met dat van de grote geheimzinnige Delftenaar. Er is overeenkomst, maar Vrel heeft een heel ander idee over de ruimtes die hij schept, en hoe die met de kijker en andere ruimtes communiceren.

Vrel toont ruimtes in ruimtes, kamers in een huis met stevige muren en hoge ramen, niet bijzonder grote ruimtes, maar wel met diepte. Het voorhuis heeft een grote schouw; er staan wat meubels, maar niet veel, er liggen kussens in de bedstee, er hangt een koperen beddenpan en nog zo wat, maar verder geen toestanden, geen blinkend vaatwerk, geen schilderijen aan de muur, geen goudleer, geen ebbenhouten linnenkast. De muren zijn netjes gewit. Een kind zit in een stoeltje bij de bedstee en staart naar buiten. Er slingert geen vuilnis rond, de kat slaapt op de houten stoof. De vensters staan meestal parallel aan het beeldvlak, niet haaks erop, zoals bij Vermeer, dus er zit vaak iets achter het glas: een oude dame kijkt door het binnenraam naar de achterkamer, waar het spookachtige gezichtje van een jongetje terugkijkt.

Het is qua structuur verre van perfect; de grote schoorsteenmantel staat soms vreemd scheef in de ruimte, de verhoudingen zijn niet altijd even begrijpelijk, de menselijke figuren schematisch en anoniem. Alle vrouwen hebben een wit kapje op en buigen zich van je af, ze kammen het haar van een meisje, of ze turen in een la.

Veel lijkt hetzelfde als bij Vermeer of De Hooch, toch is het karakter heel anders. Bij Vermeer schrijft iemand een brief of speelt piano, er zindert iets van een anekdote in de stilte; bij Vrel niet. Je kunt natuurlijk een onderliggende moraal vermoeden, iets over properheid of ouderliefde, maar daar gaat het hem duidelijk niet om, het is alsof voor hem het weergeven van een netjes gewitte muur in een kamer met een of twee zwijgende figuurtjes al meer dan genoeg was.

Nou en, zult u zeggen, dat ken ik al van De Hooch en de rest, maar dat kwam niet zomaar uit de lucht vallen. Bij Vrel besef je hoe merkwaardig het toch is dat ergens in die zeventiende eeuw zo’n schilder het interessant begon te vinden om een vrijwel lege kamer af te beelden, met een paar figuurtjes, een witte muur en een tegelvloer, en hoezeer dat idee van ruimte in onze cultuur heeft doorgewerkt.

Vrel, voorloper van Vermeer. Mauritshuis, Den Haag, t/m 28 mei