
‘Ik ben vóór universele, goede gezondheidszorg en onderwijs, vóór sociale kredietverlening en landhervorming en ook vóór het recht voor allen om te kunnen delen in de rijkdom van onze samenleving. Dat gaat voor mij via de Renda de Cidadania, het burgerinkomen.’
Eduardo Suplicy (1941) praat langzaam, soms zelfs tergend langzaam. Maar zijn pleidooi voor een burger- of basisinkomen is glashelder. Op initiatief van de Braziliaanse ex-senator is dit idee zelfs al in een wet vastgelegd, al is het nog wachten op de uitvoering.
Het Braziliaanse basisinkomen zou voldoende moeten zijn om sober van te leven. Daarvoor zou een specifiek deel van de belastingen – onvoorwaardelijk – moeten worden uitgekeerd aan de bevolking: jong en oud, rijk en arm. Wie rijk is of veel verdient betaalt meer belasting. Iedereen deelt in de nationale rijkdom en niemand wordt uitgesloten. Een land kan ook een percentage van de winst uit olie- en gasvoorraden in een permanent fonds steken, waaruit de bevolking maandelijks of jaarlijks, per persoon, een bedrag wordt uitgekeerd, zoals al sinds de jaren tachtig in Texas gebeurt.
Eduardo Suplicy ontmoette een van de belangrijkste pleitbezorgers van het basisinkomen, de Belgische hoogleraar Philippe van Parijs, in de jaren negentig. ‘Natuurlijk dacht ook ik onmiddellijk: hoe wil je dat betalen’, vertelt hij. ‘En waarom voor de rijken? Moeten we ons niet eerst op de armen concentreren?’
Hij werd echter al snel overtuigd. ‘Het systeem is zoveel eenvoudiger. Je gooit alle bureaucratische rompslomp en controlemechanismen overboord, want iederéén krijgt geld, onafhankelijk van hoeveel je daarnaast verdient op de witte of de zwarte markt (een groot deel van de Braziliaanse economie is informeel). Niemand hoeft zich bovendien nog te schamen om geld te krijgen, want iederéén krijgt het. En omdat het bedrag niet wordt gekort op het moment dat je weer gaat werken, demotiveert het basisinkomen ook niet.’
Eduardo Matarazzo Suplicy heet na 24 jaar discussiëren in het Braziliaanse parlement ‘mister basisinkomen’. Hij hoopt nog vóór zijn 74ste verjaardag in juni een cadeau van president Dilma Rousseff te krijgen: een werkcommissie die de uitvoerbaarheid van het universele basisinkomen gaat toetsen.
In de Braziliaanse grondwet is het recht op eigendom gegarandeerd, houdt hij critici voor die menen dat je moet werken voor je geld. ‘Je mag toch ook banken, bedrijven, winkels, hotels hebben en winst maken met rente en huur? We hebben drie eeuwen van slavernij achter de rug, waarin miljoenen Afrikanen zijn overgebracht naar Brazilië. Dat heeft voor een enorme kapitaalvermeerdering in het land gezorgd. Er is olie voor de kust van Brazilië aangetroffen – zoals Lula het zegt: “God is Braziliaan.” Die rijkdom moet eindelijk verdeeld worden.’
Tot zijn spijt is Suplicy senator-af. Bij de laatste verkiezingen in oktober werd hij niet meer herkozen. Als de vertegenwoordiger van de arbeiderspartij PT haalde hij nog wel een derde van de stemmen in de provincie São Paulo binnen. Op zijn plek zit nu de sociaal-democratische José Serra, die succes had met beloften als meer blauw op straat en verlaging van de meerderjarigheidsgrens in het strafrecht.
Bij zijn afscheid zong Suplicy de beroemde woorden van Bob Dylan: ‘The answer, my friend, is blowing in the wind.’ Zoals hij vaker een muzikaal element inbracht. In 2007 citeerde hij een rap van de Racionais om armoede en onveiligheid in de buitenwijken van São Paulo aan te kaarten: ‘Pá, pá, pá’, knalde hij de imaginaire kogels door de lucht. De senatoren, onder wie Suplicy de geïsoleerde positie van goedaardige hofnar innam, konden er wel om lachen.
Nog steeds is hij bevriend met de rappers van de Racionais, Mano Brown en Emicida, en zet hij zich in voor minderheden. De PT-burgemeester Fernando Haddad heeft Suplicy dan ook na zijn vertrek uit de Senaat gevraagd voor de portefeuille mensenrechten in São Paulo.
Suplicy heeft een lange staat van dienst. Tegen het einde van de dictatuur (1964-1985) richtte hij samen met ex-president Luiz Inácio Lula da Silva en andere progressieve Brazilianen in 1980 de arbeiderspartij PT op. In 1990 werd hij als eerste senator namens de PT verkozen.
Anders dan Lula, ex-metaalarbeider en migrant uit het arme noordoosten, komt Suplicy uit een rijk milieu. Zijn moeder was een Matarazzo, kleindochter van Brazilië’s eerste grote industrieel, Francesco Matarazzo, die in 1881 als boer vanuit Italië naar Brazilië kwam en in 1937 stierf als rijkste Braziliaan met een fortuin van tien miljard dollar. Hoewel slechts één zoon het industriële complex erfde (om de boel niet uiteen te laten vallen), werden alle dertien kinderen rijk bedeeld. Suplicy, zelf achtste uit een gezin van elf kinderen, vertelt: ‘Thuis ontvingen mijn ouders rijk en arm. Mijn vader, een succesvol koffiehandelaar, was oprichter van een stichting voor scholing van jonge arbeiders en zette zich in om de sloppen die in die tijd ontstonden tegen te gaan. Ik mocht af en toe mee.’
Grote indruk op de jonge Suplicy maakte het geschreeuw van de hoertjes, wanneer ze ’s nachts door de politie in een naastgelegen park werden opgepakt en meppen kregen. ‘Als kind hoorde ik dat vanuit mijn slaapkamer en peinsde dan eindeloos hoe het kwam dat ze een paar dagen later weer teruggingen naar diezelfde plek. Als puber las ik over Copernicus en Galileo Galilei en besloot ik dat ook ik achter de waarheid aan wilde: “Waarom is onze wereld zo ongelijk?”’
In zijn jonge jaren bokste Suplicy, wat volgens sommigen de oorzaak is van zijn langzame manier van praten. Hij kwam in de ring tegen jongens uit arme milieus. ‘Dan ben je allemaal gelijk. Daar moet je gewoon goed vechten om te winnen. Dat inspireerde me om economie te gaan studeren.’
Na een studie bedrijfskunde in São Paulo promoveerde hij aan de Universiteit van Michigan en ging lesgeven aan de Fundação Getúlio Vargas in São Paulo. In 1990, na zijn eerste verkiezing tot senator, lanceerde Suplicy meteen een wetsvoorstel, waarin hij pleitte voor een negatieve belasting, die de armste Brazilianen van een minimum zou moeten voorzien.
Hoewel het voorstel vrijwel unaniem werd goedgekeurd in de Senaat bleef het in de la liggen van de Kamer van Afgevaardigden. Een aantal lokale politici besloot in die jaren wel om geld te geven aan arme families, onder de voorwaarde dat zij hun kinderen naar school lieten gaan. Die lokale initiatieven groeiden onder president Fernando Henrique Cardoso (1995-2002) uit tot een landelijke beurs, de Bolsa Escola, die in 2002 vijf miljoen families bereikte. Daarnaast werd er geld gegeven voor specifieke doelen als gas, voedsel en ter bestrijding van kinderarbeid. Geen overbodige luxe in Brazilië, dat op de derde plek in het rijtje meest ongelijke landen ter wereld stond en waar honger nog een veelvoorkomend verschijnsel was.

In 1995 ging Suplicy op bezoek in Alaska om een experiment met het basinkomen met eigen ogen te zien. In 1974 werd Jay Hammond (1922-2005) verkozen tot gouverneur van Alaska en in 1976 stelde hij met steun van de bevolking een permanent fonds in met de winst op olie en gas, waaruit sinds de jaren tachtig jaarlijks per persoon een bedrag wordt uitgekeerd: 25 procent van de royalties. In 2014 was dat zo’n achttienhonderd dollar per persoon. Suplicy: ‘Alaska is de minst ongelijke staat van de Verenigde Staten!’ Met een jeugdige blik in zijn ogen: ‘Maar het belangrijkste voordeel van het basisinkomen heb ik je nog niet genoemd. Wat is dat? De vrijheid. Het basisinkomen verschaft vrijheid.’
Amartya Sen (1933), Indiaas econoom en Nobelprijswinnaar in 1998, benoemde de link tussen armoede en onvrijheid: wie gedwongen werkt om te overleven is niet vrij. Je bent pas vrij als je werk kunt weigeren. ‘Jongens die in de sloppen als drugskoeriertjes werken zijn hun leven nooit zeker’, zegt Suplicy. ‘En we hebben nog altijd landarbeiders die met beloftes van werk en geld worden gelokt, maar uiteindelijk in de val lopen van steeds harder werken en oplopende schulden, omdat ze werkkleding en eten bij de baas moeten kopen en bedreigd worden als ze weg willen. Pas als je de mogelijkheid hebt om nee te zeggen en een cursus te volgen en beter werk te zoeken, ben je echt vrij.’
Ook Philippe van Parijs, die de flaptekst van Suplicy’s boek Renda de Cidadania schreef, gaat het om dat hogere doel: een herverdeling van het geluk dat we al dan niet gekregen hebben. In zijn boek Real Freedom for All verdedigt hij dat het nodig is om dit geluk te herverdelen om voor iedereen de echte vrijheid te bereiken. In een interview met het Belgische studentenblad Veto: ‘Er zijn jobs die vrij ondankbaar zijn, waardoor minder mensen (als ze eenmaal een basisinkomen hebben) deze willen aannemen. Wat kan er met deze jobs gebeuren? Een eerste mogelijkheid is de job te vervangen door een machine. Als dat niet kan, kun je de werkomstandigheden verbeteren en de job creatiever maken. Een laatste mogelijkheid is de lonen te verhogen. Mensen die een aangename job uitoefenen, zoals ikzelf, zullen minder betaald worden, zodat minder aangename jobs meer betaald kunnen worden. En dat is rechtvaardig.’
In 2002 kwam Suplicy met het wetsvoorstel voor een burgerinkomen, de Renda de Cidadania, waarop collega-senator Francelino Pereira zei: ‘Eduardo, het is een goed voorstel, maar laten we een paragraaf invoeren waarin we zeggen dat we het stapsgewijs invoeren, beginnend bij de armste mensen.’ Suplicy: ‘Dat was een briljant idee, want het voorstel is daarop unaniem door de Senaat en vervolgens door het hele Congres goedgekeurd!’
Voor de wel heel kleine stapjes waarmee de wet wordt ingevoerd heeft Suplicy een theoretische onderbouwing, op basis van het boek Agathotopia: The Economics of Partnership (1989) van de Engelse econoom John Edward Meade. ‘Ik baseer me op Meade’s interpretatie, die aanvankelijk zocht naar het eiland Utopia, maar het niet vond. Ten slotte vindt hij op de terugweg het eiland Agathotopia, waar de bewoners vertellen stap voor stap een goede plek voor imperfecte mensen in een perverse wereld te hebben gecreëerd. Ze weten wel waar het eiland Utopia ligt, maar die plek is alleen voor perfecte mensen. Wij doen het met de middelen die we hebben.’
President Lula zette in 2004 een handtekening onder Suplicy’s wet, waardoor Brazilië als eerste land ter wereld officieel een basisinkomen kreeg. Maar toen volgde een paradoxale ontwikkeling. De wet die Lula meteen daarop ondertekende, is de inmiddels wereldberoemde Bolsa Família, het uitkeringsstelsel voor de armste Brazilianen. Families waarin het gezinsinkomen niet boven de vijftig dollar per persoon komt, krijgen een aanvulling. Eerdere beurzen, zoals de Bolsa Escola en de bijdragen voor gas en voedsel, zijn hierin samengebracht en uitgebreid naar een kwart van de bevolking. Zo’n vijftig miljoen mensen in veertien miljoen gezinnen krijgen inmiddels steun vanuit de overheid, tot maximaal tachtig dollar per gezin per maand.
Hoewel beide wetten in elkaars verlengde lijken te liggen en de Bolsa Família een soort praktische uitvoering lijkt te zijn van het basisinkomen, dat ten slotte stapsgewijs zou worden ingevoerd, wringt hier toch de schoen.
Tatiana Britto, onderzoekster van de Universiteit van Brasilia en consultant van de Senaat, en Fábio Veras Soares, onderzoeker van het nationale sociaal-economische onderzoeksbureau ipea, hebben alle pogingen tot wetswijzigingen rond de Bolsa Família en het basisinkomen tegen het licht gehouden. Zij kwamen tot de conclusie dat geen enkel voorstel refereert aan de wet van Suplicy voor een basisinkomen voor iedereen.
Integendeel. Alle pogingen die in de laatste tien jaar door de politiek zijn gedaan om de Bolsa Família te ‘verbeteren’ (niemand durft het af te schaffen, links noch rechts) zijn er alleen op gericht om de toekenning van de uitkering aan strengere regels te laten voldoen.
Wie geld krijgt, moet er wel wat tegenoverstellen, is de gedachte. Geld krijgen is geen recht, maar een compensatie voor sociale achterstand van specifieke groepen, die ten slotte onafhankelijk moeten worden door werk. ‘Ze moeten leren vissen in plaats van de vis te krijgen.’ Het gaat bovendien niet om individuen, maar om gezinnen, waarvan de kinderen naar school moeten, vaccinaties krijgen en moeders hun zwangerschapscontroles laten uitvoeren. Fraude moet worden bestreden. Niks onvoorwaardelijkheid.
Geld geven helpt. Dat is in ieder geval wél bewezen. De geldcirculatie door de Bolsa Família heeft de plaatselijke economieën aangewakkerd en voor groei gezorgd. Ongeveer 36 miljoen mensen zouden de afgelopen tien jaar door de Bolsa Família en door andere sociale politiek (zoals de verhoging van het minimumloon) uit de armoede zijn getrokken. De ongelijkheid (op de Gini-schaal van 0 naar 1) is teruggelopen van 0.599 in 1995 naar 0.519 in 2012. En, misschien wel het beste nieuws: de Bolsa Família kost maar een half procent van het bbp van Brazilië.
Tegelijkertijd is Brazilië er nog lang niet. Het land staat onder president Rousseff nog altijd op de zestiende plaats van meest ongelijke landen ter wereld. De armste tien procent van de bevolking heeft slechts 1,1 procent van het nationale inkomen, de rijkste tien procent maar liefst 44,5 procent.
Alle reden dus om het project van Suplicy te implanteren. Immers, met het basisinkomen ben je in één klap van alle bureaucratie af. De verdeling van het geld wordt dan een onvoorwaardelijk recht. In Suplicy’s optiek zou het beginbedrag rond de 25 dollar per persoon per maand kunnen zijn, om langzaam op te lopen naar een waar minimuminkomen. Een minimumsalaris ligt in Brazilië momenteel rond de 250 dollar, maar zou eigenlijk – minstens – het dubbele moeten zijn om de basale kosten te dekken.
Het probleem is echter dat 25 dollar per maand voor tweehonderd miljoen mensen onbetaalbaar is. Dat zou namelijk ongeveer een kwart van het bbp van Brazilië beslaan en wordt daarom als onzinnig afgedaan. Daarbij wordt gemakshalve vergeten dat Suplicy wil beginnen met de armste mensen.
Suplicy’s missie lijkt daarom na een glansrijke start te zijn verzand. Zijn collega’s van de Arbeiderspartij brengen hun handen naar hun gezicht als hij het onderwerp opnieuw aansnijdt. Maar hij houdt zelf goede moed. Te midden van zijn studenten belde hij eens naar een burgemeester in de provincie São Paulo om die te overtuigen van het basisinkomen. De man zou erover nadenken. Het principe kan namelijk ook per gemeente worden ingevoerd.
President Rousseff houdt zich sinds haar verkiezing in 2010 oostindisch doof voor voorstellen rond het basisinkomen. Toen echter de bewindvoerder van solidaire economie, Paul Singer (82), tijdens een presentatie in 2013 naar senator Eduardo Suplicy wees als ‘de man van het basisinkomen’, kreeg de initiatiefnemer zelf weer goede moed.
‘Ik benaderde de president met het verzoek om dan ten minste een werkgroep in te stellen om de stapsgewijze invoering van mijn voorstel te onderzoeken’, vertelt hij. ‘Ik heb haar sindsdien wel tien brieven gestuurd, waaronder een laatste in december waarin ik zeventig namen suggereer van de grootste geleerden in ons land – economen, filosofen, sociaal wetenschappers – die zich over het vraagstuk zouden kunnen buigen. Alle 81 senatoren hebben die brief ondertekend.’
Maar Dilma Rousseff heeft het te druk met crisisberaad rond alle corruptieschandalen in staatsoliebedrijf Petrobras en de economische malaise die Brazilië momenteel treft. Suplicy laat zich evenwel niet kisten. Tijdens een bijeenkomst van de bouwsector in São Paulo afgelopen maart ging hij op de voorste rij zitten tijdens een presentatie van Rousseff. Hij vertelt: ‘Ze zei na afloop: “Eduardo, jij hier? Ik had je helemaal niet gezien met al die lichten in mijn ogen.”’
Toen hij daarop zijn voorstel over het basisinkomen noemde, zei ze: ‘Maar wat jij wilt, dat kan toch helemaal niet op dit moment? Dat is toch veel te duur?’ Ze beloofde Suplicy in juni op audiëntie te ontvangen. Suplicy tegen Rousseff: ‘Maar dan moet het wel vóór 21 juni, want dan word ik 74.’ Rousseff antwoordde: ‘Dan doen we het op je verjaardag zelf, met taart.’
Beeld: Eduardo Suplicy (midden) van de Arbeiderspartij (PT ) tijdens een demonstratie tegen president Dilma Rousseff en oliebedrijf Petrobras, São Paulo, 13 maart (Daniel Teixeira AP /HH); (2) São Paulo, 20 september 2014, Dilma Rousseff op campagne met Alexandre Padilha (links) en Eduardo Suplicy (Tiago Mazza Chiaravalloti / NurPhoto / HH)