
Molenaar Riet Meijer wijst naar de beemden voor haar watermolen, de ‘molenvloed’. ‘Bij extreme regenval kan het water hier wel een meter hoger staan dan nu en dan loopt dat hooiland dus onder.’ Net als het land aan de andere kant van de zwarthouten dubbele watermolen die is gebouwd aan weerszijden van een aftakking van de Brabantse beek de Dommel. ‘Dan zijn we echt omsloten door water.’
Het linkerrad dreef eeuwenlang een korenmolen aan (‘en kan nog altijd driehonderd kilo meel per uur malen’, zegt echtgenoot Ernst Thoolen, ‘dan staat de hele molen te schudden’), het rechter een houtzagerij die plaats heeft gemaakt voor het woonhuis en een kleine elektriciteitscentrale die stroom kan leveren voor vijf huishoudens.
Toen Meijer de vervallen molen dik twintig jaar geleden met haar man kocht, stelde het waterschap voor dat ze de molen- en stuwrechten die bij een molen horen verkocht. Maar iets zei haar dat dat niet slim was. Wilde ze er ooit weer graan malen, dan was het van belang dat ze het water konden opstuwen. ‘De rivier stroomt hier redelijk langzaam, we hebben weinig verval, dus we moeten het hebben van opstuwing.’
Wat ze toen nog niet wist, maar langzaamaan ontdekte toen zij en haar man de kapotte stuw en de korenmolen in ere hadden hersteld, was dat ook het landschap en de vegetatie veranderden door het stuwen. Ze ging op onderzoek uit en stuitte op het werk van Hans de Mars, een eco-hydroloog die in Limburg had onderzocht hoe watermolens eeuwenlang het cultuurlandschap hadden bepaald en een bijzondere natuur hadden gecreëerd. Om een molen te laten draaien is er een verval van ten minste een meter nodig. Het beekwater moest dus flink worden opgestuwd. Het landschap achter de molens was daardoor eeuwenlang een stuk natter.
Meijer: ‘Onze molen met zijn stuw, kolk en vloedlandjes die water kunnen bergen, bleek dus onderdeel van een groot en samenhangend watermolenlandschap dat zich kilometers stroomopwaarts uitstrekte en dat voor bijzondere planten en beestjes zorgde.’
Niet dat haar ‘ontdekking’ van dit bijzondere, oorspronkelijke watermolensysteem iemand iets interesseerde, vertelt ze. Dat kwam pas in de hete zomers van 2018 en 2019 toen Noord-Brabant te maken kreeg met enorme droogte, die niet alleen het gevolg was van klimaatverandering, maar ook van menselijk ingrijpen. ‘In de negentiende eeuw was het in heel Brabant dus veel natter.’ Maar door de eeuwen heen waren beken rechtgetrokken, er kwam alsmaar meer bebouwing bij waardoor de grond het regenwater minder goed kon vasthouden en na de Tweede Wereldoorlog kregen boeren vanuit de gedachte ‘nooit meer honger’ alle ruimte. Het stuwpeil bij veel molens werd verlaagd zodat de boeren al vroeg in het seizoen met hun zware machines het land op konden.
‘Nu we door klimaatverandering vaker te maken hebben met droge zomers en hevige regenbuien, maakte dat de situatie in Brabant onhoudbaar. In de zomers van 2018 en 2019 ging de natuur hier echt dood en verdroogden hele oogsten’, zegt Meijer. ‘Zijtakken van de Dommel dreigden zelfs droog te vallen.’ Toen kregen partijen ineens interesse.
Inmiddels is ze de drijvende kracht achter het project ‘Watermolenlandschappen voor klimaatadaptatie’, waarin de Molenstichting, de provincie Noord-Brabant, Waterschap De Dommel en een aantal Brabantse gemeenten samenwerken. Stonden in het stroomgebied van de Dommel vóór 1850 zo’n zestig watermolens die behalve graan maalden ook olie persten, wol verviltten en eikenbast maalden voor de leerlooierij, nu zijn er nog acht over. ‘Drie watermolenlandschappen gaan we de komende jaren zo herstellen dat ze extreme droogte kunnen voorkomen en water kunnen bergen bij extreme neerslag’, zegt Meijer.
Ze stapt in de auto om een paar kilometer verder te laten zien tot welk resultaat dat kan leiden, ‘al kan het ook hier natuurlijk altijd beter’. Ze stopt bij de Collse dubbelmolen, eveneens zwart geverfd (vroeger met teer tegen het vocht). Het is de wereldberoemde molen die Van Gogh schilderde. ‘Waarschijnlijk deed hij dat ook uit een soort nostalgie omdat watermolens in zijn tijd steeds meer uit het landschap verdwenen. Maar molens hebben sowieso een bijzondere betekenis voor mensen’, zegt Meijer. ‘We krijgen regelmatig verzoekjes om “de as van vader” bij onze molen uit te mogen strooien of van mensen die er hun huwelijk bekend willen maken.’
Niet voor niets werden (water)molens ook vaak afgebeeld op schilderijen, zoals op die van Breughel. Ze stonden symbool voor het leven, maar ook voor de verbinding tussen hemel en aarde of voor offers die gebracht moesten worden en de vervulling die daarop kon volgen, schreef de Vlaamse conservator Walter Van den Branden jaren geleden. Hij noemde molens ‘mentaal erfgoed’.
Meijer sopt met haar kaplaarzen over modderpaadjes en door drassige zeggelandjes, een speciaal soort grasland, en wijst op het broekbos en kleinschalige hooilandjes met knotwilgen en elzenhagen. ‘Hier groeien in de zomer weer zeldzame planten als slangenwortel en orchidee.’ Een waterzuinige vistrap naast de stuw zorgt ervoor dat de vissen toch de hele beek af kunnen zwemmen. ‘Grote kans dat Waterschap De Dommel alle molenaars de komende jaren gaat vragen om het waterpeil hoger te houden zodat we niet pas in juni water gaan vasthouden ter bestrijding van droge zomers, maar al in februari.’
Het Brabantse watermolenlandschap is niet de enige plek waar erfgoed ingezet wordt om hedendaagse klimaatopgaven het hoofd te bieden. Op zeker twintig plaatsen in Nederland gaat dat de komende tijd gebeuren. Amsterdam gaat bijvoorbeeld de renovatie van de kademuren van de Grimburgwal, deel van UNESCO Werelderfgoed-gebied, combineren met het winnen van thermische energie uit het oppervlaktewater van de grachten. In de kademuur wordt een warmtenet aangelegd voor de buurt. Op andere plekken krijgen de kademuren de functie van regenton om water te bergen. In Sittard wordt de Keutelbeek ‘ontkluisd’, waardoor die weer zichtbaar wordt in de stad en zo meer water kan opvangen bij fikse buien en in de zomer de stadshitte zal verminderen.
Al in 2015 maakte toenmalig minister Ingrid van Engelshoven geld vrij voor wat de Erfgoed Deal ging heten: erfgoed moest zoveel mogelijk gekoppeld worden aan maatschappelijke opgaven, zoals de klimaatproblematiek, de energietransitie en stedelijke groei en krimp. Er werd veertig miljoen euro voor drie jaar uitgetrokken: twintig miljoen van het rijk, de rest van gemeenten en provincies. De eerste van de tot nu toe twintig goedgekeurde projecten zoals die in Brabant worden nu uitgevoerd.
Dat koppelen van erfgoed aan maatschappelijke opgaven is eigenlijk bijzonder logisch, vertelt Elyze Storms-Smeets, die sinds kort buitengewoon associate professor is aan Wageningen University & Research, waar ze onder andere onderzoekt hoe kennis over erfgoed in Nederland kan bijdragen bij hedendaagse opgaven, zoals klimaatadaptatie. ‘Juist erfgoed dat zich heeft weten aan te passen, bijvoorbeeld doordat het nieuwe bestemmingen kreeg, heeft kunnen overleven.’ Die gedachte, die begin deze eeuw opkwam en vorm kreeg in het zogenoemde Belvédère-project, maakte een einde aan de vroegere mentaliteit van ‘hek eromheen en er niet meer aankomen’. ‘Nu gaan we met de Erfgoed Deal nog een stapje verder’, zegt Storms-Smeets.
Daarbij gaat het niet alleen om ‘stenen’ erfgoed of historische landschappen, maar ook om erfgoed als kennisbron. Als je naar het verleden van landschappen kijkt, zie je waar knelpunten en oplossingen liggen. ‘Neem de overstroming in Valkenburg van afgelopen zomer’, zegt Storms-Smeets. ‘Dat was in de buurt waar ik opgegroeid ben, een jaren-vijftigwijk gebouwd in de voormalige beemden langs de Geul, zeg maar de uiterwaarden van kleine rivieren en beken. Die hooilanden moesten vroeger kunnen overstromen. Met alle technologische vooruitgang dachten we dat dat niet meer nodig was. Maar dit zijn de gebieden die deze zomer het hardst zijn getroffen. Het lijkt alsof we dat soort kennis vergeten zijn. Als ik nu hoor waar de opgave van een miljoen woningen moet plaatsvinden, houd ik mijn hart vast; dat zijn opnieuw de lage delen waarvan je weet dat ze gaan overstromen. Dat is op den duur onhoudbaar.’
Een ander voorbeeld van het inzetten van erfgoedkennis is het herstellen van graften, de hagen die vroeger haaks op de steile akkertjes van kleine boeren werden geplant zodat de vruchtbare bovenlaag niet wegspoelde bij de eerste de beste hoosbui. ‘Door ruilverkaveling zijn die bosschages in de loop van de tijd verdwenen. Op verschillende plekken in Zuid-Limburg worden die nu hersteld’, aldus Storms-Smeets.

Overigens zullen we voor dat soort erfgoedlessen ook buiten de landsgrenzen moeten kijken, denkt Linde Egberts, erfgoedspecialist aan de Vrije Universiteit Amsterdam. ‘Ons klimaat wordt hier steeds mediterraner en dat heeft gevolgen. We zullen meer te maken krijgen met natuurbranden.’ We moeten ons volgens haar afvragen hoe Portugezen en Spanjaarden daar al decennia op anticiperen. ‘We weten van bepaalde regio’s dat de mensen stukken bos of hei gecontroleerd afbranden omdat jong gewas minder makkelijk vlam vat dan oud. Een mozaïek van planten en bomen van verschillende ouderdom dient daar bijvoorbeeld als buffer tegen het verspreiden van vuur. Bij ons zijn sparren en hei vaak allemaal even oud en dus even droog en brandbaar. Afwisseling is goed ter voorkoming van bosbranden én beter voor de biodiversiteit.’
Klimaatverandering zal ook drastische ingrepen in het landschap vereisen. ‘Wind- en zonneparken en dijkverzwaringen zullen het historische cultuurlandschap aantasten. Terwijl dat landschap, onze buitenruimte, is wat we met elkaar delen’, zegt Yvonne Ploum, directeur van de Erfgoedacademie die professionals die werkzaam zijn in de openbare ruimte bijspijkert waar het erfgoed betreft. ‘Dat is de plek die je gezamenlijk kent en waar je je thuis voelt; dat is wat we delen en wat onze identiteit bepaalt.’
De grote infrastructurele ingrepen vanwege de energietransitie zullen volgens haar, net als vroeger bij de aanleg van treinsporen, veel protest met zich meebrengen, iets wat we nu ook al zien. Die beleving van de identiteit moet je volgens haar serieus nemen en mee laten wegen in het beleid. ‘Alleen dan kun je die transitieprojecten liefdevol laten landen. Mensen moeten zich kunnen blijven herkennen in het landschap.’ Erfgoed kan een smeermiddel zijn. ‘Want het mooie van erfgoed is: niemand is tegen. Niemand zegt ooit: slopen, dat kasteel!’
Katwijk is een mooi voorbeeld van hoe dat kan uitpakken, vult wetenschapper Egberts aan. Het Zuid-Hollandse vissersplaatsje ‘was een van de weinige dorpen dat, net als Monnickendam, buitendijks lag’, vertelt ze. ‘Het was daarnaast voor de hele regio een zwakke plek in de kustverdediging. De dijk zou dus verhoogd en verzwaard moeten worden, maar deze lag midden tussen de huizen. Veel mensen denken dan dat je er gewoon een paar kruiwagens zand op kiepert, maar de voet van de dijk moet dan ook verzwaard worden en dat betekent dat dijken zo twintig tot dertig meter breder uitvallen. Dijkhuisjes en monumenten sneuvelen in zulke gevallen.’
In Katwijk is een aantal scenario’s voorgelegd aan bewoners, waarbij men koos voor een nieuwe dijk langs het strand. Uit gesprekken bleek eerder dat ‘zeezicht’ heel belangrijk was voor de gemeenschap. ‘Die binding met zee is voor zo’n vissersdorp erfgoedwaarde.’ Omdat het dorp ook kampte met een enorm parkeerprobleem vroegen bewoners of dat niet meegenomen kon worden. Egberts: ‘Uiteindelijk is een dijk in het duin gebouwd die ook een parkeergarage herbergt. Door een heel brede zanddijk aan te leggen kon die veel lager uitvallen dan wanneer het een asfaltdijk was geworden; zand vertraagt het water bij oprukkende zee. Daardoor kon Katwijk min of meer zijn zicht op zee behouden. En het mooie is: dat was ook de beste optie voor de regio.’
We kunnen volgens Egberts dus veel opsteken van erfgoed, maar tegelijkertijd moeten we ons ook realiseren dat we veel zaken zullen kwijtraken. ‘Ik ben de laatste die zegt: let’s surf the wave, erfgoed gaat alleen maar helpen klimaatproblemen het hoofd te bieden. Nee, er wordt ook veel erfgoed bedreigd. We zullen ook als een soort Marie Kondo naar ons materieel erfgoed moeten kijken – ‘what sparks joy?’ – en moeten selecteren. We zullen moeten leren leven in beschadigde landschappen. En ruimte nemen voor afscheid en rouw.’
De architecten van het nieuwe Rotterdams Centraal Station hebben dat volgens haar prachtig gedaan. De letters van ‘Centraal Station’ vormden de laatste weken het woord ‘traanlaten’ – als gebaar van afscheid. De jaren-zeventigkunst en ornamenten uit het oude stationsgebouw zijn in het nieuwe ontwerp verwerkt. ‘Dat maakt het makkelijker om het nieuwe te omarmen’, vindt Egberts.
De vraag is natuurlijk hoe je dan dat erfgoed selecteert. Wat is het en wie bepaalt dat? Elyze Storms-Smeets hoeft er niet lang over na te denken: ‘Erfgoed is dat wat wij mensen belangrijk vinden. Rijksmonumenten hebben een juridisch beschermde status, die zijn minstens vijftig jaar oud, zo’n twee generaties. Maar ik moet zeggen dat we tegenwoordig breder kijken en het hele historische landschap meenemen.’
Linde Egberts behoort naar eigen zeggen tot de kritische erfgoedwetenschappers die ook die vraag wat erfgoed eigenlijk is niet klakkeloos willen beantwoorden. Want van wie is het erfgoed en hoe inclusief is die keuze tot stand gekomen? In hoeverre is dat wat tot erfgoed is bestempeld door de huidige machtsstructuren bepaald?
‘Erfgoed vormt de groepsidentiteit en kan helpen om je verbonden te voelen met de gemeenschap waarin je leeft.’ Daarom is participatie van bewoners belangrijk bij het selecteren van wat erfgoed is en welke bestemming het moet krijgen, vindt ze. ‘En dat geldt ook voor groepen Nederlanders wier stem normaal niet zo gehoord wordt bij dit soort zaken.’ Het luisteren naar leken wordt volgens haar nog een hele opgave voor erfgoedexperts.
En niet iedereen is het met elkaar eens, merkt Jephta Dullaart, adviseur bij de Erfgoed Deal. ‘Bij het ene project zijn burgers overwegend blij en boeren heel kritisch. Bij andere projecten is het andersom. Daarom kosten dit soort projecten ook geld. Behalve voor het herstel van erfgoed en aanleg van bijvoorbeeld vistrappen, moeten gemeenten soms stukken land opkopen.’
Of zoals in Sittard, waar bewoners een halve meter van hun tuin moesten opofferen voor de bredere bedding van de beek en het wandelpad ernaast. ‘We hebben landelijk net de grote campagne “Ruimte voor de rivieren” afgerond en dat heeft een duidelijk effect gehad’, zegt Dullaart. ‘Het is een van de redenen geweest waarom de overstroming van afgelopen zomer in Nederland minder dramatisch was dan in België en Duitsland. Maar nu moeten we ook de kleine rivieren en beken aanpakken.’ De situatie is daar volgens hem wel heel anders. ‘Je hebt te maken met veel smallere dalen, meer ruimtegebrek.’ De onderhandelingen met bewoners zullen dan ook meer tijd vragen.
Roel Goossens weet alles van bewonersparticipatie. Hij werkt via het ontwerpbureau van de gemeente Sittard-Geleen aan het programma Zitterd Climate Proof, het eerste project dat met steun van de Erfgoed Deal al bijna helemaal is gerealiseerd. Tijdens een stadswandeling laat hij zien hoe Sittard-Geleen zich met behulp van erfgoed aanpast aan de klimaatverandering. En waarover hij met alle betrokkenen heeft moeten discussiëren.
We staan aan het Schootsveld, een open grasveld waar vroeger kanonnen konden staan maar waar ook de was werd gedroogd, net buiten de oude stadswal met geknotte lindes. Ertegenover de ‘ontkluisde’ Keutelbeek. De beek die onder de stad loopt is hier recent weer open gemaakt waardoor hij meer ruimte heeft gekregen. ‘Het is niet gelukt om hem helemaal open te maken’, zegt Goossens met spijt. Maar verderop, waar de Voorstad de Parklaan kruist, zal de straat opengebroken worden en de beek ook daar meer ruimte krijgen en weer zichtbaar zijn. ‘Technisch gezien een hele klus’, zegt Goossens. ‘Maar ook qua bewonersparticipatie: die beek stroomt direct langs hun perceel. Soms moeten bomen wijken, wat ook een lastig verhaal is: je bent bezig met klimaat en dan ga je bomen kappen. Maar er komt al met al meer groen voor terug.’
Verderop langs de Parklaan was de beek al zichtbaar maar moest hij verbreed worden en meer gaan meanderen. ‘Zodat je in bochtjes slibophoping krijgt en er microklimaatjes ontstaan in de bochten waar het water langzaam stroomt.’ Huiseigenaren aan deze straat staan niet te trappelen. ‘Maar na de overstroming in Valkenburg maakt de stresstest die we voor de stad ontwikkelden meer indruk. Het water stond hier toen ook een meter hoger, tot aan de tuinen. Mensen willen droge voeten houden en de kans op overstroming is hier echt aanwezig.’ De ontkluisde beek zal ‘met zijn groene casco’, zoals Goossens het noemt, de hitte lokaal met één à twee graden kunnen verminderen, schat hij. ‘Maar zo’n beek werkt ook psychologisch: je ziet het water stromen, je hoort het ruisen, je voelt een briesje, waardoor het ook koeler zal voelen.’
Aan het eind van de Parklaan ligt het net gerestaureerde stadspark dat in de jaren twintig ontworpen werd door Dirk Tersteeg, opdat ‘het volk’ dat geen tuin had ‘zich kon verpozen’. Openbaar groen was een nieuw fenomeen. Het metselwerk van perken en bankjes is hersteld en landschapsachtige slingerende paden zijn opnieuw aangelegd, net als de ‘parkkamers’, door hagen of paden gecreëerde compartimenten. De met struiken overwoekerde beek krijgt ook hier meer ruimte, zichtbaar gemaakt en meer bij het park betrokken. ‘We zien dat het park meteen veel intensiever gebruikt wordt om te recreëren’, zegt Goossens. Al zullen de lockdowns uit het recente verleden daar ook een rol in spelen.
Graafmachines zijn druk bezig bij de plek waar een groot ondergronds bassin is aangelegd om als bufferbak te dienen voor zowel de Keutel- als de Molenbeek die hier bij elkaar komen. Een oude stuw is hersteld, de oude watermolen levert elektriciteit voor de horeca die in het molengebouw huist en er is een waterzuinige vistrap aangelegd.
Sittard kan door het project volgens Goossens straks een ‘T-100-bui’ verwerken, een bui die op deze plek statistisch gezien eens in de honderd jaar zou kunnen voorkomen. ‘Dat komt neer op 48 kubieke meter water dat per seconde door de beek stroomt. Dat is een toename aan capaciteit van rond de veertig procent.’
Hoewel het heel wat overleg en overtuigingskracht heeft gevraagd, mag het klimaatproject wel een succes genoemd worden, vindt Goossens. Hij is ervan overtuigd dat dat komt door de koppeling klimaatadaptatie en erfgoedherstel. ‘Maar mensen staan daar na Valkenburg ook meer voor open. Wat dat aangaat is de overstroming van de Geul een wake-upcall geweest.’