Naast de Weense Rudolf-tentoonstelling wierpen ook De wereld binnen handbereik: Nederlandse kunst- en rariteitenverzamelingen 1585-1735 (Amsterdam 1992) en The Arcimboldo Effect: Transformations of the face from the Sixteenth to the Twentieth Century (Venetië 1987) licht op de bizarre smaak van die periode. The Arcimboldo Effect gaf tevens de continuïteit aan van zulke fenomenen tot in onze tijd.
Giuseppe Arcimboldo was de hofschilder die Rudolf van zijn vader had geërfd, maar hij is in Praag maar met een paar van zijn bekende portretschilderijen van fruit, vis of bloemen vertegenwoordigd. Uitputtender komen de andere hofschilders aan bod: Josef Heintz, Hans von Aachen en Bartholomeus Spranger. Spranger was een van de vele Nederlandse kunstenaars aan het hof en specialiseerde zich, net als Aachen, in sensuele mythologieschilderingen en allegorieën met een duizelingwekkend hoog abstractieniveau.
De tentoonstellingsmakers komen er in hun begeleidende teksten ook niet uit. Voor een kuis, overwegend katholiek hof als het keizerlijke lag de nadruk wel heel erg op liederlijke mythen, zinnelijk genot, wulpse lichamen in sierlijke curven. Aachen gebruikte zijn eigen conterfeitsel voor zijn mannenfiguren; Spranger mobiliseerde voor zijn verheerlijkingen van Rudolfs keizerschap steevast een stoet prettig ogende dames. Zo'n combinatie van vaak perverse erotiek (mooie zelfmoordenaressen als Lucretia en Cleopatra, met respectievelijk een dolk tussen de borsten en een adder aan de tepel, waren een geliefd thema) met een onbegrijpelijk ver doorgevoerd intellectualisme, doet vermoeden waarom de smaak van een handjevol mannen rond een extreem in zichzelf gekeerd vorst zich de laatste jaren mag koesteren in de warme belangstelling van geleerden en publiek.
Een tweede reden ligt ongetwijfeld in het hoge New-Age-gehalte van Rudolfs wetenschappelijke vorsingen. Hoewel de Engelse geleer de John Dee met zijn heilsprofetieën voor een kwakzalver werd aangezien, kregen alchimisten, sterrenwichelaars en natuurfilosofen ruim baan van de keizer om hun wetenschappelijke experimenten uit te voeren. De tentoonstelling doet ampel verslag van hun bevindingen en ziet ook nog kans om de zestiende-eeuwse wereldbeschouwing uit de doeken te doen. Want al strookte hun wetenschapsopvatting in de verste verten niet met de onze, de geleerden die Rudolf om zich heen verzamelde, konden de wereld verklaren op een completere manier dan de louter natuurwetenschappelijke waartoe wij veroordeeld zijn.
Op het eerste gezicht wekt het bevreemding om schilderijen en ontwerpen voor toneelkostuums te zien hangen tussen de klokken en meetinstrumenten. Maar Arcimboldo’s allegorische verbeeldingen van de jaargetijden, de elementen en het planten- en dierenrijk brengen evenzogoed de kosmos in kaart als de nauwkeurige heelalberekeningen van Tycho Brahe en Johannes Kepler. Driehonderd jaar later betreuren wij met weemoed de verloren gegane eenheid tussen kunst en wetenschap, en met schaamte die tussen intellectualisme en sensualiteit.